Complete samenvatting van anatomie module 1 NEXT en alle verwerkingsopdrachten + antwoorden.
Inclusief uitgebreid spieroverzicht met origo en insertie van de spieren. Deze hoef je niet te kennen voor de HOCK toets maar zijn wel handig voor de praktijktoets.
Thim Hogeschool voor Fysiotherapie (THIM)
Fysiotherapie
Anatomie
Tous les documents sur ce sujet (47)
2
revues
Par: mbvanlaar • 2 année de cela
Par: Jaap5 • 2 année de cela
Traduit par Google
Thank you for the good review and success with your exam!
Par: johanneslutgens • 2 année de cela
Par: Jaap5 • 2 année de cela
Traduit par Google
Thank you!
Vendeur
S'abonner
Jaap5
Avis reçus
Aperçu du contenu
ANATOMIE MODULE 1
inclusief alles spieren uit de bijlage: BIJ Anatomische structuren
De student kan de belangrijkste anatomische richtings- en positie aanduidingen benoemen en gebruiken
Ventraal buikzijde (voorzijde)
Dorsaal rugzijde
Craniaal naar schedel (cranium=schedel)
Caudaal naar stuitje (cauda=staart)
Proximaal naar romp toe
Distaal van de romp af
Lateraal aan de buitenzijde (van midden af)
Mediaal aan de binnenzijde (richting midden)
Anterior voorste
Posterior achterste
Superior aan de bovenkant
Inferior aan de onderkant
Dextra Rechts
Sinistra Links
Radiaal aan de kant van de radius/duim (lateraal)
Ulnair aan de kant van de ulna/pink (mediaal)
Fibulair aan de kant van de fibula / kleine teen (lateraal)
Tibiaal aan de kant van de tibia /grote teen (mediaal)
Superficiaal oppervlakkig (dichter bij de huid)
Profundus dieper in het lichaam
Internus inwendig
Externus uitwendig
Afkortingen:
• m. / mm. = musculus/musculi
• lig. / ligg. = ligamentum/ligamenta (ligamenten, band(-en))
• v. / vv. = vena/venae (ader(s))
• n. / nn. = nervus/nervi (zenuw(en))
• a. / aa. = arteria/arteriae (slagader(s))
• art. / artt. = articulatio/articulationes (gewricht(en))
Niet voor de toets, wel handig om te weten:
Unilateraal één kant
Bilateraal beide kanten
Homolateraal = ipsilateraal = aan dezelfde kant
Heterolateraal = contralateraal = aan de andere kant
,De student kan de verschillende soorten synoviale gewrichten opsommen, de
vrijheidsgraden(=bewegingsassen) per gewricht benoemen
en een voorbeeld van elk soort synoviaal gewricht geven.
Convex = bol Concaaf = hol (cave=hol)
A) Scharniergewricht = 1 vrijheidsgraad (=1 as)
(elleboog, knie, vingerkootjes)
B) Rolgewricht = 1 vrijheidsgraden
(radius/ulna bij elleboog)
C) Zadelgewricht = 2 vrijheidsgraden
(beide zijn convex en concaaf; duim)
D) Ellipsoïd , condylair of ei-gewricht = 2 vrijheidsgraden
(handwortelbeentjes/radius-ulna)
E) Bol- of kogelgewricht = 3 vrijheidsgraden
(heup, schouder)
F) Vlak gewricht = 2 vrijheidsgraden
(hand- en voetwortelbeentjes,ac-gewricht, tussen de
wervels)
!! Let op: Discus en Meniscus geven functioneel 1 extra
vrijheidsgraad aan het gewricht
bv. Sc-gewricht (heeft een discus): anatomisch→ zadelgewricht met 2 vhg,
functioneel→ kogelgewricht met 3 vhg.
De verschillende vlakken en assen in het lichaam opnoemen en de bijbehorende bewegingen van de schouder-
heup en elleboog-knie benoemen.
