In dit document vind je de uitgewerkte leerdoelen van het vak 'Inleiding in de Psychologie' voor Toegepaste Psychologie in het eerste leerjaar, of Psychologie in het eerste leerjaar. Hoofdstuk 1,2,3,8 en 9 zijn uitgewerkt in dit document. Een voorbeeld van een leerdoel: "De student kan beschrijven ...
Hoofdstuk 1
1. De student kan herkennen wat psychologie wel en niet is.
Psychologie is de wetenschap van het gedrag en mentale processen. Psychologie
bestaat uit interne geestelijke processen en externe waarneembare gedragingen.
2. De student kan de belangrijkste stromingen in de geschiedenis van de psychologie
benoemen; kan benoemen wat deze stromingen inhouden, hoe in deze stromingen
onderzoek gedaan wordt en kan de belangrijkste namen aan de juiste stromingen
koppelen.
Rationalisme: Tegengeluid katholieke kerk. Het denken is de enige manier van
wetenschap/onderzoeken/kennis vergaren.
Belangrijk persoon: René Descartes (1596-1650)
Empirisme: Tegengeluid rationalisme, want denken is niet objectief. Onderzoek
doen o.b.v. de werkelijkheid, kennis opdoen d.m.v. ervaring.
Belangrijk persoon: John Locke (1632-1704)
Introspectie: De wetenschappelijke schei- en natuurkunde methoden (perodiek
stelsel) konden ook gebruikt worden om geest en lichaam te bestuderen. Naar
zintuigelijke en emotionele reacties kijken.
Belangrijk persoon: Wilhelm Wundt (1832-1920)
Functionalisme: Kijken naar functie van de geest en het bewustzijn. James was een
criticus van Wundt.
Belangrijk persoon: William James (1842-1910)
Structuralisme: Introduceerde ideeën Wundt als leerling in VS. Interesse in de
elementen en structuren van de geest.
Belangrijk persoon: Edward Titchener (1867-1927)
Behaviorisme: Tegenbeweging introspectie. Inspiratie uit empirisme (niet hetzelfde)
en gedrag. Het idee dat gedrag een consequentie oproept wanneer je dat gedrag
vaker gaat vertonen.
Belangrijk persoon: John Watson (1878-1958)
3. De student kan beschrijven vanuit welke zes perspectieven gedrag bekeken kan
worden; kan beschrijven wat deze perspectieven inhouden en kan deze herkennen in
een korte casusbeschrijving.
Biologisch perspectief: Het psychologische perspectief dat de oorzaken van gedrag
zoekt in het functioneren van de genen, de hersenen en het zenuwstelsel en
hormoonstelsel. (o.a. neurowetenschap en evolutionaire psychologie)
Cognitief perspectief: Een van de belangrijkste psychologische perspectieven,
waarbij de nadruk ligt op mentale processen, zoals leren, geheugen, perceptie en
denken als vormen van informatieverwerking.
Behavioristisch perspectief: Een psychologische invalshoek die de bron van onze
handelingen zoekt in stimuli vanuit de omgeving, in plaats van innerlijke mentale
processen.
Whole Person perspectief: Een aantal psychologische perspectieven die draaien
om een globaal inzicht in de persoonlijkheid, waaronder de psychodynamische
psychologie, humanistische psychologie en psychologie van karakter en
temperament.
Ontwikkelingsperspectief: Een perspectief dat zich onderscheidt door de nadruk op
erfelijkheid en omgeving, en op voorspelbare veranderingen die zich voordoen tijdens
de levensloop.
, Inleiding Psychologie Leerdoelen Samenvatting
Sociocultureel perspectief: Het perspectief dat de nadruk legt op het belang van
sociale interactie, sociaal leren en een cultureel perspectief.
Hoofdstuk 2
1. De student kan beschrijven wat onder biopsychologie wordt verstaan.
Biopsychologie is het specialisme in de psychologie dat de interacties tussen
biologie, gedrag en de omgeving bestudeert.
2. De student kan beschrijven wat de begrippen evolutie en natuurlijke selectie inhouden.
Evolutie: Het geleidelijke proces van biologische verandering van een soort doordat
die zich succesvol aanpast aan zijn omgeving.
Natuurlijke selectie: Drijvende kracht achter de evolutie, waardoor de omgeving de
best aangepaste organismen ‘selecteert’.
3. De student kan beschrijven wat de begrippen genotype en fenotype inhouden, in een
korte casus herkennen of het gaat om genotype of fenotype, kan beschrijven hoe genen
zijn opgebouwd.
Genotype: Kenmerken van een organisme zoals die genetisch zijn vastgelegd.
Fenotype: Waarneembare fysieke kenmerken van een organisme.
Genen: Stukjes van een chromosoom waarin de code voor erfelijke lichamelijke en
psychische eigenschappen van een organisme zijn opgeslagen. Ze vormen de
functionele elementen van een chromosoom. Genen zijn opgebouwd uit DNA.
4. De student kan de verschillende onderdelen van een neuron herkennen en benoemen;
kan benoemen welke typen neuronen er zijn; welke functie ze hebben en hoe ze
functioneren.
Neuron: Een cel, ook wel zenuwcel genoemd, die is gespecialiseerd in het
ontvangen en doorsturen van informatie naar andere cellen in het lichaam. Een
bundeling van een groot aantal neuronen wordt een zenuw genoemd.
Een neuron bestaat uit ‘ontvangers’ die bestaan uit vertakte vezels, dendrieten.
Dendrieten strekken zich vanuit het cellichaam en werken als een net en signalen
verzamelen die ontstaan na directe stimulatie van de zintuigen. Dendrieten geven het
door aan cellichaam/soma. De cellichaam kan exciteren (vuur!!) of inhiberen (vuur
niet!), dit is afhankelijk van het totale stimulatieniveau, wat weer afhankelijk is van
hoeveelheid binnenkomende signalen. Bij exciteren wordt een signaal via de axon
verstuurd.
5. De student kan de structuur en de functies van het zenuwstelsel benoemen en kan
de relatie met het endocriene stelsel benoemen.
Zenuwstelsel: gehele netwerk van neuronen in het lichaam, inclusief het centrale
zenuwstelsel, het perifere zenuwstelsel en hun onderafdelingen.
Functie Zenuwstelsel: werkt als een complexe en onderling verbonden eenheid. Het
waarnemen van een prikkel wordt in reactie omgezet. Bijvoorbeeld: je ogen nemen
iets waar, die geven een signaal aan de hersenen, de hersenen verwerken het
signaal en geven een signaal aan de spieren om te reageren.
Centrale zenuwstelsel (CZS): De hersenen en de ruggenmerg. De ruggenmerg
verbindt de hersenen met delen van de perifere sensoren en motorische systemen.
Reflexbewegingen worden gestuurd door de ruggenmerg, vrijwillige bewegingen door
de hersenen. Contralaterale banen; Sensorische en motorische banen tussen de
hersenen en de rest van het lichaam steken onderweg over naar de andere zijde,
zodat signalen van de rechterkant van het lichaam door de linkerzijde van de
hersenen worden verwerkt en andersom.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur nienketeunissen1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.