Functionele trainingstherapie:
Functioneel – training – therapie
➔ Rol van kine gaat niet enkel over het revalideren van mensen die iets hebben maar ook om
sporters te verbeteren
Kinesitherapeut:
- Juiste diagnose kunnen stellen en behandelplan opstellen
- Correcte oefeningen → welke oefening
- Correcte dosering → hoeveel keer moeten we dit doen, met welke hoeveelheid van
gewichten
- Correcte timing → na kruisbandreconstructie na 5 weken P al terug laten lopen = niet goed
- Correcte omstandigheden
➔ Moeten we de anatomie voor kennen
Kine
- Start met een hulpvraag van de patiënt
o Onderzoek: klinische diagnose, klinische redeneren, pathologie kennis
o Preventie: iemand komt naar je toe en vraag naar preventie maatregelen
o Analyse: activiteit en sport, op basis van wat of welke functie er beoefend wordt gaat
er een analyse maken van het probleem
- Gaan dan doelstellingen opstellen
o 1ste fase focus op herstel
o 2de fase focus op prestatie
- Dan gaan we behandelmiddelen zoeken
- Terug naar participatie/sport/play/…
Vb:
- Voetballer met gescheurde kruisband (voorste)
➔ Onderzoek:
o Range of motion is beperkt en doen pre-test = lachmantest
o Staat van het veld, bekijken van de schoenen, …
➔ Preventie
o Schoeisel, staat van het veld, overgewicht, endorotatie vermijden, …
➔ Analyse:
o Speelt voetbal → komt regelmatig voor door draaiingen tijdens het spelen
o Hoge belasting in de knie
➔ Behandeldoelstellingen
o Range of motion terug krijgen, terug lopen, terug voetballen, P mag geen pijn meer
hebben
o Herstel:
▪ Littekenweefsel soepel maken, zwelling verwijderen
o Prestatie:
▪ Springen, lopen, sprinten, …
, ➔ Behandelmiddelen
o Trampoline, fiets, mobilisaties, elektrostimulatie, elastieken, …
➔ Return
o Schrik om te hervallen, terug op het voetbalveld +-5 maanden
Trainingsleer
= prestatie
- Uithouding
- Snelheid
- Lenigheid
- Kracht
- Coördinatie
Revalidatietraining
= herstel
- Pathologie
- Oefentherapie
Training: systematisch uitvoeren van handelingen of patronen waardoor er een verbetering in een
wel bepaald doelgebied wordt nagestreefd (=> actief, repetitief, doelgericht)
- Actief → niet gewoon op de tafel gaan liggen
- Repetitief → dingen verbeteren niet moet 1 keer een oefening te doen, moet worden
herhaald
- Doelgericht → als P zegt ik wil terug kunnen bewegen = niet doelgericht
➔ Sporttraining: fysieke, technische, tactische, psychische en intellectuele voorbereiding
sporter, het is een planmatig en gestructureerd proces
Deelaspecten: vb.: oma valt van de trap
- Fysiek: moeten er voor zorgen dat oma nog een beetje over conditie beschikt zodat zo een
dingen nog mogelijk zijn
- Motorisch: de beweging moet terug kunnen uitgevoerd worden → beweging in de heup
moet mogelijk zijn
- Metaal: moeten er voor zorgen dat ze terug zelfvertrouwen krijgt om de trap terug willen op
te gaan → door een opstapje bv
- Technisch: moeten beweging terug aanleren en uitvoeren
- Cognitief: misschien niet altijd van toepassing, om goed te weten waar ze mee bezig zijn →
dat ze weten welke stap eerst komt en ze twee dingen tegelijk laten doen (denken verdelen)
- (Tactisch): we kunnen er een soort stappenplan voor ontwikkelen → iets meer voor sporters
o Is eerder sportgericht maar kunnen ADL ook tactisch maken
Trainingsplan:
- Is specifiek
o Wielrenner → uithoudingsvermogen
o Turnster → verschillende onderdelen, lenigheid, ritme, kracht
o Revalidatie → afhankelijk van de blessure, naar welk niveau moeten we terug gaan?
