Test Bank for Understanding Nutrition 15th Edition Ellie Whitney and Sharon Rady Rolfes! RATED A+
Test bank for Understanding Nutrition 14th Edition Whitney Rolfes
Complete Samenvatting Voedingsleer Periode 2 Leerjaar 1
Tout pour ce livre (20)
École, étude et sujet
Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN)
Voeding en Dietetiek, Fysiotherapie, Logopedie, Ergotherapie
Dieetleer
Tous les documents sur ce sujet (53)
Vendeur
S'abonner
evialdenzee
Avis reçus
Questions d'entraînement disponibles
Oefenvragen Dieetleer Leerjaar 3, Periode 1
Fiches35 Fiches
€2,996 vendus
Fiches35 Fiches
€2,996 vendus
Quelques exemples de cette série de questions pratiques
1.
Wanneer is het nodig om een voedselprovocatie uit te voeren?
Réponse: - Bij een positieve huidtest
- Bij positief serologisch onderzoek
NIET nodig bij een recente reactie op een duidelijk allergeen voedingsmiddel in combinatie met sensibilisatie hiervoor.
2.
Wat is zijn kenmerken van het dieet voor zuigelingen met gastro-oesofageale reflux?
Réponse: - Consistentie van de voeding aanpassen m.b.v. een verdikkingsmiddel
- Frequentere, kleine voedingen geven.
GEEN kenmerk: 2 in plaats van 3 schepjes melkpoeder gebruiken voor het bereiden van 100 ml voeding.
3.
Wat is de vochtbehoefte van een baby van 4-6 maanden?
Réponse: 120 ml/kg
Verder is de vochtbehoefte bij baby\'s:
0-3 mnd, 150 ml/kg/dag
4-6 mnd, 130 ml/kg/dag
7-9 mnd, 120 ml/kg/dag
10-12 mnd, 110 ml/kg/dag
4.
Waarmee houd je rekening bij de bepaling van de energiebehoefte van een ziek kind?
Réponse: Je houd rekening met:
- Fase van de ziekte
- Verandering in behoefte
- Activiteit
- (Toename) verliezen
- Energie die nodig zou zijn voor normale groei en inhaalgroei
5.
Wat zijn de factoren die wijzen op ACUTE ondervoeding bij kinderen?
Réponse: - Kinderen ouder dan 28 dagen en jonger dan 1 jaar: gewicht naar leeftijd minder dan -2SD
- Kinderen ouder dan 1 jaar: gewicht naar lengte minder dan -2SD
- Alle kinderen: meer dan 1 SD afbuigende groeicurve in afgelopen 3 maanden
6.
Wat zijn de factoren die wijzen op CHRONISCHE ondervoeding bij kinderen?
Réponse: - Alle kinderen: minder dan -2 SD
- jonger dan 4 jaar 0.5-1 SD afbuiging in 1 jaar
- ouder dan 4 jaar 0.25 SD afbuiging in 1 jaar
7.
Wat zijn de belangrijkste functies van de nieren?
Réponse: - Regeling vochtbalans en regeling bloeddruk (op de lange termijn) (RAAS)
- Regeling mineraalhuishouding (o.a. calcium en fosfaat)
- Vitamine D stofwisseling
- Regeling pH (zuurgraad)
- Erytropoëse
- Uitscheiding stofwisselingsproducten/afvalstoffen (ureum en kreatinine)
- Uitscheiding lichaamsvreemde stoffen (medicatie)
8.
Wat is het doel van een dieet bij chronische nierschade?
Réponse: - Bijdrage leveren aan vertraging achteruitgang nierfunctie.
- Ondersteunen van de bloeddrukregulatie.
- Bijdrage leveren aan verminderen albuminurie/proteïnurie.
- Indien van toepassing: bijdrage leveren aan goede diabetesregulatie.
- Indien van toepassing: bijdrage leveren aan normalisering van serum urinezuur.
9.
Wat is het doel van de behandeling van de complicaties bij nierinssuficiëntie?
