Module inwendige aandoeningen
Prof: Filip Van Ginderdeuren - 2020
1
,Inhoudstafel
HOC 1: Inleiding ...................................................................................................................................... 4
A. Het respiratoir systeem ................................................................................................................... 4
B. Aandoeningen ............................................................................................................................... 10
C. Equal pressure point (EPP) ............................................................................................................ 11
D. Longfunctie ................................................................................................................................... 13
HOC 2: Principes van drainage-technieken .......................................................................................... 19
A. Problemen bij obstructieve longaandoening ................................................................................ 19
B. Doel van drainage luchtwegen ...................................................................................................... 19
C. Effecten van lineaire luchtsnelheid ............................................................................................... 19
D. Diagnose van de patiënt ............................................................................................................... 20
E. Onderzoek van de patiënt ............................................................................................................. 20
HOC 3: Autogene drainage ................................................................................................................... 26
A. Basics of ACT ................................................................................................................................. 26
B. How to inhale AD? ......................................................................................................................... 26
C. How to exhale AD? ........................................................................................................................ 27
D. Real and virtual changes of the bronchial tunnel ......................................................................... 28
E. Ademtype ...................................................................................................................................... 30
HOC 4: Airway clearance techniques ................................................................................................... 34
A. Neus of bovenste LW = onderdeel van behandeling .................................................................... 34
B. Airway clearance techniques ........................................................................................................ 36
C. Andere modaliteit ......................................................................................................................... 42
HOC 5: Airway clearance techniques in infants ................................................................................... 43
A. Assisted autogenic drainage ......................................................................................................... 43
B. Expiratoir lente prolongé – Guy Postiaux...................................................................................... 46
HOC 6: Inhalation therapy– aerosol therapie ...................................................................................... 47
A. 3 soorten devices .......................................................................................................................... 47
B. Aerosolbehaviour en depositie ..................................................................................................... 48
C. Optimalisatie van techniek ............................................................................................................ 50
D. Verschillende inhalatie devices ..................................................................................................... 52
E. Combinatie van autogene drainage x inhalatie technieken .......................................................... 55
F. Medicatie voor inhalatie................................................................................................................ 56
HOC 7: Non invasive ventilation........................................................................................................... 57
A. Incentive spirometer ..................................................................................................................... 57
B. Niet invasieve toestellen ............................................................................................................... 58
2
,HOC 8: Mobilisation exercise training.................................................................................................. 66
A. Schema oefentherapie bij chronische aandoeningen................................................................... 66
B. Oefeningen in ziekenhuis-setting .................................................................................................. 67
C. Preventie doelen ........................................................................................................................... 68
D. Curatieve doelen ........................................................................................................................... 68
E. Exercise training ............................................................................................................................ 69
F. Inspanningstraining ....................................................................................................................... 72
WPO 1: Herhaling van geziene theorie ................................................................................................ 74
3
,HOC 1: Inleiding
Technieken om secreties te evacueren
A. Het respiratoir systeem
Bestaat uit 3 onderdelen:
1. Respiratoire pomp: sternum, ribben, spinale kolom en ademhalingsspieren = STEUNFUNCTIE
van de longen
2. Luchtwegen
3. Alveoli of longblaasjes (gasuitwisseling)
Structuur bloemkool = structuur longen
- Grote stam (trachea of luchtpijp) → kleinere stammen (hoofdbronchi) → vertakkingen →
bloem (alveoli)
- Naarmate meer naar de periferie steeds meer kleinere vertakkingen
Longstructuren
• 2 longen: linker en rechter
• Linkerlong < 2 kwabben (lobus superior en inferior) rechterlong < 3 kwabben (lobus
superior, medius en inferior)
• Lingula of scheidingslijn tussen de lobus
• Hart meer links gepositioneerd
• Luchtpijp of trachea
• Pleura mediastinalis (visceraal op longwand) en pleura costalis (parietaal op thoraxwand)
• Tussen beide vliezen: dun laagje vocht opdat de longen kunnen uitzetten en inkrimpen
(soepelheid tussen borst en long)
• Diafragma: belangrijkste primaire ademhaling
OPM: Longen ademen niet! Het mechanisme zorgt voor de ademhaling
4
,Respiratoire spieren
PRIMAIRE SPIEREN SECUNDAIRE SPIEREN
- Diafragma, intercostale spieren (m. - M. sternocleidomastoideus, M. scalenus, M.