, - Definiëren van een doelstelling
o Hebben niet 1 doelstelling, moeten ook deeldoelstellingen maken
o Als we maar 1 doelstelling hebben, zit er te veel tijd tussen en er zitten sowieso
moeilijk momenten tussen (deeldoelstellingen maken)
▪ Na zo veel weken moet je dat kunnen, …
o Vb: hamstrings kracht verbeteren
- Keuze van de trainingsinhoud
o Oefenvormen
o Wat willen we doen
- Het vastleggen van de volgorde van de verschillende deelaspecten
o Technisch: uitvoering, correct opspannen
o Motorisch vertering
o Mentaal positieve verbetering
o Fysiek: verhoogde krachtontwikkeling
- De keuze van de gebruikte oefenmethode
o Isometrisch(zonder bewegen), dynamisch (met beweging)
- Controle van het te bereiken doel
o Beginsituatie → tussentijdse evaluatie → eind doel
o Na elke therapie doen we een evaluatie
Doelstellingen:
SMART(ER)
- Specific → specifiek
- Measurable → meetbaar
- Agreed with your participants → overleg met P
- Realistic → realistisch
- Time-framed → tijdsgebonden
- Exciting → uitdagend
- Recorded → bijhouden van beginsituatie en tussen doelen
Lichamelijke basiseigenschappen
- Zonder deze kunnen we niets
- Bewegingsvaardigheden (uitvoering)
o Kracht: aanpassingsvermogen van spier – pees systeem
o Lenigheid: actieradius spier – pees systeem
o Uithouding: aanpassingsvermogen van het cardiorespiratoir en spier – pees systeem
o Snelheid: resultante wisselwerking tussen spier – zenuwstelsel
o (coördinatie)
- Basiseigenschappen evalueren
, o Fysiologische test
▪ Spirometer → hoeveel lucht/ O2 je kunt opnemen en in de spieren gebruiken
o Biomechanische /motorische test
▪ Camera-analyses van bewegingen bekijken of alles goed is
o Wedstrijd/revalidatieproces controles
▪ Kijken of P terug op zijn niveau zit en desnoods nog werkpunten verbeteren
o Psychologische test
▪ Reactiesnelheid, fitlightsysteem → met led-lichtjes die je zo snel mogelijk
moet uit doen
- Kracht → zie lager
o Statisch en dynamisch
o 1RM: one repetition max → maximale gewicht dat je 1 keer kan verplaatsen
- Lenigheid:
o Verschillende vormen → komt volgend jaar uitgebreid voor
- Uithouding :
o Lokale uithouding
▪ Aeroob
▪ Anaeroob
o Algemene uithouding
▪ Aeroob
▪ Anaeroob
- Snelheid:
o Acyclisch cyclisch
o Reactiesnelheid
o Versnelling/ acceleratie
o Vertragen
Algemene principes van het trainingsproces
- Biologische principes
o Overload
▪ Interne milieu van het lichaam beïnvloeden
▪ Intensiteit van de prikkel die we geven moet sterk genoeg zijn voor een
verandering te moeten opbrengen
• Voor iedereen verschillend → sprinter loopt 10 km/u is niet genoeg,
recreant loopt 10 km/u is wel genoeg
o Verminderde meeropbrengst
▪ Aanpassingseffect verloopt niet lineair, eerder parabool
▪ Recreatieve atleet gaat heel veel vooruit gaan, sprinter gaat heel traag
vooruit gaan
▪ Hoe beter je in iets wort hoe moeilijker het is om nog beter te worden
o Wisselwerking inspanning
▪ Gaat een training doen → alles is op en begint aan de recovery → na de
training krijg je een positief effect dus gaat boven je initieel niveau
▪ Belangrijk dat je op het juiste moment je training plant
▪ Je bereikt supercompensatie → maar voelt je niet goed dus wacht even →
blijft op je begin niveau en gaat niet omhoog
▪ Werkt ook andersom → als je te snel in recovery komt en dus overbelasting
creëert dus alleen maar dieper geraakt
, o Omkeerbaarheid