Réponse: - Bijdrage leveren aan een goede calcium- en fosfaathuishouding; streven naar normaalwaarde serum fosfaat (0,7 - 1,5 mmol/L*), serum calcium (2,10 - 2,55 mmol/L*).
- Bijdrage leveren aan de behandeling van metabole acisode; streven naar serum totaal bicarbonaat groter dan of gelijk aan; 20-22 mmol/L
- Regulering van de elektrolytenbalans; streven naar serum kalium kleiner dan 5,5 mmol/L
- Bijdrage leveren aan behandeling anemie
- Uitstellen van uremische klachten
- Vermindering van vochtretentie
- Bewaken van de voedingstoestand en voorkomen van ondervoeding; streven naar een eiwitinname die overeenkomt met de eiwitbehoefte.
10.
Wat zijn de dieetadviezen m.b.t. macro nutriënten bij nierschade?
Réponse: - Energie: H&B x 1,3
- Eiwit: 0,8 g eiwit/kg. Bij ernstige ondervoeding: 1,0-1,2 g eiwit/kg.
Ga bij BMI lager dan 20 kg/m2 uit van gewicht BMI = 20 kg/m2, ga bij BMI lager dan 27 kg/m2 uit van gewicht BMI = 27 kg/m2 en bij overvulling
van het gewicht voordat er sprake was van overvulling.
- Vocht: 1,5 - 2 liter/dag
- Voeding samenstellen voor zover mogelijk volgens adviezen RGV
Aperçu du contenu
Evi Aldenzee Dieetleer HF2, P1
DIEETLEER HF2P1
NIERINSUFFICIËNTIE 1
De diëtist is van essentieel belang voor de begeleiding van mensen met nierziekten. Het dieet is een
belangrijk onderdeel van de gehele medische behandeling van patiënten met nierziekten. Het dieet bij
nierziekten is vaak een complex dieet met beperking van meerdere voedingsstoffen. Dit maakt het
moeilijk voor patiënten om dit dieet in te passen in hun dagelijks leven. Als diëtist heb je de taak en
uitdaging om patiënten hierbij te begeleiden.
Vaak kun je in de labwaarden goed volgen wat het effect is van het dieet voorschrift en/of het de
patiënt lukt om zich aan de beperkingen in het dieet te houden. Als diëtist zie je dus snel of je dieet het
gewenste effect heeft.
DIEET BIJ CHRONISCHE NIERSCHADE
Bij chronische nierschade is er sprake van onherstelbare schade van het nierweefsel, wat kan leiden
tot nierfunctieverlies. De nieren filteren minder afvalstoffen uit het bloed waardoor ze in het bloed
achterblijven, en/of nierfilters laten onbedoeld stoffen (waaronder eiwit) doorlekken naar de urine.
De nierfunctie wordt uitgedrukt in eGFR (estimated glomerular filtration rate). Deze geeft aan hoeveel
ml bloed de nieren per minuut kunnen zuiveren. Voor nierfunctiebepaling wordt schatting middels de
CKD-EPI-formule aanbevolen. Bij patiënten met chronische nierschade wordt het stadium van de
ziekte vastgesteld op grond van de eGFR en de eventuele aanwezigheid van albuminurie/proteïnurie,
onafhankelijk van de diagnose.
Door het ontbreken van vroege symptomen wordt chronische nierschade vaak pas in een laat stadium
(bij een eGFR ≤ 30 ml/min/1,73 m²)
ontdekt. Bij voortschrijdende daling van
de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR)
treden uremische klachten op, zoals
verminderde eetlust, misselijkheid,
braken, aversie tegen bepaalde
voedingsmiddelen, jeuk, hoofdpijn en
vermoeidheid. Sneller vermoeid zijn en
langzamer herstellen na ziekte of
inspanning kan een eerste (aspecifieke)
klacht van de patiënt zijn. Mensen met
een verhoogd risico op chronische
nierscahde zijn doorgaans oudere
patiënten die bekend zijn met
hypertenie, diabetes, overgewicht of
hart- en vaatziekten. Ook positieve familieanamnese voor erfelijke nierziekten (zoals cystenieren),
recidiverende urineweginfecties, nierstenen of prostaatklachten kunnen tot chronisch nierfunctieverlies
leiden.
