Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Methodologie 1 hoorcollege 1 t/m 11 samenvatting €6,78   Ajouter au panier

Notes de cours

Methodologie 1 hoorcollege 1 t/m 11 samenvatting

2 revues
 168 vues  9 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Alle aantekeningen van de hoorcolleges van methodologie 1 t/m 11. In het document staat een samenvatting van alle hoorcolleges. In de colleges wordt het boek 'Research Methods in Psychology' behandeld. Hier heb ik niet apart aantekeningen van, omdat ik de uitleg van Sander Los veel duidelijker vind...

[Montrer plus]
Dernier document publié: 3 année de cela

Aperçu 5 sur 19  pages

  • 1 octobre 2021
  • 17 octobre 2021
  • 19
  • 2021/2022
  • Notes de cours
  • Sander los
  • 1 t/m 11

2  revues

review-writer-avatar

Par: Aribas13 • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: MaartenDH • 2 année de cela

avatar-seller
Methodologie 1
Hoorcollege 1 – wat is wetenschap?
Verschillende disciplines in wetenschap:
- Arts (studies die kijken naar cultuur, bijvoorbeeld geschiedenis, literatuur etc.)  Bachelor of arts.
- Sciences (Studies die kijken naar de wetenschappelijke methodes, bijvoorbeeld natuurlijke, sociale en formele
wetenschap).  Bachelor of Sciences.
Formele wetenschappen zijn niet empirisch gemaakt en maken niet strikt gebruik van de wetenschappelijke
methode. Hierdoor is er een verschil tussen empirisch en formeel redeneren.

Empirisch versus formeel:
1. Venus is dichter bij de zon dan de aarde
2. Mars is dichter bij de zon dan Venus
3. Mars is dichter bij de zon dan de aarde
Uitspraak 2 is foutief (empirisch incorrect). Er moet gekeken worden naar het waarheidsgehalte van de premisse
(eerste twee beweringen).
Als deze allebei waar zijn, kan het niet anders zijn dat premisse 3 ook goed is.
Dus wanneer de twee premisses goed zijn, is de derde premisse ook goed, dus is de uitspraak formeel correct.
We weten nu dat de tweede premisse niet goed is, dus is de uitspraak empirisch incorrect.

Empirische component  We verzamelen nieuwe data waarin we geïnteresseerd zijn.
Formeel  We gaan op basis van deze data redeneren om te komen tot de juiste conclusie.
Empirische wetenschappen = Natuurkunde (karakteristieken), biologie (leven en verschijningsvormen van
leven), geneeskunde (kijken naar invloed van ziektes op mensen), psychologie (kijkt naar gedrag en mentale
toestanden).
Deze disciplines maken allemaal gebruik van de wetenschappelijke methode
Wetenschappelijke methode
Er zijn andere bronnen van kennis die in het verleden veelvuldig zijn toegepast en lijken terug te keren. Deze bronnen
zijn wetenschappelijk niet acceptabel.
o Kennis gebaseerd op vasthoudendheid/ volhardendheid (tenacity). Zijn niet corrigeerbare overtuigingen.
Bijvoorbeeld: “ik heb het zo geleerd, dus ik ga het niet aanpassen en blijf dit geloven”.
o Kennis gebaseerd op intuïtie. “Mijn onderbuik geeft dit gevoel, dus ik pas het niet aan”.
o Kennis gebaseerd op autoriteit. Autoriteiten binnen de wetenschap hebben veel verstand van hun eigen
expertise. Het is daarom handig om ernaar te luisteren, maar je kan niet zeggen dat het echt zo kan zijn. Je
moet een goed argument geven om erin te geloven.
Wel acceptabel in de wetenschap:
o Kennis gebaseerd op empirisme. Systematische observaties in de wereld.
o Kennis gebaseerd op rationalisme. Een formeel correct argument kunnen opstellen waar jouw conclusie
uitrolt.
Wetenschap is een manier van denken die gekarakteriseerd wordt door een voortdurende interactie tussen rationele
denkprocessen en empirische observaties.  Hoe is de huidige wetenschappelijke denkwijze bestaan?
We focussen op de astronomie, omdat dit een lange geschiedenis betreft en het een standaardmodel heeft voor de
wetenschappelijke ontwikkeling.
Vroeger ook al kennis gebaseerd op de wetenschappelijke methode (1700). Daarvoor werd het gebaseerd op de
autoriteiten/ de bijbel (1600).
Iemand rond 1600 geloofde in veel dingen, zoals in hekserijen, magie, planten de werking van medicijn, metalen
veranderen in goud, leven kon spontaan genereren, tekens van de natuur, aarde in het centrum van het zonnestelsel.


