Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
AFPF samenvatting leerdoelen KT1 €4,19   Ajouter au panier

Resume

AFPF samenvatting leerdoelen KT1

 13 vues  0 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

AFPF samenvatting leerdoelen KT1. cijfer 8,3

Aperçu 4 sur 31  pages

  • 9 novembre 2021
  • 31
  • 2018/2019
  • Resume
avatar-seller
AFPF Blok 1A Gezondheid
Casus 1
Een definitie geven van de richtingsaanduidingen in de anatomie.
Anatomie is de leer van de bouw van het lichaam en de fysieke relaties tussen de systemen
van het lichaam.
Een beschrijving geven van de complexiteitsniveaus van structuren in het lichaam
Het lichaam is samengesteld als eenheid die uit verschillende systemen bestaat. Elk systeem heeft
een specifieke functie voor het lichaam.
Atomen vormen moleculen. Cellen zijn de kleinste onafhankelijke eenheden van de levende materie.
De cellen die overeenkomen in vorm en functie vormen weefsels. Soorten weefsels samen vormen
organen, om een specifieke functie uit te voeren. Orgaanstelsels/systemen bestaan uit meerdere
organen en weefsels die samen dezelfde functie hebben.
De maag hoort bijvoorbeeld bij het spijsverteringsstelsel.
Een definitie geven van de begrippen ‘milieu intérieur’ en ‘homeostase’
Milieu intérieur: is het vocht dat de lichaamscellen omspoelt.
Homeostase: het streven naar intern evenwicht.
Negatieve en positieve feedbackmechanismen met elkaar vergelijken
Negatieve feedbackmechanismen: elke verandering van het regulatiesysteem die anders is dan de
normale waarde wordt tenietgedaan. Negatieve terugkoppeling is een proces waarbij een toename
van het resultaat (bijv.stijging van de temperatuur) een remming van het proces veroorzaakt.
Positieve feedbackmechanismen: versterkende/ progressieve mechanismen.
De functies van de transportsystemen in het lichaam beschrijven
Transportsystemen zorgen ervoor dat alle lichaamscellen in verbinding staan met ondersteunende
stoffen als afvalstoffen.
Bloed: stoffen door het lichaam transporteren. Bloed bestaat uit plasma en uit bloedcellen.
Cardiovasculair systeem: voedingsstoffen, zuurstof-en afvalproducten van cellen. Netwerk van
bloedvaten en het hart.
Lymfoïde systeem: plasma-eiwitten, bacteriën en celafval.
De functies van het zenuwstelsel en het endocriene stelsel van interne communicatie samenvatten
De interne communicatie gebeurd via het zenuwstelsel en het endocrien stelsel.
Het zenuwstelsel is een snelwerkend communicatiesysteem. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit:
de hersenen en het ruggenmerg. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit: sensorische/ afferente
zenuwen (lichaam -signalen-> hersenen) en motorische/ efferente zenuwen (hersenen -signalen->
effectororganen, als spieren en klieren).
Zenuwen communiceren met elkaar d.m.v. een chemische stof neurotransmitter.
Endocriene stelsel = is een stelsel van afzonderlijke klieren die verspreid door het lichaam liggen.
Deze verspreiden chemische stoffen en hormonen af in het bloed. Endocriene klieren produceren
stoffen, reageren op het gehalte van bepaalde stoffen in het bloed, waaronder glucose, ionen en
speciale hormonen.
In hoofdlijnen beschrijven hoe het lichaam stoffen absorbeert
Lucht komt binnen via de bovenste luchtwegen terecht in de longen. Het passeert de pharynx (keel),
de larynx (strottenhoofd), de trachea (luchtpijp), twee hoof bronchiën en een groot aantal kleine
bronchiën-> alveoli (longblaasjes). In de capillairen vindt de uitwisseling plaats tussen gassen tussen
de longen en het bloed.
Voedingsmiddelen komt binnen in de mond, komt in de pharynx, gaat door de slokdarm naar de
maag, naar de dunne en dikke darm en rectum eindigt bij de anus.
De bijbehorende organen zijn de speekselklieren, de alvleesklier en de lever (liggen buiten het
maagdarmkanaal). Speekselklieren en alvleesklier scheiden spijsverteringsenzymen af, die belangrijk

