Psychosociale hulpverlening 2
Hulpverlening in en aan Netwerken
SOCIALE NETWERKEN: INLEIDING
o De mens is een ‘homo socius’
o Definitie: het sociaal netwerk is een groep van mensen met dewelke een
persoon duurzame banden onderhoudt voor de vervulling van dagelijkse
behoeften (Baars en Uffing, 1996)
SOCIALE NETWERKEN: HOE ONTSTAAT EEN SOCIAAL NETWERK?
o Bij je geboorte kom je terecht in het bestaande netwerk van je ouders (dit
netwerk bepaald bij aanvang in grote mate hoe jouw eigen sociaal netwerk
eruit zal zien.
o Een SOCIAAL NETWERK is (heel) veranderlijk.
- Door nieuwe mensen te leren kennen
- verandering van school of werk
− Door eigen keuzes en inspanningen
− Door omstandigheden en gebeurtenissen
− Een netwerk kan veranderen in positieve of negatieve zin
SOCIALE NETWERKEN: WIE BEHOORT TOT HET SOCIAAL NETWERK?
o Definities ivm het SOCIAAL NETWERK
− de relationele OMGEVING (RO) is het ‘SOCIAAL NETWERK-in-enge-zin’
− de structurele omgeving (STRO) is het PROFESSIONEEL NETWERK
− RO +STRO is het ‘Sociale NetWerk -in-brede-zin’
− Het ECOGRAM is een schematische voorstelling van het Sociaal Netwerk in
brede zin
(relationele omgeving zijn: gezinsleden, familie, vrienden, buren, collega’s,…)
o Een ruwe onderverdeling van het SOCIAAL NETWERK
− familie & verwanten, (=> STAMBOOM)
− vrienden,
− derden, (buren, kennissen, collega’s
− (de vertegenwoordigers) van maatschappelijke instellingen en diensten
(maatschappelijke assistent, dokter, werkgever,…
1
,Basisindeling (4 groepen) elk groep is een venndiagram
Basisschema meer uitgebreid (ecogram opgedeeld in verschillende leefwerelden.
Verschillende manieren, ecogram, genogram, ,netwerkcirkells, contactladder,
wijkecogramn.. (dit is de meest gebruikte)
DE SOCIALE NETWERKANALYSE: MAASTRICHT MODEL
Hierin maken we een onderscheid tussen structurele en functionele kenmerken van
een netwerk.
2
,De structurele kenmerken vertellen hoe het netwerk er uitziet, de aard van de vorm
van het sociaal netwerk
De functionele kenmerken maken duidelijk voor welke noodzakelijke behoeften het
sociaal netwerk kan ingezet worden.
1.2.1 STRUCTURELE KENMERKEN VAN HET SOCIAAL NETWERK
1/De omvang ( belangrijk om te kunnen terugvallen op netwerk)
− Het effectieve SOCIAAL NETWERK: direct, duurzaam contact of band (o.a. mensen
die je de grote veranderingen meedeelt, wie brengt u op de hoogte van: geboorte,
huwelijk, verhuis, Wie wens je een gelukkig nieuwjaar, je GSM-lijst, maar ook
hulpverleners,..) = ECOGRAM
+- 30 personen 12tal familieleden, 13 vrienden en 5tal personen van
maatschappelijke instaties
− Het nominale SOCIAAL NETWERK: mensen die je kent bij naam (van horen zeggen,
vrienden van vrienden)
− Het extensieve netwerk: mensen die we toevallig ontmoeten (kennen van gezicht)
gaan naar dezelfde bushalte of zelfde winkel
Deze delen staan in wisselwerking met elkaar => mogelijkheid tot verandering
netwerkomvang
Het netwerk verandert doorheen de jaren. Zo kunnen er mensen bijkomen maar ook
afvallen. Zo kunnen er mensen van het extensieve netwerk naar het persoonlijk
3
, netwerk verhuizen. Maar ook omgekeerd. Er bestaan ook nog een schemerzone als
het moeilijk uit te maken is waar iemand in hoort.
2/ Gevarieerdheid: sociologische factoren(hier verschillen mensen) zoals leeftijd,
geslacht, nationaliteit, werk en opleidingsniveau, woonsituatie, …
− Heterogeen: veel keuzemogelijkheden, weinig samenhorigheid
− Homogeen: eenzijdigheid, wel samenhorigheid
− Bv. Mensen met een migratieachtergrond of in kansarmoede hebben doorgaans
meer homogene SNW
− Bv. Laaggeschoolden vertoeven meer in gezinsverband, minder actief in
‘netwerking
Hier zijn (sub)cultuurverschillen dus terug te vinden.
3/ Bereikbaarheid: afstand, ruimtelijke mobiliteit, prijs van de mobiliteit
2 aspecten de geografische afstand tussen kernpersoon en netwerkleden maar ook
de manier waarop de afstand word afgelegd.
− Afhankelijk van de steun die men nodig heeft en de persoon
▪ Praktische en materiële hulp komt best van een persoon in de directe
omgeving. (bv kinderoppas, winkel, lift)
▪ Belang van bereikbaarheid is groter bij vrouwen
− Sterk beïnvloed door internet/sociale media/telefonie (gemakkelijk om te bellen)
− Bv: minder mobiele bejaarden
4/ Dichtheid: de mate van activiteit in de banden van het netwerk
Hoe vaak je u netwerkleden als je deze bijna dagelijks ziet is er een grotere dichtheid
dan bij andere.
Heel vaak is het netwerk passief op de achtergrond.
− frequentie: hoe vaak zijn er contacten?
− duur: hoe lang bestaan de relaties? Hoe lang kennen jullie elkaar al?
− initiatief: eenzijdig /wederzijds, gewoontes. Wie maakt de afspraak? Een derde bv
hulpverlener?
− kwaliteit: diepgang, jezelf kunnen zijn;
4