LITERATUUR IOPZ
– Inclusief Onderwijs en Passende Zorg in de context van toenemende diversiteit –
In dit document zijn alle artikelen samengevat die tentamenstof zijn voor het vak Inclu-
sief Onderwijs en Passende Zorg. Deze cursus wordt gegeven aan de Universiteit
Utrecht, Pedagogische Wetenschappen, Jaar 3, Blok 1, maar kan ook als bijvak ge-
volgd worden.
INHOUD
HOORCOLLEGE 1 ............................................................................................................... 2
Cantor, P., Osher, D., Berg, J., Steyer, L., & Rose, T. (2019). ........................................... 2
Ledoux, G. & Waslander, S. m.m.v. Eimers, T. (2020). ...................................................... 3
HOORCOLLEGE 2 ............................................................................................................... 6
Hinshaw, S. P. (2018). ....................................................................................................... 6
Howard, J. L., Bureau, J. S., Guay, F., Chong, J. X. Y., Ryan, R. M. (2021). ..................... 6
Inspectie van het onderwijs (2019)..................................................................................... 9
Snowling, M. J., Hulme, C., & Nation, K. (2020). ...............................................................10
HOORCOLLEGE 3 ..............................................................................................................11
Guralnick, M. (2017). ........................................................................................................11
Olusanya BO, Davis AC, Wertlieb D, Boo N-Y, Nair M, Halpern R, et al. (2018). ..............12
HOORCOLLEGE 4 ..............................................................................................................13
Snowling, M.J., Hayiou-Thomas, M.E., Nash, H.M. & Hulme, C. (2020)............................13
Eadie, P., Conway, L., Hallenstein, B., Mensah, F., McKean, C. & Reilly, S. (2018). ........14
Rogde, K., Melby-Lervåg, M.L., & Lervåg, A. (2016) .........................................................15
Kelso K, Whitworth A, Parsons R, & Leitão S (2020). .......................................................16
HOORCOLLEGE 5 ..............................................................................................................16
Graham, L. J., & Jahnukainen, M. (2011). .........................................................................16
OECD (2012). ...................................................................................................................18
Rix, J., Sheehy, K., Fletcher-Campbell, F., Crisp, M., & Harper, A. (2013). .......................18
Takala, M., Raija Pirttimaa, R., & Törmänen, M. (2009). ...................................................19
HOORCOLLEGE 6 ..............................................................................................................20
Fischer, K.W. (2009) .........................................................................................................20
Leseman, P. P. M. (2019) .................................................................................................21
Hammond, Z. (2020). ........................................................................................................23
Uncapher, M.R. (2018).. ...................................................................................................24
1
,HOORCOLLEGE 1
Cantor, P., Osher, D., Berg, J., Steyer, L., & Rose, T. (2019). Malleability, plasticity, and indi-
viduality: How children learn and develop in context. Applied Developmental Science, 23(4),
307-337. https://www.tandfonline.com/action/showCitFor-
mats?doi=10.1080/10888691.2017.1398649
De wetenschap van leren en ontwikkeling:
1. De menselijke ontwikkeling is afhankelijk van de wederzijdse relaties tussen genen, rela-
ties, culturele invloeden en omgevingsinvloeden.
2. Elke individuele ontwikkeling is een dynamische progressie door de tijd heen. Het mense-
lijk brein ontwikkeld continu (neurale plasticiteit). Dit is afhankelijk van sociale, affectieve,
cognitieve en emotionele processen.
3. De menselijke relaties is een primair proces waardoor biologische en contextuele factoren
elkaar wederzijds versterken. Positieve relaties zorgen hierin voor een gezonde ontwikke-
ling.
4. Alle kinderen zijn kwetsbaar voor risico’s en tegenslagen. Micro- en macro-omgevingen
kunnen veerkracht bevorderen en een gezonde ontwikkeling en leren versnellen.
5. Mensen kunnen hun eigen leerproces beïnvloeden door neurale, relationele en contextu-
ele processen die samenkomen. Op deze manier is het dus mogelijk om door het ontwer-
pen van gepersonaliseerd onderwijs en geschikte leeromgevingen de ontwikkeling van het
kind te ondersteunen.
Ontwikkelingssysteemtheorieën helpen bij het beter begrijpen en ondersteunen van de ge-
zonde ontwikkeling en het leren van alle kinderen. Deze theorieën zijn opgebouwd rond 2
basisprincipes: de interactie tussen individu en context in het produceren van gedrag en de
variabiliteit en stabiliteit in prestaties. Deze 2 basisprincipes leveren belangrijke informatie voor
het begrijpen van menselijke ontwikkeling.
Er zijn veel verschillende disciplines die onderzoeken hoe mensen ontwikkelen in context. In
dit artikel worden al die verschillende disciplines samengevoegd tot een ontwikkelingssysteem.
De verschillende factoren die invloed hebben op de ontwikkeling zijn:
- Epigenetica. Genen en relaties staan niet los van elkaar maar beïnvloeden elkaar. Epige-
netica is het biologische proces waardoor de omgeving en ervaringen die men opdoet,
invloed hebben op leren, gedrag, neurale integratie en gezondheid door het hele leven.
- Neurale flexibiliteit en plasticiteit van de hersenen. De ontwikkeling van de hersenen
is afhankelijk van ervaringen die men opdoet in de kindertijd en adolescentie. Als deze
ervaringen positief zijn en stressvolle ervaringen niet overheersen, worden de hersenen
meer geïntegreerd en zijn verbindingen beter.