1

,Vanaf 1700 geloofden de mensen hier niet meer in, want er was te weinig kennis voor. Er was dus sprake van een
wetenschappelijke revolutie.
Wetenschappers
Plato  Ideeënleer = aangeboren kennis is goddelijk ingegeven. Observaties moeten worden gewantrouwd, want dit
levert geen echte kennis op. Nieuwe kennis komt voort door correcte redenering van bestaande data. Logica en
geometrie. Sterk sprake van rationalisme (formeel redeneren).
Aristoteles  Kennis komt van ideeën, maar ook van observaties. Interesse in verklaren van dingen die je om ons
heen kon waarnemen (bijvoorbeeld een regenboog). Zonder observaties kom je er niet.
Deductie = Je leidt nieuwe kennis af van zekere waarheden. (Ware bron van kennis)
Inductie = Op basis van observaties generaliseren (veel witte zwanen gezien, dus denkt dat alle
zwanen wit zijn, maar we kunnen niet zeker weten dat deze generalisatie waar is, want we
kunnen ook een zwarte zwaan zien).
Na Aristoteles kwam Alexander de grote. Hier ontstond het Hellenisme. Karel had een groot rijk en moest mensen
aanwijzen om gebieden te kunnen regeren. Dit deed hij op een Griekse manier, waardoor mensen deze ideeën
meekregen. Een nieuwe stad ontstond (Alexandria) in Egypte. Dit werd het centrum voor wetenschap.
Deze stad had andere kenmerken dan de wetenschap in Athene:
- Focus op astronomie en geografie.
- Oefenen op betere observatietechnieken.
- Geen focus op redeneringen (rationalisme in het gedrang en sterk empirisme).
Uitvinding van het getal 0 in de Islamitische civilisatie was een hoogtepunt in de wetenschap. 8650 kon namelijk een
waarde door de nul krijgen. Getallen kregen namelijk een bepaalde betekenis. Getallen konden systematischer worden
weergegeven.

Copernicus ontdekte dat de zon in het midden van het zonnestelsel stond.
Galileo Galilei stond aan de top van de toren van Pisa en ging kijken welk object als eerste de grond raakte. Dit was
een accurate observatie. De objecten varieerden, maar vielen even snel. Hij zocht naar een manier om de val te kunnen
laten vertragen, zodat hij een beter beeld had. Dit deed hij door een ding met belletjes, zodat hij het kon horen.
Newton ontdekte de zwaartekracht. Dit was een formele theorie die alle observaties bevatte.
Wat is er dus veranderd:
ATHENE  hier hielden ze niet van observaties, het ging echt alleen om het redeneren.
ALEXANDRIA  Hier waren ze meer gericht op observaties en ging het minder om het redeneren.
MODERNE WETENSCHAPPEN  Theorieën worden getest door observaties. Het is een zelf-correctie, want de
zwakke theorieën verdwijnen. Ons denken werd moderner.
Vandaag de dag zijn er veel mensen die bijdragen aan de wetenschap:
1. Je zoekt een interesse en zoekt hierbij de literatuur.
2. Je formuleert een onderzoeksvraag en een methode.
3. Je zoekt alles uit en analyseert alle data.
4. Je laat je gevonden ideeën horen in een artikel/ op een poster sessie of op een conferentie.
Naast een publicaties kun je ook via een boek communiceren, via review artikelen of via een
onderzoeksverslag.
Peer review process:
1- Je stuurt je manuscript op naar het tijdschrift waar je in wilt komen.
2- De editor controleert of het goed genoeg is voor het tijdschrift en stuurt het naar collega’s van het vakgebied om het
te beoordelen.
3- Dit wordt teruggestuurd. Dit kan een acceptatie of een afwijzing zijn.



