Gebruikte afkortingen:
VB: verstandelijke beperkingDVB: diep verstandelijke beperking
Doelgroepen 1 EVB: ernstig verstandelijke beperking
LVB: licht verstandelijke beperking
EMB: ernstig meervoudige beperking
Inleiding: niet kijken naar de ASS: autismespectrumstoornis
LB: lichamelijke beperking
doelgroep maar naar de NAH: niet aangeboren hersenletsel
mens
Diversiteitsdenken: nadruk op de meervoudige identiteit die iedere persoon heeft + hoe die
identiteiten elkaar doorkruisen en de levenswandel beïnvloeden.
Holistisch kunnen kijken: kijken naar de hele persoon en niet alleen naar de stoornis.
Disability studies: ondersteuningsvraag niet bekijken vanuit hun beperking, maar vanuit hun
recht om gelijkwaardig te participeren aan de maatschappij
Kruispuntdenken/intersectioneel denken: nadruk op de meervoudige identiteit + hoe ze
elkaar doorkruisen met de maatschappelijke positie van een persoon te gaan bepalen, en
dat vaak discriminerend werkt.
1. Personen met een verstandelijke
beperking
1.1. Voorbeeld
Pagina 15. Ismael.
1.2. Terminologie
Verstandelijke beperking = VB
1.2.1. Verstandelijke beperking als een beperkt IQ?
o Mensen met een beperkt/afwijkend intelligentiequotiënt
Kan je zien als stoornisdenken
Want men ging ervan uit dat het een persoonskenmerk was
Hun hele zijn samengevat in 1 kenmerk
o Ze zonderden de mensen af, want het was iets ‘afwijkend’
1.2.2. Verstandelijke beperking als sociaal probleem?
o Mensen met een VB kunnen in ‘instituten’ minder goed ontwikkelen:
Het intellectueel functioneren is sterk beïnvloed door de context
o De ernst v/e VB wordt pas duidelijk in ‘interactie’ met de omgeving
Verandering: stoornisdenken -> brede kijk, sociaal-ecologische visie
o Ontstaan: persoonskenmerk – wisselwerking tss de kenmerken v/e persoon en de
verwachtingen en inspanningen v/d omgeving
Personen met een verstandelijke beperking/handicap
1
MVW
,Doelgroepen 1
1.2.3. Huidige omschrijving van ‘verstandelijke beperking’
o Definitie v/e VB blijft veranderen
o Huidige definitie: AAIDD (American Association on Intellectual and Developmental
Disabilities):
Functioneringsprobleem
® Probleem i/h dagelijks functioneren, ontstaan door beperkte intellectuele
vaardigheden (IQ van 70 of minder)
IQ + adaptatie
® Adaptieve vaardigheden: mogelijkheden die iemand heeft om te beantwoorden aan
de eisen v/d omgeving
3 categorieën:
- Conceptuele vaardigheden
- Sociale vaardigheden
- Praktische vaardigheden
Sociaal, conceptueel, praktisch
Leeftijdsgrens (voor) 18 jaar
® Uitzondering bij: gevallen, waar duidelijk is dat het al eerder aanwezig was
1.2.4. Gevolgen van de nieuwe definitie voor terminologie
o AAIDD kiest voor ‘disability’ (handicap/beperking)
Anders dan het een ‘stoornis’ noemen
‘Verstandelijke beperking’ of ‘verstandelijke handicap’ ipv “mentale stoornis”
o ‘People first’-benadering:
We spreken van personen met…
1.2.5. Gevolgen van deze definitie in het werkveld
1.2.5.1. De diagnose mag niet meer afhangen van IQ-score
o Classificerende diagnostiek -> nodig om te bepalen of een persoon een VB heeft
Vroeger enkel intelligentietest (de basis)
o Nu nog steeds grensscore van 70 op een IQ test
Mag NIET meer gebruikt worden voor indeling van diepe, ernstige, matige, … VB
Waarom?