As staat altijd loodrecht op een vlak
In Frontale vlak om Sagittale as (ezelsbruggetje: denk aan trekpop)
Heup / schouder: abductie (van het lichaam af)
adductie (naar het lichaam toe)
Nek / rug: lateroflexie
Pols: radiaalabductie
ulnairabductie
In Sagittale vlak om Transversale as (=Frontale as)
Mediaan vlak is een sagittaal vlak dat het lichaam in een gelijke linker en rechterhelft verdeelt.
Heup / schouder: anteflexie (beweging naar voren (ventraal))
retroflexie (beweging naar achteren (dorsaal))
Knie / elleboog / nek / rug: flexie (buigen/ (bol maken rug))
extensie (strekken)
Enkel: plantairflexie (op tenen staan)
dorsaalflexie (rug voet naar boven)
Pols: palmairflexie (hand palm naar je toe in anatomische houding)
dorsaalflexie (rug van je hand richting rug)
(Mediale vlak is een sagittaal vlak precies in het midden)
Transversale vlak om Longitudinale as
Heup / schouder: endorotatie (naar binnen draaien)
exorotatie (rotatie naar buiten)
Schouder: horizontale abductie (gestrekte arm op schouderhoogte naar achteren bewegen)
horizontale adductie (idem maar dan naar voren/binnen bewegen)
rug: (axiale) rotatie
,Geen zuivere longitudinale as:
Pronatie: hand naar binnen draaien (bovenarm stil) ezelsbrug: PROnatie: proost, hoe je een drinkt
Supinatie: scheppende beweging ezelsbrug: SUPinatie: soep eten
Algemene myologie
De student kan de diverse spiertypen (fusiform, pennaat, etc.) en soorten spiervezels benoemen en hun functies
en de begrippen origo en insertie uitleggen
1 t/m 5. Fusiform=spoelvormige spier
2. meerkoppig (hier tweekoppig=biceps(vb -femoris of -brachii),
driekoppige spier→triceps))
3. Tweebuikig (komt niet vaak voor in het lichaam: m.digastricus))
4. Platte spier (vb m. serratus, m. obliquus externus))
5. Meerbuikige (sterkste) spier = (m.rectus abdominus)
6. unipennaat = enkelvoudig gevederde spier (m.extensor digitorum
longus)
7. Bipennaat =dubbel gevederde spier (bijv rectus femoris)
• Spier (pezen niet meegerekend) kan tot ½ verkorten
• Pennate spieren kunnen minder verkorten maar meer kracht leveren
• Hoe meer vezels naast elkaar hoe krachtiger
Fysiologische doorsnede = dwars op de richting van de spiervezels
Anatomische doorsnede = dwarsdoorsnede op het dikste punt van de spier
Soorten spiervezels:
• Rode spieren/ Type I /tonisch
- Type I, slow twitch, onvermoeibaar (vooral aeroob)
- Neiging tot verkorting → regelmatig rekken (meer doorbloed→meer O2 naar toe→ langer
volhouden bv kleine spiertjes in rug/romp→ altijd op spanning)
• Witte spieren/ TYPE II /fasisch
- Type II, fast twitch, snel vermoeibaar
- Neiging tot atrofie, moeten veel gebruikt worden (if you don’t use it, you lose it)
• Type IIa (tussen I en II in)en IIx (meeste kracht, sprint)
, Origo (oorsprong): waar de pees van de spier vast zit aan het bot, zoveel mogelijk proximaal(dicht bij de romp→ in
anatomische stand: punctum fixum (gefixeerd/stilstaand punt)
Insertie (aanhechting): distaal gelegen→ in anat. houding: punctum mobilé (bewegend punt)
Open keten: spier trekt insertie naar origo (bv hand/voet beweegt vrij→ anteflexie been)
Gesloten keten: spier trekt origo naar insertie (bv hand/voet gefixeerd op grond of aan halterstang; vb squat of
optrekken). Let op!: in gesloten keten is de insertie punctum fixum en de orige punctum mobilé.