Hoorcollege 2
Filosofie  Wordt gerekend tot de arts wetenschappen. De moeder van alle wetenschappen, want veel disciplines zijn
hieruit voorgekomen. Grieken dachten na en dit zijn nog kernonderdelen van de filosofie.
Dit kan je ook een meta-wetenschap noemen, want bestudeert de beginselen en implicaties van de wetenschap.


2

,Assumpties (uitspraak die we voor lief nemen) van wetenschap:
- Er bestaat een werkelijkheid, de werkelijkheid is dat wat wij maken uit ons denken.
- De werkelijkheid is geordend.
- De ordening van de werkelijkheid kunnen we ontdekken (door observaties en nadenken).
- De orde is nooit definitief  Hoe goed een theorie ook is, hij kan altijd beperkt blijken te zijn en een zwakte kennen.
Realiteit en construct
Observeerbaar (realiteit) Niet observeerbaar (construct)
o Data (feiten en fenomenen) o Zwaartekracht/ intelligentie
o Dat was is gevonden/ observeerbaar is o Niet te zien, maar wordt wel vaak benoemd.
o Staat in de resultatensectie van een artikel o Onzichtbare wereld.
o We hebben gevonden o Staat vaak in de introductie of in de discussie
o We hebben geobserveerd o We nemen aan
o We concluderen

Construct  Gebaseerd op data benoemen we iets, bijvoorbeeld wanneer je zegt “zij is intelligent”. Je baseert het op
de onzichtbare wereld. Wordt vaak gedaan alsof het construct de realiteit is.
Hypothese  Een vermoede over de werkelijkheid, een toetsbare verklaring van fenomenen, mini-theorie.
De hypothese moet toetsbaar zijn, want anders is het geen wetenschap. Om een hypothese te toetsen
moet er een voorspellen vandaan komen.
Als de hypothese juist is, moet er een bepaald datapatroon te zien zijn  predictie.
Van algemene hypothese naar zekerdere predictie.
Verschil hypothese en predictie  hypothese is niet persé observeerbaar en een predictie is wat we uit de hypothese
afleiden en dit is een observeerbaar iets. Als de hypothese juist is, moeten we dingen kunnen observeren en dit is dan
de predictie
Inductie
Data

Hypothese



Theorie  Een systeem van logisch geordende constructen over een bepaald realiteitsgebied. Data bepaald lot.
- Mogen geen tegenspraken zijn in een theorie
- Altijd deelhypotheses moeten kunnen worden afgeleid die we moeten kunnen onderzoeken.
- Hij moet falsifieerbaar zijn en elegant/ zuinig zijn (simpelste theorie).
Verificatie en falsificatie
Als we data voorspellen, maar de uiteindelijke data liggen ver van de verwachting  falsifiëren. Als de theorie juist
is, moet er een data patroon komen. In de toets komt de predictie niet uit, dus is de theorie niet juist. De theorie moet
of verworpen worden of de worden aangepast.
Als de data precies overeenkomt met de predictie  verificatie. We kunnen nu alsnog niet met zekerheid zeggen dat
de hypothese/ de theorie klopt (logische asymmetrie door logisch argument).
Logisch argument:
Propositie  uitspraak die waar of niet waar kan zijn.
Boven de streep premisse (aannemen dat ze juist zijn).
Conclusie staat onder de ‘bottom line’.
4 argumenten:
Conditioneel argument (begint met IF)  Antecedent is Q en de consequent is R.
1. IF Q THEN R 1. IF Q THEN R
2. Q (vu) 2. R (amsterdam)
3. R (Amsterdam) 3. Q (vu)