1-
Er wordt kritischer gekeken naar de waarde van intelligentietesten
Te weinig afstemming op culturele verschillen
Omdat een IQ-getal een statisch cijfer is, maar mensen zijn dynamisch
Het is onbetrouwbaar
Taal, plaats, moment, … kunnen het resultaat v/d test beïnvloeden
2-
Personen met een IQ van 70 of er net boven hebben ook ondersteuning nodig
IQ tss 70-85 = zwakbegaafd BV
o De diagnose VB kan pas vanaf 5-jarige leeftijd worden gesteld
Vermoeden onder de 5 jaar: ‘globale ontwikkelingsvertraging’
2
MVW
,Doelgroepen 1
1.2.5.2. Belang van adaptieve vaardigheden in de diagnose
o Adaptieve vaardigheden kunnen ook gescoord worden (vb. adhv. Een vragenlijst, …)
o Door de wijzigingen v/h vaststellen van een VB zal het denken v/d mens veranderen
1.2.5.3. Multidimensionale kijk op elke persoon met een VB
o Handelingsgerichte diagnostiek = proces waarbij de ondersteuningsvraag v/e persoon
in kaart wordt gebracht om zo de juist ondersteuning te kunnen bieden
o 5 dimensies:
Intelligentie
Adaptief gedrag
Context
Participatie
Fysieke en psychische gezondheid
>>> model verstandelijke beperking (AAIDD) >>>
1.3. Etiologie/verklaring
Syndroom van Down (Trisomie 21):
o Oorzaak:
Een extra chromosoom in elke cel
Chromosoom nummer 21 heeft geen 2 maar 3 exemplaren
o Belangrijkste uiterlijke kenmerken:
Scheefstaande ogen
Een extra huidplooi over de binnenste ooghoeken
Een kleine schedel en relatief weinig achterhoofd
Asymmetrische oren
Een relatief kleine mond en een dikke gegroefde tong
Een brede korte nek
Korte armen, benen en voeten
Korte brede handen
o VB kan geïsoleerd voorkomen of als deel van een syndroom
Wanneer deel van een syndroom?
Als ze naast een VB ook een lichamelijk, medische of uiterlijke kenmerken
of typische gedragskenmerken heeft
o Oorzaken van een VB:
2 criteria:
Het moment waarop (prenataal, perinataal of postnataal)
De aard van die factoren (biologische factoren, sociale factoren, …)
1.3.1. Prenatale factoren
= oorzaken die ontstaan voor de geboorte (komt voor bij 60% v/d personen met een VB)
3
MVW
, Doelgroepen 1
1.3.1.1. Biologische factoren
o Erfelijke aandoeningen maar niet allemaal erfelijk overdraagbare syndromen, ook…
Chromosomale afwijkingen = een fout/deleties op de 23ste chromosoom (vb.
syndroom van Down, fragiel-x syndroom, Prader-willi-syndroom, …)
Monogene afwijkingen = een afwijking i/d genen (vb. rett-syndroom)
Multifactoriële afwijkingen = combinatie van problemen van erfelijk materiaal
(genetisch of chromosomaal) en omgevingsfactoren
Stofwisselingsstoornissen = omzetting van bepaalde stoffen i/h lichaam worden
verstoord (bepaalde stofwisselingsziektes kunnen een verstandelijke beperking
veroorzaken) (in België wordt de hielprik afgenomen om hierop te testen)
o Vormelijke afwijkingen = misvorming i/d vorming v/d hersenen (vb. micro- of
macrocefalie: micro.. Verhindert de ontwikkeling v/d hersenen)
o Infectieziektes: kunnen het CZ aantasten (vb. rubella, toxoplasmose, herpes, …)
o Straling- en milieuvervuiling = ongunstige milieuomstandigheden (vb. röntgenfoto’s
tijdens de zwangerschap, …)
1.3.1.2. Gedrag en sociale omstandigheden van de moeder
o Risicogedrag v/d moeder:
Roken (veroorzaakt zuurstofgebrek voor de baby, hersenen in gevaar)
Middelenmisbruik (vb. drugs, drank, …); kan het genetisch materiaal wijzigen, gevaar:
hersenbloeding bij ongeboren baby’s
o Sociale factoren:
Armoede, ondervoeding, huiselijk geweld tov moeder, …
o Onvoldoende voorbereiding + ondersteuning (vb. tienermoeders, …)
1.3.2. Perinataal
1.3.2.1. Biologisch/Medisch
o Prematuriteit:
Baby wordt geboren met longen die nog niet zelfstandig kunnen functioneren +
hersenen die nog te fragiel zijn -> verhoogd risico op zuurstoftekort
o Geboortetrauma’s:
Bevallingen die te lang duren/problematische bevallingen ->
zuurstofnood/hersenbloeding -> deel v/d hersenen beschadigd + risico op
blijvende neurologische problemen
o Neonatale stoornissen:
(Vb. Niet neonatale epilepsie, ademhalingsproblemen) door onrijpe longetjes of
hartproblemen, infecties
1.3.2.2. Gedrag en sociale omstandigheden van de moeder
o Baby heeft goede zorgen nodig: fysieke veiligheid + emotioneel veiligheid + goede
gezondheid
o Zonder dit: baby = een te onveilig gevoel om zich te kunnen ontwikkelen
Oorzaken: ouders zijn bv. (tijdelijk) niet capabel voor de zorg, … Dit kan doordat
ze mss zelf een beperking hebben, psychische problemen hebben, …
4
MVW