Een goede bloeddrukregulatie is van groot belang om progressie af te remmen en albuminurie te
verminderen.
RAAS-Systeem
Het Renine Angiotensine Aldosteron Systeem wordt aangestuurd door de nieren en is van curciaal
belang voor het handhaven van een normale bloeddruk. Als de nieren door lage bloeddruk of
ondervulling van te weinig bloed worden voorzien, geven ze renine af. Dit hormoon zet het in de lever
gemaakte angiotensinogeen om in angiotensine I, dat vervolgens door het ‘angiotensine converting
enzyme’ (ACE) wordt omgezet in angiotensine II. Dat is een vasoconstrictor, met als gevolg dat de
bloeddruk stijgt. Daarnaast zorgt angiotensine II voor de productie van aldosteron, dat er op zijn beurt
voor zorgt dat de terugresorptie van natrium en water toeneemt. Via een feedbacksysteem daalt
daarna de renineproductie weer.
,Evi Aldenzee Dieetleer HF2, P1
DIEETKENMERKEN
Eiwit
De ‘Multidisciplinaire Richtlijn Chronische Nierschade’ beveelt aan:
- Chronische nierschade en een eGFR ≥ 30 ml/min/1,73 m²: eiwitbeperking van 0,8 g/kg ideaal
lichaamsgewicht per dag wordt niet aanbevolen; het is verstandig een hoge eiwitinname ( >
1,3 g/kg ideaal lichaamsgewicht per dag) te vermijden.
- Chronische nierschade en een eGFR < 30 ml/min/1,73 m²: eiwitbeperking van 0,8 g/kg ideaal
lichaamsgewicht per dag wordt wel aanbevolen.
De eiwitbehoefte neemt toe met de leetijd. Bij ontbreken van met de eiwitinname samenhangende
metabole complicaties, zoals metabole acidose of
hyperfosfatemie, kan dan ook worden overwogen ouderen met
een eGFR < 30 ml/min/1,73 m² een eiwitinname van 1,0-1.2
g/kg te adviseren.
Aandachtspunten:
- Patiënt inzicht laten krijgen in eiwitgehaltes van Figuur 1 Formule GFR
voedingsmiddelen door het geven van analysecijfers.
Leren variëren met deze analysecijfers vergroot de variatiemogelijkheden.
- Van eiwit is geen voorraad in het lichaam aan te leggen; de aanbevolen inname moet dus
dagelijks gegeten worden.
- Er is geen consensus over de beste verdeling van eiwit over de dag.
,Evi Aldenzee Dieetleer HF2, P1
- Plantaardig eiwit heeft waarschijnlijk minder invloed op de achteruitgang van de nierfunctie
dan dierlijk eiwit. Dit sluit goed aan bij de Richtlijnen goede voeding waarin een meer
plantaardig en minder dierlijk voedingspatroon wordt geadviseerd.
Energie
Voldoende energie in de voeding is van essentieel belang. De juiste hoeveelheid energie is nodig om
bij lagere eiwitinname de behoefte te dekken en een goede voedingstoestand te waarborgen. Voor
bepaling van de energiebehoefte is een algemene toeslag van 30% veelal toereikend, aangezien bij
toenemende ziekte-ernst de mate van lichamelijke activiteit over het algemeen vermindert.
Gewichtsreductie bij overgewicht is niet aantoonbaar van invloed op de nierfunctie, maar wel
raadzaam in het kader van cardiovasculair risicomanagement en eventuele toekomstige
niertransplantatie. Naarmate de nierfunctie slechter wordt, neemt het risico op een slechte
voedingstoestand toe.
