HOOFDSTUK 1: INTRO
INLEIDING COMMUNICATIE WETENSCHAPPEN
Relatief jonge discipline: jaren 50 (na wo2)
Toch is interesse niet nieuw!
o Communicatiewetenschappelijke fenomenen voordien onderzocht vanuit retoriek (cfr.
Aristoteles), psychologie, sociologie, taalkunde...
o Heath & Bryant: 4 invalshoeken die belangrijke basis vormen: retoriek, propaganda &
media-effecten, informatietheorie, groepsdynamiek
Retoriek = de leer van de welsprekendheid
Aristoteles: drie intrinsieke middelen om publiek te overtuigen
o Ethos: persoonlijkheid en waarden van de spreker
o Pathos: inspelen op de emoties van het publiek
o Logos: logica van de argumentatie
Erfenis is terug te vinden in de persuasieve communicatie
Propaganda & media-effecten
Periode WOI-WOII: onderzoek naar propaganda
Onderzoek meestal binnen departementen psychologie, sociologie, politieke wetenschappen
of interdisciplinaire instituten
Informatietheorie
Centrale vraag: hoe kan informatie elektronisch verstuurd worden?
Groepsdynamiek
Mead: mensen leren elkaar kennen d.m.v. communicatie
studies Lewin: leiderschap en invloed die mensen op elkaar kunnen uitoefenen in kleine
groepen
1
,2. BASISCONCEPTEN EN MODELLEN
INLEIDING
Geen eenduidige, alles omvattende, ‘correcte’ definitie van communicatie
Invulling afhankelijk van uitgangspunt
Twee dominante tradities: processchool & betekeniscreatieschool
WAT IS COMMUNICATIE?
Woordenboekdefinities: transmissie versus gemeenschappelijk maken
Van Dale:
o 1) Mededeling, kennisgeving -> zender geeft info
o 2) Verbinding -> communicatie tussen 2 plaatsen
o 3) Uitwisseling van gedachten, het geestelijk met elkaar verkeren -> tweezijdig
proces
Wetenschappelijke definities van communicatie = talrijk
Verschillende accenten:
o Ontvanger
o Zender
o Verbinding
o Vergemeenschappelijken – Transmissie
o Symboolgebruik....
Definitie is goed wanneer zij:
o Bruikbaar of operationeel is binnen een bepaalde wetenschappelijke visie
o Logisch, coherent is
o Niet tegengesproken wordt door de waarneembare werkelijkheid
o Toelaat het gedefinieerde nauwkeurig te onderscheiden van andere
maatschappelijke verschijnselen
Twee belangrijke visies op communicatie
Processchool: communicatie als transmissie van boodschappen
o Nadruk op hoe zender en ontvanger encoderen en decoderen, hoe kanalen
efficiënt kunnen worden ingezet
Encoderen = zender gebruikt code om iets bij te brengen -> heeft
hier meer macht
Decoderen = ontvanger geeft betekenis aan boodschap
o Communicatie is een (beïnvloedings)proces
o Verschillen tussen input en output worden gezien als (communicatie)fout
o Basis: psychologie en sociologie
o Richt zich primair op communicatieactiviteiten (“acts”)
Actoren en intenties staan centraal
Acts of communication
Betekeniscreatieschool: communicatie als productie en uitwisseling van betekenissen
o Nadruk op hoe boodschappen of teksten interageren met mensen om zo
betekenissen tot stand te brengen
o Afwijkingen tussen zender en ontvanger worden niet beschouwd als
fout, maar bijvoorbeeld als culturele verschillen tussen de partijen
2
, o Centrale methode: semiotiek (tekenleer)
Focus op de producten van communicatie (teksten)
Teksten maken en lezen zijn parallelle processen
o works of communication
o Z en O beide belangrijke ( Z maakt de boodschap, O interpreteert het )
BREEK- EN DISCUSSIEPUNTEN IN DE DEFINITIES VAN COMMUNICATIE
Intentionaliteit
= passief-actief model van McQuail: vier situaties
Bedoeld door zender Niet bedoeld door zender
1 2
Intentioneel ontvangen Brood bestellen bij de Gesprek afluisteren tussen
bakker twee mensen in de trein
3
Niet intentioneel 4
Passief luistergedrag in de
ontvangen Indrukken op straat
klas
Verschillende opvattingen:
Teleologische opvatting:
o Pas communicatie als er intentie is
= Niet alle gedrag is communicatief, maar wel informatief
o Doel om boodschap over te brengen (communicatie = 1, eventueel ook 3)
o Sterk vertegenwoordigd bij onderzoekers massacommunicatie
o Vb. Een persoon die zwijgt, zegt (met of zonder bedoeling) dat hij zwijgt, en deze
opvatting nuanceert dit door te zeggen dat niet al gedrag ( zoals zwijgen of boos
kijken ) ‘communicatief’ is, maar eerder informatief
Gedragsopvatting:
o Men kan niet niet communiceren (Watzlawick) (communicatie bij 1, 2, 3 en 4)
o Studie van interpersoonlijke communicatie
o <-> alle gedrag is geen communicatie, maar eventueel wel informatief
Toch blijft het moeilijk om intentionaliteit vast te stellen
3
, Geslaagdheid
“Er was communicatie tussen ons”, “De zanger had communicatie met zijn publiek”, “Zij
praatten wel, maar communiceerden niet...”
Wat is geslaagde communicatie: voorwaarden
GC = E + T + Ox + Ib + Ub
o GC: geslaagde communicatie
o E: expressie – ik schrijf een sms: varken
o T: transmissie – ik verstuur het bericht
o Ox: ontvangst door persoon x – Els krijgt mijn bericht aan
o Ib: bedoelde interpretatie – Els interpreteert het bericht zoals bedoeld
o Ub: bedoelde uitwerking – Els brengt varkenslapjes mee van de Delhaize
o ! zelden dat alles perfect is
Richting van de communicatie
Eénrichtings- of tweerichtingsverkeer?
Lineair (massamedia) of circulair (interpersoonlijke communicatie)?
Feedback: nieuw proces?
Processchool: éénrichting is voldoende, van A → B is communicatie, feedback is een nieuw
process
o Wat B op A antwoord is simpelweg feedback, wat een nieuw communicatieproces is.
Gedragscommunicatie: tweerichtingsverkeer, communicatie is A <-> B
Nieuwe media = interactiever aka tweerichtings communicatieverkeer
4