Psychomotorische activiteiten: PMA
Geen definities, weten wat het betekend!
Psychomotoriek: studie van de motoriek waar het gedrag tot uiting komt
Kan dus niet beperkt worden tot de observatie van de uiterlijke feiten, ze hebben een
achterliggende zin
Juist en aangepast bewegen (tijdens een tikspel, tijdens het oversteken)
Is niet alleen belangrijk voor kleine kinderen maar ook voor oudere mensen
Je begint in een bolletje en eindigt in een bolletje
Je kan er oudere mensen met neurologische aandoeningen mee helpen
Neurologische aandoeningen:
- CVA (cardiovasculair accident): te weinig zuurstof in de hersenen, beroerte
- MS (multiple sclerose): aftakeling van de zenuwgeleiding, verlamming
- Parkinson: trillende handen
- ALS (amyotrofe laterale sclerose): zenuwziekte
- Alzheimer: veroorzaakt dementie
Doelbewust bewegen: bewegen met een doel (niet zomaar) -> stappen naar een fles water omdat je
dorst hebt
Kleine kindjes bewegen niet doelbewust, denken niet na
Is anders voor iedereen, niet iedereen wilt drinken van de waterfles
Doelgroepen voor PMT (psychomotorische therapie):
- Kinderen met milde neurologische aandoeningen (ADHD, DCD, leerstoornissen)
In het zwembad beter -> warm water = spieren ontspannen, als ze vallen doet het
geen pijn
- Kinderen met ernstige neurologische aandoeningen (CP)
Aangepast bewegen, stappen
- Kinderen met verstandelijke problemen (Down)
- Kinderen met sensorische problemen: als je niet kan zien, horen, … ga je anders bewegen
Kinderen imiteren => eerst heel veel lawaai, na 1 jaar ineens niet meer
- Autistische kinderen:
Kijken niet naar andere mensen dus kopiëren niet
Relatie vorming bij deze patiënten is belangrijk
- Psychische problematiek:
Eetstoornissen => mogen niet te veel sporten
Depressie
Angst
- Senioren
- Neurologische aandoeningen
CVA, hersentumor waardoor een deel van het zenuwstelsel geraakt is en opnieuw
moet leren stappen
,Psychologische ontwikkeling:
Studie van levenslang proces waar quasi continu verandering optreedt
Hoe kindje gaan bewegen
4 aspecten:
- Veranderingen van functionele capaciteit: van stappen naar lopen
- Levenslang proces gerelateerd aan de leeftijd
- Niet lineair (in sprongen) = plots kan er iets gebeuren, eerste stapjes, eerste glimlach
- Naast PMO ook andere ontwikkelingen
! HET GEMIDDELDE INDIVIDU BESTAAT NIET !
Variatie is de enigste constante
Zelfs op later leeftijd is er nog heel veel variatie
Theoretische concepten van motorische ontwikkeling:
3 maand fysieke geboorte 9 maand psychologische geboorte hulpeloze, afhankelijke
baby onafhankelijke, autonoom individu doelgericht en efficiënt bewegen
Waarom bewegen wij?
- Ik zie -> grijpen
- Je ziet omgeving -> gaat kopiëren van andere kinderen, mensen
- Prikkels
Intern: CZS (centraal zenuwstelsel)
Extern: omgeving
- Zintuigen: horen, voelen, zien, proeven, …
Baby’s bewegen niet bewust -> daarvoor hebben ze reflexen
Ontwikkelen cephalo – caudaal: ontwikkelen van boven naar onder
Eerst hoofd heffen, dan schouders, daarna recht zitten, …
Ontwikkelen proximo – distaal: ontwikkelen van dicht naar ver weg
Eerst schouders, dan armen, dan vinger
Posturale controle: hoofd -> schouders -> romp -> zitten
Maturatie- of rijpingstheorie:
maturatie: focus op het individu = genen (DNA) en interne factoren (rijping CZS)
consistent = niet op dezelfde manier
Voor baby’s is wenen communiceren
- Voor 1 maand oud: onbewust wenen, reflexen, general mouvement (bewegingen die de
baby al maakt in de baarmoeder)
- Na 1 maand oud: bewust wenen, hoofd opheffen
Maturatie is geen constante = niet iedereen rijpt op dezelfde moment
, Niet alleen genen hebben een invloed op de maturatie van baby’s en kinderen
Affectie en aandacht speelt ook een rol
Baby met moeder die aandacht geeft en oppakt = goede ontwikkeling
Baby met alleen speelgoed, eten, water = geen goede ontwikkeling
1ste theorie: maturatie = ontwikkeling is bepaalt, geen externe factoren (jaren 30-40)
Rijp worden van het lichaam/CZS
Zijn er zenuwen en zijn er spieren?
Zijn er zenuw verbindingen met de spieren?
Rond verbinding zit omhulsel = myeline
Zo ja, dan kunnen we bewegen
Zo nee, dan is er een (neurologisch) probleem
Alles is vooraf bepaalt
2de theorie: Arnold Gesell
Focus exclusief op het individu, DNA, CZS (ruggenmerg, hersenen, …)
Trigger voor nieuw motorisch gedrag
Er werd geen rekening gehouden met externe factoren, ging er vanuit dat de interne
biologische klok bepaalde wanneer er ontwikkeling plaats vond, ze dachten dat de
ontwikkeling was vast gelegd
Dingen leren (zoals PC) = input -> CZS (informatie verwerking) -> output
Grote cognitieve (nadenken) belasting: zoals beginnen met de auto rijden, aan veel
dingen moeten denken
Als we automatiseren zou het beter gaan
3de theorie: Newell zegt niet alleen interne processen ook extern
Alle 3 componenten zijn belangrijk (constraints model van Newell)
Constraints: verwijst niet alleen naar eventuele beperkingen, maar ook naar
mogelijkheden en voorwaarde om tot een bepaalde bewegingsuitvoering te komen
- Individu/intrinsiek
Maturatie van CZS, spierontwikkeling, botontwikkeling, inzicht, motivatie,
doorzettingsvermogen, fysieke groei
Niet iedereen kan zijn hamstrings even ver strekken
Structureel = uniek voor elk individu (kan bv. Heel langzaam gaan)
Functioneel = eerder betrekking op het gedrag (te maken met de gemoedstoestand)
Interne factoren: zit je gemakkelijk, les volgen kan je gemotiveerd of als belastend
ervaren
- Omgeving/extrinsiek:
Thuissituatie, cultuur, achtergrond, aanmoediging van familie, juiste uitrusting
Externe factoren: is de lesgever saai, is de stoel comfortabel
- Taak: doel van stappen
Als mama altijd oppakt -> niet nodig om te stappen
Ergens naartoe willen om iets te nemen
De ontwikkeling is niet lineair en continu
De belangrijkste -> hangt samen met het ICF-model