Zout
Een zoutbeperking is bij chronische nierschade altijd geïndiceerd, behalve als de patiënt een
ileostoma heeft. Het betreft een beperking tot maximaal 6 gram zout (2400 mg natrium) per dag. Bij
patiënten met een bipolaire stoornis die behandeld worden met lithiumcarbonaat kan een
zoutbeperking alléén worden gestart in nauw overleg met de behandelaar en onder controle van de
lithiumspiegel.
Bij matig of ernstig verhoogde albuminurie (ACR ≥ 3 mg/mmol) hebben ACE-remmers (angiotensine
converting enzym) of A2-antagonisten de voorkeur bij de behandeling van de bloeddruk. Is er geen
sprake van albuminurie, dan zijn alle soorten bloeddrukverlagende middelen gelijkwaardig. Het effect
van bloeddrukverlagende medicatie is beter als eveneens zoutbeperking wordt nageleefd.
Aandachtspunten:
- Vraag de patiënt naar het gebruik van kant-en-klaarproducten zoals sauzen, soepen, kant-en-
klaarmaaltijden en bouillonbokjes, smaakmakers zoals ketjap en vloeibaar aroma, snacks,
haring en gerookte vis, zoutjes, op smaak gebrachte diepvriesgroente, groente in blik of glas
en zuurkool.
- Ga na of alternatieve zoutsoorten worden gebruikt, zoals zeezout, selderijzout en
knoflookzout, Keltisch (zee)zout of Himalayazout.
- Een normaal gezouten warme maaltijd (zonder soep) bevat gemiddeld 3 gram zout (1200 mg
natrium).
- De patiënt inzicht laten krijgen in het zoutgehalte van voedingsmiddelen door het geven van
analysecijfers. Leren variëren met deze analysecijfers verhoogt de variatiemogelijkheden.
- Op etiketten wordt het zoutgehalte aangegeven in grammen; in dieettabellen wordt soms
uitgegaan van mg natrium. Maak de patiënt op dit verschil attent.
- Bij regelmatig gebruik van zoutloos brood moet er aandacht zijn voor het jodiumgehalte van
de voeding.
- Er zijn veel kruidenmengsels zonder toegevoegd zout in de supermarkt en/of reformzaak te
koop.
- In dieetzout is het natriumzout vervangen door kaliumzout; light zout en LoSalt bestaan voor
66-70% uit kaliumzout. Het aanwennen van het gebruik hiervan is niet aan te raden omdat bij
voortschrijdend nierfunctieverlies een kaliumbeperking meestal nodig wordt.
- Het eten van drop en producten met dropextract is af te raden vanwege het
glycyrrhizinegehalte; dit kan een bloeddruk verhogende werking hebben. Dit geldt ook voor
producten met zoethout.
Kalium
Een kaliumbeperking is meestal pas nodig in het laatste stadium van nierfunctieverlies (bij een
kaliumwaarde vanaf 5.5) Hyperkaliëmie veroorzaakt een verhoogde prikkelbaarheid van de
dwarsgestreepte spiercellen; dit kan leiden tot spierkrampen, hartritmestoornissen en hartstilstand.
- De wijze van bereiden heeft invloed op het kaliumgehalte. Bij het traditionele ‘koken’ gaat het
meeste kalium verloren.
- Groente- en aardappelkookvocht is kaliumrijk.
- Cafeïnevrije koffie bevat evenveel kalium als gewone koffie.
- Kaliumreductie is te bereiken door het vervangen van koffie door thee, en door vruchtensap te
vervangen door (smaak)water, (suikervrije) frisdrank of limonade van (suikervrije) siroop.
- Als aardappelen in het menu enkele keren per week vervangen worden door rijst of pasta,
levert dat een aanzienlijke kaliumreductie in het dagmenu op.