- Dynamische ontwikkeling en leren van complexe vaardigheden = het vermogen van
het menselijk brein om op een georganiseerde manier in een specifieke context te hande-
len.
- Relaties en gehechtheid. Relationele integratie (sterke connecties die elkaars autonomie
en individualiteit respecteren) bevordert neurale integratie wat leidt tot een betere ontwik-
keling van de hersenen. Positieve relaties worden gekenmerkt door warmte, consistentie,
afstemming, wederkerigheid en gedeelde activiteiten.
- Zelfregulering = een fundamentele reeks van vaardigheden die helpen bij het beheren
van cognitie, emotie, aandacht en actie en gericht gedrag ondersteunen. Zelfregulering is
cruciaal voor een goede sociale, emotionele, cognitieve, academische, financiële en ge-
zondheidsontwikkeling.
- Individualiteit = individuen verschillen in hoe ze leren, zich gedragen en ontwikkelen.
Deze processen zijn namelijk afhankelijk van de context. Dit houdt ook in dat er niet slechts
2
, 1 ideaal ontwikkelingsverloop is voor iedereen, maar er meerdere verlopen zijn die leiden
tot gezonde ontwikkeling, academisch succes en veerkracht.
- Wetenschap van leren. In het constructieve ontwikkelingsraamwerk wordt het kind gezien
als een actieve actor in zijn eigen leerproces. In dit raamwerk wordt het integratieve ka-
rakter van affectieve, cognitieve, sociale en emotionele processen van het kind benadrukt.
o Deze processen hebben invloed op het leren en worden beïnvloed door andere in-
terne bronnen die kinderen inbrengen om te leren (bijv. voorkennis en ervaring).
Voorkennis en ervaring hebben invloed op hoe nieuwe informatie verwerkt wordt.
o Motivatie = een psychologisch proces dat bepaalt of mensen aan een taak beginnen,
volharden als ze eenmaal begonnen zijn en voldoende mentale inspanning investeren
om te slagen. Motivatie is een kerncomponent als het gaat om leren.
o Metacognitie = het bewustzijn van het eigen denken en leren. Dit zorgt ervoor dat
mensen de strategieën kunnen selecteren die passend zijn bij de leertaken.
o Voorgaande componenten zijn interne processen die invloed hebben op leren. Daar-
naast zijn er ook nog externe componenten (CFL = conditions for learning) die in-
vloed hebben, zoals relaties, fysieke en emotionele veiligheid en het gevoel van erbij
horen. Negatieve CFL kan angst en stress veroorzaken en concentratie etc. beïnvloe-
den en positieve CFL kan zorgen voor een betere focus en verwerking van nieuwe
informatie. Een kerncomponent binnen CFL is de relatie tussen student en docent.
o Culturele vaardigheden en responsiviteit = overeenstemmende houdingen, gedra-
gingen en beleid die docenten in staat stellen effectief te werken in multiculturele in-
teracties.
o Het ontwerp van lessen en leerplannen. Deze moeten de actieve betrokkenheid van
leerlingen bevorderen, de pedagogiek van armoede bestrijden en academische capa-
citeit en effectiviteit ondersteunen. Dit moet voldoende uitdaging, ondersteuning en
feedback omvatten en aansluiten bij de behoeften en kennis van de leerling.
- Dynamiek van stress en tegenspoed. Verschillende soorten van stress (waaronder mis-
handeling en verwaarlozing) kunnen invloed hebben op de ontwikkeling van kinderen. Po-
sitieve stress leidt tot een positieve ontwikkeling (voldoende ondersteuning van een signi-
ficante ander). Toxische stress beïnvloedt de ontwikkeling negatief door een gebrek aan
ondersteuning. Er is een sterk verband tussen tegenspoed in de kindertijd en het risico op
negatieve gezondheidsuitkomsten, sociale of emotionele uitkomsten. Chronische stress
kan ervoor zorgen dat kinderen negatief beïnvloed worden in hun leerontwikkeling.
- Veerkracht = een biopsychosociaal ecologisch proces op meerdere niveaus waarin stimu-
lerende interne en externe systemen integreren om het potentieel voor positieve resultaten
te bevorderen. Het gaat hierbij om het goed aan kunnen passen aan stressvolle situaties.
Van belang hierbij zijn ondersteunende relaties (minstens 1 stabiele en responsieve relatie
met een volwassene).
Ledoux, G. & Waslander, S. m.m.v. Eimers, T. (2020). Evaluatie Passend Onderwijs. Eind-
rapport Mei 2020. Amsterdam: Kohnstamm Instituut | Tilburg: TIAS School for Business and
Society, Tilburg University| Nijmegen: KBA. (Rapport 1047, projectnummer 20689)
In 2014 werd het Passend onderwijs ingevoerd, bedoeld voor leerlingen die extra ondersteu-
ning nodig hebben. Dit rapport is een evaluatie van de eerste 5 jaar Passend onderwijs.
Waarom passend onderwijs?
- Decentralisatie: de regionaal georganiseerde samenwerkingsverbanden van scholen be-
palen wie welke ondersteuning krijgt in plaats van de centrale overheid. Een samenwer-
kingsverband wordt gevormd door schoolbesturen uit een regio.
3