intercostalis externus van buiten naar pectoralis
binnen), M. sternocostalis
- Gebruik in RUST - Gebruik bij INSPANNINGEN
• Wanneer we ademen → gebruik van primaire spieren
• Wanneer we inspanningen doen → gebruik van secundaire spieren (zuurstofverbruik in rust 1-
2%, bij inspanningen 8%)
• Bij obstructieve long → gebruik van secundaire spieren in rust (zuurstofverbruik in rust 10%, bij
inspanningen 40%)
• Bij restrictieve long → gebruik van secundaire spieren in rust
DUS: Ademen kost meer energie bij P met obstructie/ restrictieve long dan een gezonde persoon
tijdens een inspanning
Uitademhalingsspieren: M. rectus abdominis, M. obliquus abdominis, M. intercostalis internus
(tussen de ribben, gekruist op de m. intercostalis externus van binnen naar buiten)
Mechanisme ademhaling
Inademhaling = vergroting borstkasvolume in 3 dimensies: voor- achter, lateraal en boven-beneden
• Bovenste ribben of “pump handle” beweging → beweging craniaal en anterieur
• Onderste ribben of “ bucket handle” beweging → beweging naar craniaal en lateraal
Uitademhaling = verkleining borstkasvolume in 3 dimensies
Contradictoire of pardoxale ademhaling bij respiratoire aandoening
5
,Bronchiaalboom
Onderdelen:
• Trachea of grootste luchtwegen
• 2 hoofdbronchi = ¾ van oppervlakte trachea MAAR samen zijn ze groter dan oppervlakte
trachea
• 4 bronchi = ¾ van hoofdbronchi MAAR samen zijn ze groter dan oppervlakte hoofdbronchi
• Hoe verder → hoe meer vertakkingen → daling diameter van vertakkingen → vergroting van
cross-sectionele oppervlakte van de gezamelijke vertakkingen
• Omgekeerde trechter naarmate je meer naar de periferie gaat → invloed op luchtsnelheid in
en buiten de longen
• Hoe groter de luchtsnelheid → hoe beter de beweging van de secreties → hoe gemakkelijker
evacueren
Oppervlakte van alle terminale bronchioli x 180 dan oppervlakte trachea!!!!
Bronchiale boom splitst in 23 vertakkingen:
• Eerste 16 vertakkingen: transport van lucht
• Van vertakking 17-23: overgangszone of respiratoire zone voor gasuitwisseling (alveoli: zuurstof
naar het bloed, C02 uit het bloed)
Schema longen
Lucht (+-150ml) in luchtweg bij gezonde persoon die niet zal deelnemen aan gasuitwisseling
= DODE RUIMTE
VRAAG 1: 1 liter inademhalen → hoeveel komt er aan de alveoli? 850ml
Bij uitademhaling in rust: 150 ml zuurstofarme lucht
Bij ademhaling: 850 ml naar alveoli, 150 ml blijft over in de dode ruimte
OPM: Bij pathologieen is dode ruimte veel groter → probleem bij gasuitwisseling
Hoe groter de luchtsnelheid → hoe beter evacuatie van secreties
6
,VRAAG 2: Adem 1 liter lucht in 1s → hoe groot zal debiet zijn in alveoli ingang? Even groot (1liter/sec)
Adem lucht met snelheid van 1m/s → hoe groot zal de snelheid zijn in alveoli? 180x kleiner
Waarom? Oppervlakte is 180 x groter
Velocity (snelheid = uitgedrukt in m/s), flow (debiet = uitgedrukt in l/s)
DUS:
• Naarmate meer naar de periferie → daling van luchtsnelheid = ADEMHALING
• Naarmate meer naar de mond → stijging van luchtsnelheid = UITADEMHALING (sneller)
• Wanneer veel secreties id periferie: lage luchtsnelheid → moeilijke evacuatie van secreties
Collaterale ventilatie tussen bronchioli en alvioli, of tussen alveoli
1. Verbindingen van Martin = verbinding tussen 2 bronchioli
2. Kanaaltjes van Lambert of broncho-alveolaire verbindingen = verbindingen tussen bronchi en
alveoli (werkzaam vanaf 6 jaar)
3. Poriën van Kohn = verbinding tussen alveoli (werkzaam vanaf 2 jaar)
Functie?
• Gebruik bij probleem in luchtwegen of t.h.v. alveoli
• Bij gezonde personen: afunctioneel of dicht bij probleem: opening wegens drukverschil
tussen verschillende luchtwegen of alveoli
• Zone van hoge druk zal lucht afgeven aan zone met lage druk → tot de lucht weer gelijk is
• Bij respiratoire probleem baby of kinderen: minder mogelijkheden bij verstoppingen om
lucht te krijgen via deze kanalen (dus klapt dicht!)