,zijn voor de afbraak van voedsel. De lever scheidt gal af; deze stoffen komen het maagdarmkanaal
binnen via kanalen.
De afvalstoffen noemen die door het lichaam worden verwijderd
Koolstofdioxide, urine, feces
Activiteiten benoemen die een individu onderneemt ter overleving en ter bescherming
Aspecifieke verdedigingsmechanismen: de huid, slijm (mucus), zoutzuur in maagsap doodt de meeste
microben. Ontstekingsreactie.
Specifieke verdedigingsmechanismen: immuniteit.
De huid vormt een barrière tegen invasie door microben, chemicaliën en uitdroging.
De weerstand en/of immuniteit verdedigt ons tegen indringers.
Slijm houdt microben en ander vreemd materiaal vast aan zijn kleverig oppervlak.
Een opsomming geven van mechanismen die vaak tot ziekte leiden
- Metabolische afwijkingen (DM)
- Abnormale immunologische mechanismen
- Genetische afwijkingen (overerfbaar)
- Trombose, embolie en infarcering
- Ontsteking (-itis; trauma/ infectie)
- Tumoren (-oom)
- Degeneratie (slijtage).

Een definitie geven van de termen etiologie, pathogenese en prognose
Etiologie: oorzakenleer vooral bij ziekte. Etiologie onduidelijk  idiopatische, cryptogene of
essentiele aandoening. Gevolg van een medische handeling: iatrogene aandoening.
Pathogenese: processen die tot ziekte leiden
Prognose: voorspelling van verloop van bijvoorbeeld ziekte.
Het proces van osmose vergelijken met dat van diffusie en met behulp van deze begrippen
uitleggen hoe moleculen zich verplaatsen binnen en tussen compartimenten van het lichaam
Stoffen verplaatsen zich in en tussen lichaamsvloeistoffen, door een barrière zoals een celmembraan.
Diffusie is wanneer moleculen zich verplaatsen van een plaats met een hoge concentratie naar een
plaats met een lage concentratie. Het vindt meestal plaats in een gas, vloeistof of oplossing. Het
proces wordt versneld door temperatuurstijging en of verhoging van de concentratie van de
gediffundeerde stof. Bloedcellen en grote eiwitmoleculen in het plasma zijn te groot om door de
wand te passeren en blijven dus in het bloed. Diffusie kan plaatsvinden door een semipermeabel
(halfdoorlatendheid) membraan, zoals de plasmamembraan of de capillairwand.
Osmose verwijst naar verplaatsing van water met de concentratiegradiënt mee. Andere moleculen
zijn te groot om de poriën van de membraan te passeren. Osmose gaat door tot het isotoon is.
Een definitie geven van de termen intra- en extracellulaire vloeistof
Intracellulaire vloeistof is het lichaamsvloeistof binnen de cel. Weefselvocht. Bevochtigt alle cellen in
het lichaam behalve de buitenste huidlagen.
Extracellulaire vloeistof is het lichaamsvloeistof buiten de cel.
De structuur beschrijven van het plasmamembraan
Scheidt de binnenkant van de cel met de buitenkant. Bestaat uit twee lagen fosfolipiden met daarin
eiwitten en suikers. De fosfolipide moleculen hebben een hydrofiele kop (wateraantrekkend) en een
hydrofobe staart (waterafstotend). De membraaneiwitten die zich helemaal over de membraan
uitstrekken vormen kanalen die het transport voor bijvoorbeeld elektrolyten en vetafstotende
stoffen toelaten.

,De functies beschrijven van de belangrijkste organellen
- Nucleus (de kern), bevat het genetische
materiaal van het lichaam DNA daardoor
worden alle metabole activiteiten van de cel
gecontroleerd.
- Mitochondriën: vliezige, worstvormige
structuren in het cytoplasma.
Energiecentrale van de cel.
- Ribosomen: minuscule granula (korrels)
bestaande uit RNA en eiwit. Maken eiwitten
uit aminozuren en gebruiken RNA als mal.
- Endoplasmatisch recticulum (ER): grote
reeks geschakelde vliezige kanaaltjes in het
cytoplasma. Gladde en ruwe ER. Glad ER
maakt lipiden en steroïdhormonen,
ontgifting van bepaalde geneesmiddelen.
Ruw ER is beslagen met ribosomen.
- Golgi-apparaat: bestaat uit stapels dicht
opgevouwen platte membraneuze zakjes. Eiwitten worden hier ingepakt in
membraangebonden blaasjes. Deze worden opgeslagen en wanneer nodig gaan ze naar het
plasmamembraan. Exocytose.
- Lysosomen: kleine membraneuze blaasjes die het golgi-apparaat maakt. Bevatten enzymen
die zorgen voor de afbraak van fragmenten van organellen en grote moleculen (RNA, DNA,
koolhydraten, eiwitten) tot kleinere partikels.
- Cytoskelet: bestaat uit een uitgebreid netwerk van minuscule eiwitvezels die de zorgen voor
vorm, stevigheid en beweeglijkheid.