De student kan de diverse contractievormen van een spier uitleggen (concentrisch-excentrisch-isometrisch) en de
diverse werkingsvormen (agonist, antagonist, synergist) van een spier beschrijven
Concentrische contractie: de spier spant aan en wordt korter
Excentrische contractie: de spier spant aan en wordt langer door uitwendige kracht (bv zwaartekracht), spier kan
hierbij de meeste kracht leveren (het meeste gewicht verplaatsen)
Isometrische(=statisch) contractie: lengte spier blijft gelijk(je ziet GEEN beweging)→spanning verandert tov als
je de spier niet gebruikt (vb boek vasthouden).
Excentrische training werkt het beste voor hypertrofie (verdikken(en versterken) van spieren) (maar ook de meeste
spierpijn).
Agonist: spier die actief beweging maakt
Antagonist: spier die de tegenovergestelde beweging maakt en moet ontspannen tijdens beweging agonist.
reciproke inhibitie=wederzijdse remming, zorgt ervoor dat de eerste 6 weken bij krachttraining je wel sterker wordt maar
er nog geen hypertrofie plaatsvindt. Het sterker worden zit hem vooral in dat het zenuwstelsel leert om de antagonist meer te
ontspannen. In het begin doet de antagonist mee (co-contraheren) om het gewricht te beschermen → het zenuwstelsel kent
deze beweging nog niet zo goed → moet zichzelf beschermen tegen deze beweging. Hoe vaker de beweging gedaan wordt des
te meer gaat het zenuwstelsel leren dat als de agonist aanspant de antagonist moet ontspannen
Synergist: de spier die bij een beweging samenwerkt met de agonist.
Mono-articulair: spier loopt over 1 gewricht (werking spier in 1 gewricht)
Bi-/poly-articulair: spier loopt over 2(bi) of meer(poly) gewrichten (poly-articulaire spieren vind je
vooral in de vingers en tenen)
De student kan de begrippen actieve en passieve insufficiëntie uitleggen
Actieve insufficiëntie: spier heeft zich maximaal verkort (max tot de helft van zijn lengte
Pezen tellen niet mee!) en kan de beweging niet verder uitvoeren. (bv niet mogelijk om knie
max te buigen bij een gestrekte heup → de hamstrings zijn actief insufficiënt (kunnen niet
verder verkorten)).
Passieve insufficiëntie: spier is maximaal uitgerekt en kan geen verdere beweging
toelaten. (bv. Het is niet mogelijk om een vuist te maken als de pols max gebogen is → strekspieren
(extensoren) van de polsen en vingers zijn hiervoor niet lang genoeg of bij vooroverbuigen met
gestrekte been, kan romp niet verder bewegen in heup door de rek op de hamstrings, knie licht buigen
→ je romp kan een stuk verder bewegen).
De student kan de begrippen massa, momentsarm, kracht en werklijn uitleggen en
bijbehorende formule voor het moment reproduceren
Osteokinematica zijn botbewegingen, er zijn twee typen
bewegingen (in gewrichten): rotaties (om een as vb flexie,
extensie, endorotatie etc) en soms translaties.
De rotatiebeweging wordt veroorzaakt door krachten. Niet
alleen de kracht maar ook de afstand naar het draaipunt
Moment(M) = kracht (F)x arm(A) (=afstand tot draaipunt).
Moment= mate van kracht die geleverd moet worden
→Spieren die oppervlakkig liggen (en ver weg van de as) zijn
dus gunstiger (en vaak groot qua kracht)
Denk aan een deur: ver weg van de scharnieren deur open
duwen (afstand groter=(moments)arm groter)→ minder spierkracht nodig dan dicht bij het draaipunt. Kratje bier
zwaarder bij optillen als je hem verder van je af houdt, dan wanneer je het kratje dicht bij je lichaam houdt.
Evenwicht van 2 momenten:
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Jaap5. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €12,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.