7
,Structuur bronchiaalboom
• Trachea
• Bronchi: generatie 0- 9, bestaat uit kraakbeenringen (luchtwegen veel stabiliteit en moeilijker
om dicht te klappen)
• Bronchioli: generatie 10-15, geen kraakbeenringen (luchtwegen minder stabiliteit,
gemakkelijk dichtklappen)
• Alveoli
Dwarsdoorsnede van terminale bronchioli en alveoli
Functie van alveoli? Gasuitwisseling ( zuurstof binnen bloedbaan, C02 afgegeven)
Stucturen in de alveoli
• Surfactant : verlaging van oppervlaktespanning ( dichtklappen van alveoli tijdens
uitademhaling, zou te veel energie eisen om telkens opnieuw te openen, net zoals een
ballon: in het begin moeilijker)
Bij prematuren (< 36w): hoe vroeger bevallling → hoe minder surfactant → hoe meer aleoli
dichtklappen → uitputting → nood aan kunstmatige ademhaling
OPM: In alveoli GEEN secreties!
8
,Structuren in de bronchioli
• Buitenwand van luchtweg: bloedvaten, spieren en zenuwbanen
• Binnenkant van luchtweg: transport van lucht naar alveoli
- Trilhaarepitheel: beweging van slijm richting mond, in waterige fase, 15 slagen/ seconden
- Slijmbekercellen: productie van slijmlaag (filtering van lucht, opname van stofdeeltjes),
boven surfactant van trilharen
- Waterige laag met NaCl
Vb: slijm zal rook zo dun mogelijk maken en transporteert nicotine naar je alveoli → verslaving
OPM:
- Filtering van lucht door slijm is suboptimaal, maar geen 100% garantie dat alles gefilterd wordt
- Dagelijks hoesten we 80 - 150ml slijmproductie op
- Bij mucoviscidose: productie van taaie slijmen x trilhaarepitheel → geen beweging van
trilhaarepiteel → vastzitten van slijm → ophoping van virussen en bacterieen (probleem met
NaCl-kanalen)
Mucustransport in de luchtwegen bij gezonde personen
“Clearance of the mucus from the respiratory tract in healthy individuals is accomplished primaliry
through cephalad airflow bias of tidal breathing with sighs and occasional cough stimulated by
irritation”
Luchtsnelheid zorgt voor evacuatie van secreties bij uitademhaling
Hoe is dit mogelijk? Via cephalad airflow bias of tidal breathing: verschil in luchtsnelheid tussen
inademhaling en uitademhaling in rust
• Bij inademen:
→ grotere diameter → lagere luchtsnelheid
→ slijm richting alveoli → trilharen houden dit tegen → GEEN beweging van mucus
• Bij uitademen:
→ kleinere diameter → grotere luchtsnelheid
→ slijm richting mond → trilharen duwen verder → snelle beweging richting mond
DUS: Mucus zal beter bewegen richting mond bij het uitademen dan bij het inademen in rust (door
grotere luchtsnelheid en hulp van het ciliair transport)!!!
9
, Mechanismen van ACT’s
Bij uitademhaling schuurt de lucht met hoge snelheid tegen het slijm (schraapt slijm af van de wand
door wrijving en snelheid van de lucht) = SHEARING FORCES
Hoe hoger luchtsnelheid → hoe beter shearing forces → hoe beter mucus beweegt
B. Aandoeningen
1. Obstructieve aandoeningen en compressie
OBSTRUCTIEVE AANDOENINGEN COMPRESSIE
Vernauwing van luchtweg, eigen aan de LW Vernauwing van luchtweg, niet eigen aan de LW
Oorzaken? Oorzaken?
1. Zwelling van slijm 1. Door externe druk op luchtwegen
2. Vasthechting van dikke secreties aan de wand vb: longtumoren (groeien rond luchtwegen en
3. Bronchospasmen = onwillekeurig samenknijpen zullen druk oefenen op luchtweg)
van de spiervezels rond de luchtwegen → kramp 2. Kan ook mogelijk zijn door hoefijzervormige
→ vernauwing van luchtweg vb: astmapatiënten vorm van de kraakbeenringen
(vaak met andere)
OPM: Er kunnen 2 of 3 soorten tegelijk voorkomen
bij een patiënt, bijna elke longpathologie vertoont
obstructie
➔ Wanneer vernauwing ½ diameter → stijging van weerstand x 24→ daling luchtsnelheid →
verstoring van mucustransport
➔ Obstructie en compressie kunnen voorkomen in zowel grote als kleine LW
2. Normale long en astma
NORMALE LONG ASTMA LONG
• Lumen in LW • Slijm in lumen van LW (vernauwing)
• Trilhaarepitheel • Zwelling slijmvlies
• Dun slijmvlies • Spieren contraheren (bronchospasmen)
= OBSTRUCTIE
➔ Verstoring van luchtsnelheid en mucustransport,
stagnatie van sputum
10