Samenvatting van V1OPSY11 (Ontwikkeling van basisschoolkinderen) - Hogeschool KPZ
Complete samenvatting van V1OPSY11 (Ontwikkelingspsychologie) - Hogeschool KPZ
Tout pour ce livre (28)
École, étude et sujet
Katholieke Pabo Zwolle (KPZ)
Lerarenopleiding Basisonderwijs / PABO
Ontwikkelingspsychologie
Tous les documents sur ce sujet (1)
1
vérifier
Par: kranendonkbas • 2 année de cela
Vendeur
S'abonner
marlies_kosse
Avis reçus
Aperçu du contenu
Ontwikkelingspsychologie
H2 t/m H5 (paragraaf 2.1, 2.2, 2.4.4, 2.4.7, 2.4.11 en 2.4.12 alleen lezen!)
Opbouw tentanten
Deel 1: meerkeuze vragen (20x)
➔ Ca 50% mbt div. ontwikkelingsgebieden, belangrijkste kenmerken kleuters, 6-9, 9-12
➔ Ca 50% mbt deskundigen ontwikkelingspsychologie en kenmerken van hun theorieën +
begrippen en benaderingen
Deel 2: 6x open vragen, 1x casus + vraag
Samenvatting boek
Hoofdstuk 2: ontwikkelingspsychologie
2.3 begrippen uit de ontwikkelingspsychologie
Leefwereld
- Sociaal-culture factoren vormen ook de leefwereld van een kind.
- Het zijn feitelijkheden die samen de leefwereld van een kind vormen en van invloed zijn op
de ontwikkeling van dat kind. Hierbij kan je onderscheid maken tussen etnische verschillen,
sociale verschillen en culturele verschillen, en de invloed daarvan op het onderwijs.
Belevingswereld
- De belevingswereld van kinderen = de wijze waarop ze hun leefwereld ervaren.
- Ontwikkelingsstereotiep denken = mijn klas zal wel geïnteresseerd zijn in dit of dat. Ergens
een etiket opplakken.
Klassieke ontwikkelingspsychologie
- Een regelmatige opeenvolging van stadia, waarbij elk stadium een vooruitgang van het vorige
stadium betekent.
- Eindpunt van de ontwikkeling is volwassen denken (theorie van Piaget), drie factoren zijn
hierbij belangrijk:
• de chronologische leeftijd: op een bepaalde leeftijd mag je bepaalde gedragingen en
veranderingen verwachten
• de biologische leeftijd: de menselijke ontwikkeling wordt min of meer bepaald door
fysieke factoren
• de sociale context: uitgangspunt is dat ontwikkeling bepaald wordt door invloeden
van de omgeving.
- De moderne ontwikkelingspsychologie is veel meer verklarende wetenschap geworden.
Levenslooppsychologie
- Levenslooppsychologie heeft ervoor gezorgd dat we anders zijn gaan kijken naar de
kinderlijke ontwikkeling. Er wordt niet enkel gekeken naar wat er zich bij het kind van
binnenuit ontwikkelt, maar wat dóór het kind wordt ontwikkeld in relatie met zijn omgeving.
,Ontwikkeling – ervaring – rijping
- De omgeving moet voor een goede ontwikkeling stimulerende factoren bevatten.
- Nature-nurture-tegenstelling: vroeger vond het ene kamp dat ontwikkeling alleen bepaald
werd door aanleg, het andere kamp dacht dat de omgeving (oa opvoeding) bepalend was.
• De theorie die nadruk legt op de biologische ontwikkeling heeft daarbij als invalshoek
‘nature’, aanleg en genen. In deze visie ontwikkelt het kind zich vanzelf.
• De ‘nurture’- theorie hecht het meeste belang aan de omstandigheden waaronder
iemand opgroeit. Er is sprake van ontwikkeling en rijping. De mens komt ter wereld
als een onbeschreven blad (tabula rasa) dat na de geboorte ingevuld gaat worden.
Wie je bent en wat je wordt, is dus volledig afhankelijk van de omstandigheden
(behaviorisme). Aangeboren vermogens, aanleg en eigen wil spelen hier nauwelijks
een rol. Bekende vertegenwoordigers van het behaviorisme zijn Skinner en Pavlov.
Zij ontwikkelden ook als belangrijke methode tot leren beloning en straf. Beloning
leidt tot gewenst gedrag, en met straf leer je ongewenst gedrag af. Men noemt deze
methode conditionering.
- Een derde stroming noemt de interactie een belangrijke aspect van ontwikkeling. Hier wordt
groot belang toegekend aan de culturele omgeving. Vorming van de persoonlijkheid komt tot
stand onder invloed van enerzijds de erfelijke gegevens die ieder mens in zich heeft, en
anderzijds de culturele omgeving waarin hij opgroeit.
- Naast omgevingsfactoren speelt de rijping van het centrale zenuwstelsel van het kind een rol.
De ecologische benadering
- Grondlegger van ecologische pedagogiek, in de 20e eeuw is onder meer Bronfenbrenner.
