Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
examenvragen immunologie (2de bachelor BWM) €6,49   Ajouter au panier

Examen

examenvragen immunologie (2de bachelor BWM)

 5 vues  0 fois vendu

(Behaald resultaat met deze samenvatting: 18/20) Zeer uitgebreide samenvatting van alle mogelijke examenvragen die elk jaar terugkomen. Als je dit leert ben je er zeker door.

Aperçu 4 sur 54  pages

  • 1 novembre 2021
  • 54
  • 2021/2022
  • Examen
  • Questions et réponses
Tous les documents sur ce sujet (45)
avatar-seller
lemmeslodders
1. Een verlies mutatie treedt op in IL-12, wat is het gevolg?
a. Verstoorde verdediging tegen parasieten
b. Verstoorde verdediging tegen IC pathogenen
c. Verstoorde verdediging tegen EC pathogenen`
d. Geen
2. Wat is fout? (geen antwoorden, dus ik heb de definities er bij geschreven)
a. Combinatiediversiteit = gensegmenten die door herschikking terug aan elkaar
worden geplakt, zorgt voor diversiteit
b. Junctiediversiteit = invoegen of verwijderen van extra nucleotiden
c. Mutatie diversiteit = door een mutatie (bv. Verkeerde base zorgt voor ander AZ)
3. MBL is (mannose binding lectine)
a. Een vaste TCR
b. Een solluble BCR
c. Een vaste BCR
d. Een solluble PRR
4. IFN-Gamma, wat is fout?
a. Geproduceerd door T-cellen
b. Geproduceerd door NK-cellen
c. Geproduceerd door macrofagen
d. Activeert NK-cellen
5. Wat is geen endotheelactivator?
a. Complement
b. Macrofagen
c. T en B cellen
d. Geen van bovenstaande

6. Wat is geen fysiologische functie van het immuunsysteem?
a. Tumorbewaking
b. Induceren auto-immuniteit en allergie
c. Verdediging
d. Oude cellen opruimen en herstellen
7. De hypervariabiliteitsregio bevindt zich op:
a. Fab gedeelte
b. Fc gedeelte
c. Fc en Fab
d. Geen van beide
8. Th2-cellen ???
a. Produceren IL-12 en TGF-beta en helpen bij Treg
b. Produceren IL-4 en/of IL-13 en trekken eosinofielen aan
c. Produceren IL-4 en IL-5 en trekken mastcellen en basofielen aan
9. Bij een onderdrukking van IL-6, wat verwacht je?
a. Verminderde eosinofielen
b. Verminderde aanmaak acute fase eiwitten
c. Alle bovenstaande
10. Iemand heeft een mazelenziekte gehad, wat ga je doen om dat te bevestigen?
a. Serum IgM controlerenn
b. Mazelenspecifiek IgM controleren
c. SerumIgG + mazelenspecifiek IgG controleren

, d. SerumIgG controleren

(Recente infecties met mazelenvirus kunnen worden aangetoond door de
aanwezigheid van mazelenvirus-specifieke IgM-antistoffen. Mazelenvirus-
specifieke IgM-antistoffen uit serum, vingerprikbloed of speeksel kunnen
tot 6 weken na ontstaan van exantheem worden aangetoond.)
11. Wat is fout ivm verworven IS?
a. Speelt geen rol in hyperacute afstoting bij transplantatie
b. Bevat geringe receptorvariatie
12. Wat is fout ivm complement receptoren?
a. Zitten vooral op fagocyten en doen aan opsonisatie
b. Geen op dendritische cellen
c. CR2 op B-cellen
d. CR1 op RBC
13. Hoeveel IgG zijn er minimaal nodig voor complementactivatie?
a. 1
b. 2
c. 6
d. Geen want IgG activeert een complement niet
14. Wat zijn primaire adhesiemoleculen?
a. Selectines
b. Integrines
c. Integrines en moleculen van de Ig-familie
15. Wat is fout?
a. IL-6 is een monocytair cytokine dat zorgt voor de synthese van acute fase eiwitten
b. IL-8 zorgt voor de chemotaxix van PMN
c. IL-12 zorgt voor polarisatie T0>TH1
d. TNFalfa induceert koorts
16. Wat doet niet aan co-stimulatie van B-cellen
a. CD79a en b
b. C3d
c. IL-21
d. CD40
17. Wat is juist ivm CD40L?
a. Bevindt zich vooral op naieve T-cellen
b. Activeert B-cellen
18. Op welke merkers ga je testen voor het identificeren van plasmacellen?
(plasmacellen zijn CD27++ dubbel positief)
(B-geheugencellen zijn CD27+) en (B-cellen zijn CD27-)
a. CD79a en b
b. mIg
c. CD40 en C19
d. Andere merkers
19. Bij welke receptoren is de diversiteit een gevolg van de herschikking van mRNA?
a. Immunoglobulinen en T-cel receptoren
b. PRR
c. Noch a noch b