Het proces van mitose en meiose samenvatten
Mitose:
1. Profase: de gerepliceerde chromatine zijn strak gewikkeld. Elk van de originele 46
chromosomen (chromotide) wordt gekoppeld aan de kopie in een dubbele
chromosoomeenheid. Twee chromotiden worden aan elkaar gebonden door de centromeer
de spoelfiguur verschijnt, bestaat uit twee centriolen gescheiden door de spoelfiguur. De
spoeldraden bestaan uit microtubili. De centriolen migreren naar een ander uiteinde van de
cel en de kernmembraan verdwijnt.
2. Metafase: de chromosomen, bestaande uit twee chromatiden, gaan parallel liggen op de
evenaar van de spoelfiguur vastgehecht door hun centromeer.
3. Anafase: de centromeren splitsen. Elk paar van de dochterchromosomen of chromatiden
migreert naar elke pool (uiteinden) van het spoelfiguur
4. Telofase: het spoelfiguur verdwijnt, de chromosomen ontwinden zich en de kernmembraan
vormt zich weer. -> cytokinese het cytosol, de intracellulaire organellen en de
plasmamembraam splitsen en vormen twee identieke dochtercellen.
Meiose:

Overeenkomsten en verschillen aangeven van actief, passief en bulktransport van stoffen door de
celmembraan heen
Actief transport: kost energie.
- Natrium-kaliumpomp: pompt tegen de concentratieverschillen in (laag hoog).
- Bulktransport:  fagocytose en exocytose (deeltjes die te groot zijn voor plasmamembraan)
Passief transport: wanneer een stof de semipermeabele membraan van plasma en organellen kan
passeren en zich met de concentratiegradiënt mee kan verplaatsen ZONDER ENERGIE.

, - Diffusie: verplaatsing van moleculen van een hoge concentratie naar een lage concentratie.
- Osmose: water dat met de concentratiegradiënt mee verplaatst tot dat er evenwicht is
tussen de twee zijde van de semipermeabele membraan.
De structuur en functies beschrijven van epitheel, bindweefsel en spierweefsel
Een cel is de kleinste functionele eenheid van het lichaam. Cellen samen vormen weefsel, met voor
elk type weefsel een andere functie. Weefsels samen vormen organen (bijvoorbeeld hart, maag,
hersenen). Meerdere organen samen vormen systemen (of stelsels). Meerdere stelsels vormen de
mens.
Epitheel: (weefsel). Bovenste laag van de huid. Bekleedt lichaamsholten, holle organen, kanalen en
klieren. Eenlagig epitheel secretie, absorptie en excretie. Meerlagig epitheel vormt bescherming
(uitdroging).
Bindweefsel: functie is binding, ondersteuning, bescherming, transport en isolatie. Is het ruimst
aanwezig in het lichaam. Bevat altijd: cellen, vezels en de matrix (intracellulaire substantie).
Spierweefsel: maakt beweging mogelijk.
- Skeletspierweefsel (dwarsgestreept spierweefsel)
- Glad spierweefsel (holle organen)
- Hartspierweefsel
De structuur en functies van membranen samenvatten
Epitheliale membraan: epitheel + bindweefsel  bekleding  huid, slijmvliezen (mucosa), serosa
(bijvoorbeeld pleurae); produceert mucus en sereus vloeistof. Dit zijn bladen van epitheel en
steunweefsel die dienen als bekleding voor veel interne holten en structuren. De belangrijkste zijn:
- Slijmvliezen: dit is de vochtige bekleding van het spijsverteringskanaal, de luchtwegen,
urinewegen en geslachtsorganen. Het slijm beschermt tegen uitdroging, mechanische en
chemische schade. In de luchtwegen houdt het ingeademde deeltjes tegen zodat die niet in
de alveoli terechtkomen.
- Weivliezen: scheiden een waterige vloeistof uit. Zorgt ervoor dat de organen vrij in de holte
kunnen bewegen zonder dat er schade ontstaat door frictie met de aangrenzende organen.

Synoviale membraan: bindweefsel  bekleding gewricht (bijvoorbeeld knie); produceert synoviale
vloeistof. Dit is de bekleding van gewrichtsholten en banden die anders zouden beschadigen door
wrijving tegen beenderen.
De structuur en functies van exocriene klieren vergelijken met die van endocriene klieren
Groepjes epitheelcellen met een specifiek uitscheidingsproduct (zweet).
Exocriene klieren: klierbuis scheidt af naar buiten, bijvoorbeeld naar een spijsverteringskanaal,
oorsmeer.
Endocriene klieren: klierbuis scheidt af naar bloed/lymfebaan, geen klierbuis.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur visnienke. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,19. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

75632 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,19
  • (0)
  Ajouter