 Bevestiging van de antencedent  Bevestiging van de consequent


3

, 1. IF Q THEN R 1. IF Q THEN R
2. ~ Q (vu) 2. ~ R (Amsterdam)
3. ~ R (Amsterdam) 3. ~ Q (vu)
 Ontkenning van de antencedent  Ontkenning van de consequent




We willen een valide argument met een conclusie waarbij de hypothese juist is of waarbij de hypothese niet juist is.
We kunnen wel een argument opstellen waarbij H de conclusie is. De bevestiging van een consequent kan eigenlijk
niet, maar wel bij een dubbele ontkenning.
Deductief argument  De conclusie is ~H zeker, zodat de premisse waar is. 100% zeker argument
Inductief argument  De conclusie is waarschijnlijk H. Je bent dus niet 100% zeker.
Achilleshiel van de wetenschap  We kunnen nooit met de conclusie zeggen dat het waar is. Falsifiëren kan wel
(deductief argument). Verifiëren kan nooit met zekerheid (inductief argument).
Een goede theorie biedt veel mogelijkheid voor falsificatie. Het leidt dan ook tot ‘bold predictions’. Dit betekent dat
mensen verbaasd zijn over je bevindingen/ de uitkomsten van je theorie:
A. Volgend jaar zal de zomer warmer zijn dan de lente
B. Volgend jaar zal de zomer kouder zijn dan de lente  Bold prediction. (Geeft sterkere steun aan predictie).
Kritisch experiment  onderscheid tussen theorieën, waarbij er uiteindelijk één afvalt. Een kritisch argument was er
één tussen Newton en Einstein wat ging over zwaartekracht. Einstein zijn theorie was meer consistent en werd
bevestigd en de theorie van Newton werd gefalsifieerd.
Pseudowetenschap:
1- Zijn vaak niet falsifieerbare ideeën.  “Leer Frans terwijl je slaapt!”
2- Gebaseerd op ‘incidental observation’  “Val af door hypnose!”
3- Weerstand tegen wetenschappelijk onderzoek  “Ontwikkel je verborgen psychische krachten!”
4- Negeren van bewijs ertegen.
 Wanneer één van deze dingen al aanwezig is, kun je het geen wetenschap meer noemen.



Hoorcollege 3
Variabelen moet je altijd kunnen definiëren  Iets wat verschillende waarden/ niveaus kan aannemen.
Variabele Waarde
Geslacht Man, Vrouw, Intersex
VU-faculteiten Psychologie, pedagogiek, geografie
Reactietijd Infinite values

Gemeten variabele  Deze verkrijgen we door een proefpersoon te observeren. Deze persoon levert de gegevens,
bijvoorbeeld IQ of het stressgehalte meten.
Gemanipuleerde variabele  Hierbij wordt niet gekeken naar de proefpersoon. Deze zijn door de onderzoeker
gemanipuleerd. Bijvoorbeeld echte drugs vs. een placebo (dit wordt door de onderzoeker bepaald, de proefpersoon
staat hierbuiten).

Er zijn tal van variabelen die onobserveerbaar zijn, bijvoorbeeld intelligentie of bindingsangst. Dit wordt ook wel een
construct genoemd. Dit construct kan wel meetbaar gemaakt worden. Dit wordt een operationele definitie genoemd.
Een construct kan ook gemanipuleerd worden.
Je kunt niet zeggen dat de operationele definitie het construct is, want het maakt het alleen mogelijk om het construct
te meten.
Claims  Wat zegt het onderzoek?
- Frequentie claim = 13,2% van de autobestuurders rijden onder invloed van drank in de nacht.
4