▪ Stoppen met trainen = trainingseffecten verdwijnen behoorlijk snel (1-2
weken)
▪ Na een paar maanden is trainingseffect volledig verdwenen
▪ Hoe langer je immobiel blijft hoe slechter voor terug mobiel te worden
o Specificiteit
▪ Loper loopt, roeier roeit
▪ Zo veel mogelijk in dezelfde discipline blijven
▪ Een voetballer mag eens gaan fietsen maar niet altijd als je beter wilt worden
als voetballer
o Individuele verschillen
▪ Twee atleten = twee verschillende responsen op eenzelfde trainingsprikkel
▪ Zelf bij eeneiige tweelingen kunnen er verschillen zijn
- Methodologische principes
o Optimale dosering van de belasting
▪ Intensiteit moet voldoende hoog zijn
▪ Na een marathon moeten we een recuperatie training doen
▪ Isometrische oefenvorm minstens 7 sec aanhouden → dan pas zijn alle
spiervezels aangesproken
o Verhogen van belasting
▪ Moet een soort van vooruitgang zijn
o Veelzijdig systematisch afwisselen van oefenvormen
▪ Juiste volgorde van oefeningen, maar ook afwisselen
o Continue belasting
▪ Als je een tijdje niets meer doet zal het ook verminderen
▪ P overtuigen dat die oefeningen ook thuis moeten worden uitgevoerd
o Optimale timing
▪ Eerst basiskracht dan specifieker
o Individualiseren van training
▪ Afhankelijk van biologische rijping, lichamelijke ontwikkeling,
trainingstoestand, lichaamsbouw, fysiologische en motorische aanleg
- Conclusie
Continue slagen en dooreenschudden van hersenen → zenuwcellen gaan afstreven
- Rugby komt dit vaak voor
- Gevaarlijk en moet opgevolgd worden
, Basiscomponenten
- Oefenvormen
o Algemene → veelzijdige ontwikkeling, recuperatievorm
o Specifieke → specifieke prestatieverbetering( fietser → fietsen)
o Wedstrijd → geheel van verworven eigenschappen omzetten
- Belasting
o Intensiteit van de belasting
▪ Intensiteit 1 training
o Duur van de belasting:
▪ Tijd van 1 oefening of training
o Omvang van de belasting:
▪ Hoeveel gewicht/training; hoeveel trainingen /week
o Duur en aard van recuperatie
▪ Hoe lang? Welke recuperatie
o Dichtheid van de belasting:
▪ Tijdsverhouding inspanning/herstel
o Trainingsfrequentie en duur trainingsperiode
- Recuperatie
o Actief of passief
o Cold water emergion (koud water baden)
o Contrast recuperatie
o Compressie
o Massage
o Lokale koude
Training = actief, repetitief en doelgericht
- Tactisch: in stappen opdelen
Training:
- Verstoren van homeostase → de verstoring gaat er voor zorgen dat er verbetering komt
- Hebben energie nodig en moeten afvalstoffen afvoeren
- Hart en longen intensiever werken
- Het combineren van basiseigenschappen gaat leiden tot verbetering
- Na een tijdje gaat dezelfde prikkel geen effect meer hebben → moeten dus een grotere
prikkel geven
o Als je altijd 50kg heft gaat dit na een tijd geen effect meer hebben en zal je het
gewicht zwaarder moeten maken als je verbetering wilt
- Krachttraining: meer kracht; lenigheidstraining: meer lenigheid; uithouding: grotere
omitochondriën
Wisselwerking inspanning:
Ja doet een inspanning → lijn gaat naar beneden → door te recupereren ga je terug naar de basis lijn
gaan en daarboven → als je dan op het juist moment terug begint met trainen (op het top punt van
de recuperatie)→ = supercompensatie → zal de lijn terug dalen maar deze keer maar
tot de basis lijn en zal die tijdens de volgende recuperatie verder omhoog stijgen
➔ Krijgt dus een positief effect door lang genoeg te recupereren