- Ecologische pedagogiek gaat uit van interacties van mensen met hun omgeving. Het individu
past zich aan zijn omgeving aan, maar kan die omgeving ook beïnvloeden. Onderscheid
maken tussen: processen die te maken hebben met de rechtstreekse interacties van een kind
met zijn directe omgeving (gezin, buurt) en factoren die verder van het kind af liggen
(werkloosheid, onderwijsbeleid)
- Ecologische benadering moet je zien als een theorie die probeert een denkmodel te
verschaffen om na te denken over ontwikkeling in relatie tot aanleg en opvoeding.
- We moeten letten op de ideeën van de opvoeder en deze ondersteunen.
- Om de ontwikkeling te bevorderen moet de opvoeder letten op: de activiteit van het kind, de
interacties van het kind en de rol van het zich ontwikkelde kind in interacties.
De narratieve benadering
- Narratief-biografisch perspectief = persoonlijke denken en persoonlijke ervaringen spelen
een grote rol bij het nemen van beslissingen en het maken van keuzes door de leerkracht
- Klechtermans brengt met zijn narratief-biografisch perspectief op de professionele
ontwikkelingen verschillende lijnen samen. Wat mensen nu doen en denken is gekleurd door
hun ervaringen uit het verleden en hun verwachtingen over hun toekomst.
Identiteit
- Als een kind succes ervaart en zich dus competent voelt, dan ontwikkelt het ook een gevoel
van autonomie: ik kan dit zelf en ik kan dit goed. Autonomie en competentie ontwikkelen
zich het beste wanneer er een relatie is die een veilig gevoel geeft
- Het gaat bij identiteit om het aannemen van waarden, principes en maatschappelijke rollen,
om de zogenoemde ‘eigen stijl’.
, Genderontwikkeling
- Genderidentiteit = acceptatie van eigen geslacht en de rol die daarbij past
- Genderdysforie = onvrede met biologische sekse
2.4 ontwikkelingstheorieën in het kort
De psychoanalyse theorie van Freud
- Freud ontwikkelde de drifttheorie: hij stelde dat denken en handelen van de mens bepaald
wordt door seksuele (libido) en agressieve driften die aangeboren zijn en gedurende het hele
leven invloed blijven uitoefenen.
- Libido is alles wat lichamelijk een prettige sensatie oplevert
- De psyche van het kind, zijn Ich en Ego, ziet hij in eerst instantie als puur driftmatig.
- Es = aangeboren driften.
- Rond 5e levensjaar ontstaat de gewetensfunctie, genaamd: Überich of Superego
- Genetisch gezichtspunt = de visie dat vroegere conflicten bepalend zijn voor de latere
persoonlijkheid.
- Sublimeren = het kind leert gedurende de ontwikkeling dat instinctieve impulsen ook
omgebogen kunnen worden tot acceptabele uitingen.
- Afweermechanismen:
• Verdringing: herinneringen en gevoelens worden weggehouden of ‘vergeten’
• Ontkenning: onplezierige gebeurtenissen worden simpelweg niet ‘gezien’
• Projectie: negatieve eigenschappen worden aan anderen toegekend ipv bij jezelf
herkend
• Reactieformatie: je laat gedrag zien dat het tegenovergestelde is van wat je eigenlijk
zou willen laten zien
• Rationalisatie: met behulp van allerlei redeneringen dingen goedpraten.
- Freud onderscheid 5 stadia in driftontwikkeling
1. De orale fase (0 tot 1,5 jaar), waarin zuigen de belangrijkste bron van lust is.
2. De anale fase (1,5 tot 2,5 á 3 jaar), waarin sensaties die verbonden zijn aan de ontlasting
een rol spelen. Ook wel de koppigheidsfase genoemd. ‘Zelf doen’.
3. De fallische fase (3 tot 6 á 7 jaar) is de fase waarin het kind belangstelling krijgt voor het
genitale gebied. In de kleuterfase ontdekt het kind geslachtsverschil. Jongens krijgen
castratieangst, de zoon voelt zich hierbij aangetrokken tot de moeder = oedipuscomplex.
Bij meisjes roept dit jaloezie op en relatie tot moeder is ambivalent: een haat-liefde
verhouding. Ze moeten leren zich los te maken van de moeder en zich te richten op de
vader = elektracomplex.
4. De latentiefase (7 tot 11 jaar), de driftbuiten worden minder en er komt meer energie
vrij voor leren en sociale contacten buiten het gezin.
5. De genitale fase (> 11 jaar), in de puberteit breken vervolgens de seksuele gevoelens in
alle hevigheid los. De erotiek is vanaf dat moment gericht op andere personen.
- Fixatie = kind trekt zich liever op de speelplaats met een duim in zijn mond terug dan speelt
met leeftijdsgenoten
- Regressie = het kind valt in zijn gedrag na het bereiken van een fase terug op eerder fasen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur marlies_kosse. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.