Communiceren (23/09)
(tweedaagse, nog niet zeker als het doorgaat)
Syllabus (=leerstof) zie chamilo, moet je kennen voor het examen minus het grijs aangeduide
gedeelte moet je niet kennen. Bij de gesprektechnieken de praktijk moet je niet kennen.
Puur kennisexamen, pure kennisvragen, geen toepassingsvragen
Ppt op chamilo
Inhoud cursus:
- Theorie van de communicatie
- Gespreksmodellen
- Gesprekstechnieken
Theorie van de communicatie - Hoofdstuk 1
Het bieden van goede zorg houdt twee dingen in. Je zult heel wat dingen leren (leerstoornissen,
stem- en spraakstoornissen) je bent er goed in = de technologie van de gezondheidszorg. Het is je
gereedschapskist die het mogelijk maakt om met mensen te werken.
We weten als cliënt niet wat goede zorg is. We weten wel of de zorgverlener op een juiste en
correcte manier met de cliënt omgaat door de goede communicatie. Hoe gaat men met jou om, dat
is het enige dat de cliënt kan bekijken.
De factoren die het meest bijdragen tot de tevredenheid bij ziekenhuispatiënten:
Hebben allemaal te maken met communicatie, omgang… geen enkel punt gaat over de technologie.
Als we goed willen overkomen dan moeten we onze communicatie goed verzorgen, professioneel in
zijn.
Zowel met de patiënten als met de collega’s in je team kunnen praten.
Communicatie is een ruim domein en kun je op verschillende manieren gaan bestuderen. Een
logopedist is met communicatie bezig.
PR deskundige is de persoon die opgeleid is om een bepaalde boodschap aan een groot publiek voor
te brengen.
Communicatie = interactie. Communicatie is geen eenrichtingsverkeer, maar het is een
wisselwerking. Nadat je iets hebt verteld ga je kijken naar de andere hoe het is overgekomen, hoe
reageert hij erop. Rekening houden met de reacties die je krijgt. Goed nagaan wat de ander vindt van
wat je gezegd hebt. Interactie is heel erg belangrijk.
We willen weten wat er in de persoon omgaat. We beogen ook dat de persoon door de begeleiding
zich goed gaat voelen.
Misverstanden in de communicatie
- Stel je begrijpt de patiënt niet goed. Dan loop je het risico om op het verkeerde spoor te
zitten, of op een verkeerde diagnose
- De cliënt heeft het gevoel dat de persoon voor zich niet echt luistert en haken af. Dat de ergo
hem haar niet echt begrijpt in zijn probleem.
,Model van David Berlo: boodschap, kanaal, ruis…
Je hebt een zender en een ontvanger. De zender zendt boodschap uit via een bepaald kanaal. Komt
vandaan: jaren 50-60 na aanleiding van de morsecode. In de tweede wereldoorlog was morse een
belangrijke vorm van communicatie. Zo kon men via grote afstand met elkaar communiceren.
Morsecodes konden via een bepaalde weg verstuurt worden en de ontvanger kon deze ontvangen en
vervolgens omzetten naar bepaalde letters en dan ontstond er een bericht.
Zender bericht kanaal ontvanger
Ontvanger moet het bericht decoderen om er gewone tekst, taal uit te halen.
De boodschap
- Tekens, signalen en gegevens: kan ook vanop afstand zijn, bv gesprek via de lijn, bericht…
- Als je die boodschap wilt versturen moet je goed nadenken in welke vorm
- Encoderen van de boodschap. Omzetten in tekens, woorden. Het onder woorden brengen =
encoderen
Het kanaal
- Via wat we iets versturen (mail, tiktok…)
- 2 belangrijke kanalen:
- * verbaal-auditief kanaal
- *lichamelijk-visueel kanaal
De luisteraar/ontvanger
- De persoon die de boodschap ontvangt en er nadien kan op reageren. Reactie = de feedback.
Feedback kijken hoe iemand anders met de informatie omgaat.
- Gebeurd nadat de boodschap wordt gedecodeerd. De boodschap omzetten in gevoelens en
gedachten zoals door de zender is bedoeld. Begrijpen dat iets grappig is, of hoe iets bedoelt
is = decoderen
Op de dag van vandaag kunnen we emotie toevoegen aan berichten met emoji’s.
Zender, boodschap en ontvanger in circulair beleid
Zender a stuurt de boodschap en wordt ontvangen door B. het feedback via het reageren dat is een
manier om een boodschap naar de ander weer terug te sturen. Dus de ontvanger wordt onmiddellijk
weer de zender.
Communicatie betekent interactie.
Ruis
- De manier van de ontvanger hoe die ernaar luistert
- Kan gaan om echt lawaai uit de omgeving
Oefening:
Drie videofragmenten
- Wat zie je gebeuren?
- In welke sfeer vindt het gesprek plaats? (positief/negatief)
- Wat doet elke gesprekspartner?
, - Waarover hebben ze het?
fragment 1
fragment 2: het is op school, twee mensen in een klaslokaal. De ene komt iets later toe dan de ander.
De ene persoon heeft papieren. Dus deze is waarschijnlijk van de school. De ander komt toe. Het is
een oudercontact. Er was een negatief sfeer. Bedrukte gezichten, bedenkelijke bevragende
gezichten, veel expressie. Er was een bedrukte sfeer. Het ging over iets dat niet zo positief was van
de leerling.
Fragment 3: Amerikaanse cowboyfilm. Gesprek tussen jongen en cowboy. Sfeer: wenende jongen,
ernstige cowboy. Er is iets gebeurd en de jongen wordt op zijn plaats gezet en begint te wenen. het
gesprek gaat over. De jongen stottert en kan niet roepen om hulp, want er is een man in het water
gevallen. Hij krijgt onder zijn voeten omdat hij stottert.
Lichaamstaal desmond: filmpje
Opstelling in verbale = alle wat mensen onder woorden brengen, kan geschreven of gesproken zijn.
Denk aan het gebruiken van vakjargon, typische begrippen die eigen zijn aan je vakgebied.
Paraverbale communicatie: de manier waarop je je woorden zegt, uitspreekt. Heeft te maken met
intonatie, volume
Nonverbale communicatie: lichaamstaal
GULAG= gelaatsuitdrukkingen,
- Gelaatsuitdrukkingen
Zeer belangrijk, we zien enkel het gezicht van mensen, boodschap uitzenden via het gelaat.
Het is zeer belangrijk, wat kunnen we zien van uitdrukkingen op het gezicht.
- Uiterlijk
Uiterlijke kenmerken, soms het enige dat we kunnen waarnemen. Je komt tot een bepaald
beeld van de persoon op basis van het uiterlijk (oud, jong, huidskleur, kledij, haarkleur, vorm
van het gezicht,…)
- Lichaamshouding: welke houding neem je aan ten opzichte van een ander persoon. Open
houding, ik ben er klaar voor, voor het gesprek.
- Aanrakingen
Een hand geven, iemand troosten, vastpakken
Als je iemand bent met een hogere status dan hebben mensen het er niet veel moeite mee
dat je iemand aanraakt. Bv een arts
Leeftijd: volwassenen kunnen zonder problemen kinderen en volwassenen aanraken
- Gebaren
Terwijl je iets aan het vertellen bent. In een berichtje zet je soms ook gebaren
Oefeningen
1F
2A
3H
4D
5E