Fosfaat en calcium
Bij een afnemende nierfunctie is de calcium-fosfaathuishouding verstoord. Een normale
serumfosfaatwaarde (<1,50 mmol/l) en serumcalciumwaarde (2,10-2,55 mmol/l) verkleint de kans op
complicaties, zoals jeuk en calcificaties van weefsels en gewrichten (door het uitkristalliseren van
calciumfosfaatverbindingen) en secundaire hyperparthyreoïdie. Met medicatie (vitamine D 3
(colecalciferol), actief vitamine D (calcitriol of alfacalcidol) en fosfaatbinders) en dieetmaatregelen
wordt getracht het serumcalcium, serumfosfaat en het parathormoon binnen de normale grenzen te
houden.
De diëtist geeft uitleg over de juiste inname van fosfaatbindende medicijnen. Deze medicijnen binden
het fosfaat uit de voeding in het maag-darmkanaal zodat het fosfaat niet meer in het bloed opgenomen
kan worden. Het gebonden fosfaat verlaat het lichaam met de ontlasting. Fosfaatbindende medicijnen
zijn onder te verdelen in calciumhoudende en niet-calciumhoudende binders:
- Calciumhoudend: calciumcarbonaat en calciumacetaat/magnesiumcabonaat (OsvaRen)
- Niet-calciumhoudend: ijzer(-III-)oxyhydroxide (Velphoro), lanthaancarbonaat (Fosrenol) en
sevelameercarbonaat (Renvela).
Regels voor de inneming van fosfaatbinders zijn:
- Fosfaatbindende medicijnen innemen tijdens of vlak voor de maaltijd (afhankelijk van de
soort).
- Het voorgeschreven aantal fosfaatbindende medicijnen zo over de dag verdelen dat bij eiwit-
en fosfaatrijke maaltijden meer medicijnen worden ingenomen (vergeet de eiwitrijke
tussendoortjes niet!).
- Als er geen maaltijden gebruikt worden, hoeven geen fosfaatbinders ingenomen te worden.
Aandachtspunten bij de dieetadvisering
- Melkproducten, kaas, ei en noten leveren per gram eiwit meer fosfaat dan vlees of vis.
- Fosfaten worden door de voedingsmiddelenindustrie in ruime mate toegevoegd als additief:
smeltzouten (smeerkaas), voedingszuren (cola), verdikkingsmiddelen (puddingpoeders),
kookversnellers (papproducten), antiklontermiddel (koffiecreamer) en emulgeermiddelen
(vleeswaren).
Vocht
De vochtbehoefte is in principe 1,5 tot 2 liter per dag. Dit is conform de RGV. Bij onvoldoende
pompkracht van het hart of bij hyponatriëmie kan een (tijdelijke) vochtbeperking nodig zijn. Een
vochtverrijking is geïndiceerd voor patiënten met autosomaal dominante polycysteuze nierziekte
(ADPKD) en voor patiënten met chronische nierschade in combinatie met nierstenen of jicht.
ADPKD is de meest voorkomende erfelijke nierziekte. De ziekte kenmerkt zich door cysten (met vocht
gevulde holten) in een aantal organen, waaronder de nieren, die in de loop der jaren in omvang
toenemen. De cysten verdringen het gezonde nierweefsel, waardoor op termijn functieverlies optreedt.
Bij ADPKD zijn de nieren al in een vroeg stadium minder goed in staat de urine te concentreren. Door
de relatieve uitdroging wordt meer vasopressine (ADH) gemaakt, waardoor meer vocht wordt
vastgehouden. Vasopressine stimuleert echter de aanmaak van cyclisch adenosinemonofosfaat
(cAMP). Dit is een secundaire boodschapper die signalen in de cel doorgeeft. Het stimuleert de
vorming van cysten en bevordert de secretie van NaCl in de cysten en heeft doordoor een belangrijke
rol in de progressie van de ziekte. Een vochtinname van 3-4 liter kan de productie van vasopressine
onderdrukken en daarmee progressie mogelijk vertragen.
Bij jicht en nierstenen zorgt extra drinkvocht voor een minder geconcentreerde urine, waardoor er
minder snel kristalvorming optreedt. Hier wordt een vochtinname van 2-3 liter aanbevolen, zodat de
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur evialdenzee. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.