, - Associatie claim = bestaat een verband, hoe meer alcohol, hoe slechter het rijgedrag. Dit kan andersom ook.
- Causale claim = oorzaak/ gevolg, een hoger alcoholgehalte in het bloed leidt tot een slechtere rijprestatie.
Voor een associatie claim is het van belang om een scatterplot te maken. Hierdoor kan je goed een verband tussen
twee variabelen zien. Wel is de vraag = kan je dit kwantificeren?
Correlatiecoëfficiënt (r)  De mate waarop iets lineair in verband is, altijd een waarde tussen de -1 en de +1
De absolute waarde geeft de sterkte van de associatie.
Het teken geeft de directie van de associatie.
Er is altijd een derde variabele mogelijk.
Er zijn veel dingen die je hebt gemeten, maar je hebt ook heel veel R= -1
dingen niet gemeten, bijvoorbeeld leeftijd etc.
Causale Claim moet aan drie dingen voldoen: (A veroorzaakt B en alleen als:)
1- Covariantie  A en B covariëren (ze een correlatie hebben).
2- Temporele voorafgaan  A voorafgaat aan B (oorzaak gaat vooraf aan gevolg) x-as = onafhankelijk
3- Geen derde variabelen  Alle alternatieve zijn uitgesloten (constant of randomiseren)y-as = afhankelijk

In tegenstelling tot correlatief onderzoek:
- Je hebt alleen te maken met meetbare variabelen
- Derde variabelen zijn niet uitgesloten
- Je kunt dus nooit een causale relatie maken bij een correlatief onderzoek.
Doel experiment  vaststellen van een causale relatie tussen variabelen.
Een gedragsexperiment:
- Een onderzoeker manipuleert de onafhankelijke variabele op twee niveaus. Een alcoholpromillage van 0 en 0.5.
Alcohol is dus de onafhankelijke variabele. Deze wordt dus gekozen door de onderzoeker.
- Dit leidt tot twee condities en deze verschillen maar in één opzicht.
- De onderzoeker meet dit effect op de afhankelijke variabele. Wanneer deze verschillen, komt dit door de niveaus van
de onafhankelijke variabele. De stuurdeviatie is de afhankelijke variabele. Dit wordt vergeleken met de onafhankelijke
variabele
Er moet ook controle worden op externe variabelen. Het is belangrijk om het onderzoek zoveel mogelijk constant te
houden, bijvoorbeeld de lengte van de weg of dezelfde testauto behouden. Je kunt niet alles constant houden. Wat je
niet constant kunt houden, moet je randomiseren. De proefpersonen moeten dus random aan een conditie worden
toegewezen.
Als de controle niet goed gaan, kan er sprake zijn van confounds  fout in het experiment waarbij er sprake is van
een ongewenste covariantie tussen een externe variabele en de onafhankelijke variabele. Vrouwen worden
bijvoorbeeld toegewezen aan de 0 promille groep en alle mannen in de 0.5 promille groep. Sekse is perfect
geconfound met alcohol.
Effect  Het verschil tussen de twee gemiddelden. Dit is het effect op de afhankelijke variabele en veroorzaakt door
de onafhankelijke variabele. Wanneer er dus een verschil is tussen de twee onafhankelijke variabelen, zal er een effect
zijn.
Wetenschappers vinden causale verbanden vaak belangrijk, omdat hypotheses vaak een oorzaak/gevolg relatie
bevatten. Deze hypotheses hebben daarom dan ook een causaal verband bevatten.
Dus het verschil tussen associatie claim en causale claim = Bij associatieve claim is er een verband tussen twee
gemeten variabelen, maar er kan niks worden gezegd over de oorzaak. Causale claims hebben een verband en komen
vaak voort uit experimenteel onderzoek.
Validiteit  De mate waarin iets aan zijn doel voordoet.
̽ Construct validiteit = In welke mate meet de operationele definitie het construct wat we willen meten?
o Meet ik wat ik wil meten?
o Is mijn manipulatie een goede operationalisator?
̽ Externe validiteit = Mate waarin resultaten van een onderzoek kunnen worden gegeneraliseerd buiten studie
o Je wilt niet dat je resultaten alleen gelden voor de mensen op wie je het hebt onderzocht.
o Ook generaliseren naar andere groepen, plaatsen, tijden.
̽ Interne validiteit = De mate waarin ik kan concluderen dat de resultaten tussen variabelen causaal zijn.

5

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lolageuzinge. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,78. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

82956 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,78  9x  vendu
  • (2)
  Ajouter