, d. a en b
20. Wat is fout?
a. Combinatiediversiteit is het gevolg van herschikking genen
b. Junctiediversiteit is het gevolg van...
c. Mutatiediversiteit is het gevolg van recombinaties van de zware en de lichte keten
21. Wat is juist?
a. Kiemlijn DNA herschikking in de B-cel is antigeen-afhankelijk
b. Kiemlijn DNA herschikking in de T-cel is antigeen-afhankelijk
c. Receptor editing in de B-cel is MHC afhankelijk
d. Alles is fout
22. Hoeveel variabele stukken bevat een dimeer IgA:
a. 4
b. 12
c. 24
d. 48
23. Wat hebben NK-cellen en cytotoxische T-cellen gemeen?
a. Produceren IFN-Gamma
b. Zijn CD3 en CD4 positief
24. Wat is een functie van de B-cel?
a. Antigeenpresentatie in de 1e immunologische synaps
b. Antigeenpresentatie in de 2e immunologische synaps
c. Beinvloeden de T-cel polarisatie
d. Het zijn alle drie functies van de B-cel
25. I.v.m. IL-1, TNF-alfa en IL-6, wat is juist?
a. IL-6 induceert koorts
b. IL-6 zorgt mede voor de activatie van T-cellen
c. De productie staat direct onder invloed van cyclo-oxygenase en lipo-oxygenase
26. Wat zijn de voornaamste functies van de anafylatoxines?
a. Chemotaxis (neutrofielen)
b. Activatie bloedplaatjes, degranulatie mestcellen
c. Pro-inflmmatoir (Bevorderen synthese cytokines door monocyten)
d. Alle drie zijn functies van de anafylatoxines
27. Diapedese vereist:
a. Expressie van selectines op leukocyten en op endotheel
b. Expressie van integrines op endotheel en immunoglobulines op leukocyten
c. Expressie van integrines op geactiveerde lymfocyten en immunoglobulines op
endotheel
d. Alle bovenstaande zijn fout
28. Wat is juist ivm CRP (C-reactieve proteïne)
a. Kan complement activeren
29. Wat medieert antigeen-specifieke opsonisatie
a. IgG
b. IgE
c. IgA
d. C3d
30. Wat is correct i.vm. ideotype?
a. Specifieke Fabs
b. Genetische merkers die bij verschillende individuen aanwezig zijn

, c. Genetische merkers die bij iedereen aanwezig zijn
31. Wat is juist i.v.m. epitopen en paratopen?
a. De TcR bindt comformationele epitopen
b. B-cellen en T-cellen zijn vaak gericht tegen verschillende epitopen
c. De paratoop en een antigen verandert niet tijdens de affiniteitsmaturatie
d. Paratopen van antigenen zijn altijd lineair
32. Iemand wil graag werken met Fab2 fragmenten. Hoe kan hij dat verkrijgen?
a. Behandelen met papaine
b. Behandelen met pepsine
c. Elektroforese
d. Alle bovenstaande zijn juist
33. Een 5-jarige jongen komt op consult vanwege herhaalde infecties. De T-cellen zijn in orde. De
B-cellen zijn te laag. Welke laboratoriumtest vraag je aan?
a. Immunoglobuline titers
b. Complementdosering van C3d
34. Wanneer treedt endogene pathway op?
a. Bij virusgeinfecteerde cellen
b. Parasieten
c. Tumorgroei
d. Alle voorgaande antwoorden zijn juist
35. Wat is kolonisatietolerantie?
a. Het resistant worden van bacteria tegenover antibiotica
b. Het vermogen van fyiologisch aanwezige bacteria om kolonisatie van
pathologische bacteria te weerstaan
c. Het vermogen van pathologische bacteria om commensalen te overgroeien
36. Waar komt kolonisatietolerantie voor?
a. Darm
b. Huid
c. Genito-urinair stelsel
d. Alle drie
37. Wat is juist met betrekking tot MHC?
a. Niet alle MHC genen liggen op chromosoom 6
b. De meeste mensen zijn homoloog voor de MHC genen
38. Wat is ectopische presentatie van antigenen met betrekking tot T-cel tolerantie?
a. Presentatie van vreemde antigenen in het beenmerg
b. Presentatie van lichaamseigen antigenen in de thymus
c. Presentatie van lichaamseigen antigenen in getransplanteerd weefsel
39. Wat is juist met betrekking tot Tregs?
a. iTregs produceren IL-10 en TGF-beta
b. nTregs opsoniseren antigenen in het beenmerg en brengen die naar de thymus
c. nTregs zijn CD14+CD25-FOX3+CD127-
d. Allen zijn fout
40. Welke cel heeft in theorie de meeste tijd nodig voor een adequate immuunrespons?
a. T0 Cel
b. Centrale B-geheugen cel
c. Perifere B-geheugen cel
d. Geen verschil in tijd
41. Wat is fout over de marginale zone B-cellen?

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lemmeslodders. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

79373 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,49
  • (0)
  Ajouter