Hoi hoi,
Dit is mij samenvatting die ik heb gebruikt voor mijn examen van Gedragsneurowetenschappen in de eerste fase van de academische bachelor psychologie. De samenvatting bevat een duidelijke uitleg over de hoofdstukken 2 tot en met 11 (Hoofdstuk 1 is niet inbegrepen omdat dit basiskennis is...
Exciteerbare cellen: Staan in om informatie te verwerken door te sturen en op te slaan Elektrische impulsen
voortgeleiden en ze beschikken over het vermogen om chemisch substanties af te scheiden die de activiteit van andere
neuronen beïnvloeden
Cellen en celorganen
1. Celkern: Bevat het genetische component DNA
2. Het dubbel celmembraan: Poriën om genetische boodschapmoleculen naar buiten te transporteren
3. Het cytoplasma: Grootste gedeelte bestaat uit cytosol Waterige gealineuze massa
4. Cytoskelet: Netwerken van buizen doorheen cytoplasma Geeft de cel vorm en weerstand tegen hervorming
5. Het ribosoom: Staat in voor eiwitsynthese Rijgen aminozuren aan aelkaar in volgorde dat de messenger RNA
maakt
6. Endoplasmatisch reticulum: Ribosomen zetten zich vast op het rus endoplasmatisch reticulum waardoor
gesynthetiseerde eiwitten in het binnenste van deze membraanstructuur komen Glad endoplasmatisch
reticulum Vesikels of membraanblaasjes
7. Golgi-aparaat: Verpakken van bepaalde delen van de cel
8. Lysosomen: Gemaakt in golgi-aparaat en staan in voor de afbraak van overbodige macromoleculen Defecten
leiden tot storingen in zenuwstelsel
9. Mitochondrion: Cellen die meeste energie nodig hebben en staan in voor celgroei en celsterfte
Macromoleculen en enzymen= Functionele eigenschappen zijn gebasseerd op de eigenschappen van de interacties
tussen macromoleculen
Vetten
Suikers
Eiwitten
Nucleïne
- Vele delen van de cellen bestaan uit combinaties van verschillende basismoleculen
- Vetten komen onder verschillende vormen en woorden vooral gebruikt als bouwstenen in stofwisseling
Laagjes fosfolipiden
- Lange ketens van koolhydraten: Vorming polysachariden
- Eiwitten of proteïnen: Vele structurele en functionele elementen
- Suiker of vetresidu: Glyco of lipoproteïnen
Alle biochemische of organische reacties moeten op de juiste plaats en de juiste richting plaatsvinden dit gebeurt
door:
- Reacties laten doorgaan in specifieke organen
- Katalyseren door substraatspecifieke enzymen: anabolische (opbouwend) katabolische (afbrekend) reacties
Eiwitten en hun synthese = Complexe macromoleculen die wel een erg belangrijke plaats innemen in de bouw en de
functie van de cel Bestaan uit aminozuren die met peptidebindingen aan elkaar hangen en zo polypeptideketens vormen
die erg lang kunnen zijn Ontstaat wanneer de carboxylgroep van een aminozuur bindr aan de aminogrpe van een ander
aminozuur eiwutten kunnen meerdere polypeptideketens bevatten
Eiwitten bevatten combinaties van aminozuren
Driedimensionele structuur (Vouwt zich in 3 dimensionele structuurselementen
- Alfa helix
- Bèta helix
Vorm van eiwit is bepalend voor de specifieke interacties die het kan aangaan
In neuronen gebeurt eiwitsynthese hoofdzakelijk ter hoogte van het cellichaam We vinden hier ook het ruw
endoplasmatisch reticulum, vrije ribosomen en golgiaparaten
Stappenplan synthetiseren van eiwitten
1. Stukje Dna id celkern codeert voor een enkel eiwit, omgeschreven op een stukje mRNa Beweegt vervolgens uit
de celkern Associatie met ribosomen, vorming vrije of membraangebonden polysomen
2. Ribosomen zorgen voor de vertaling van de genetische code op het mRNa
3. Vrije polysomen synthetiseren de sedentaire eiwitten
4. Nieuw gevormde eiwitten hebben een adressignaal dat ervoor zorgt dat ze hun bestemming bereiken
5. Membraangebonden polysomen bevinden zich in het ruw endoplasmatisch reticulum en synthetiseren
secretorische en transmembranaire eiwitten Begint met signaal sequenti= hydrifoob polypeptide dat zich in
het membraan vast zet.
6. Tijdens synthese wordt eiwit in binnenste van endoplasmatisch reticulum geduwd (Translocatie doorheen het
membraan)
7. Secretorisch eiwit ontstaat wanneer de hele eiwitketen getransloceerd wordt en vrijkomt in het binnenste van
zijn signaalsequentie Transmemembranaire eiwitten worden gesynthetiseerd door membraangebonden
polysomen
8. Transmembranair eiwit heeft een hydrofiel stuk langs beide zieden van het membraan en een hydrofoob stop
transfer peptide dat doorheen het membraan steekt
, 9. Na het losknippen van de signaalsequentiezal een dergelijk eiwit blijven vastzitten in het membraan met zijn N
terminale deel in het endoplasmatisch reticulum en zijn C terminale deeel naar de cytoplasma
10. In het glas endoplasmatisch reticulum worden beide soorten eiwitten geïncorporeerd in secretiegranules of
vesikels die naar het golgi-aparaat getransporteerd worden en ten slotte door axonaal transport naar het
zenuwsuiteinde gebracht worden
Membranen en membraaneiwitten = De werking van zenuwcellen en steuncellen hangt in zeer belangrijke mate af van
de werking van membranen en de eiwitten die erin of eraan vastzitten Alle cellen hebben een cel of plasmamembraan
dat bestaat uit een dun laagje fosfolipiden dat het ontsluit Behouden zekere beweegelijkheid
Vetzuren die aan een poly alcohol gebonden zijn 1 van de staarten vervangen ddoor fosforzuurverbinding
Vetzuurstaarten zijn apolair en dus hydrofoob (Wijzen naar elkaar toe) Steroïden en vele macromoleculen
kunnen er vrij door bewegen
Vetzuurkoppen zijn hydrofiel
Een laag koolhydraten die de buitenkant van de cel bedekt en een belangrijke functie heeft bij interacties tss
cellen
Ionenkanalen= Transmembranaire eiwitten vormen ionenkanalen omdat in water opgeloste ionen anders niet doorheen
het memebraan kunnen 1 of 2 subunits met eiwitstructuur
Homo oligomeer Kanaal opgebouwd uit subunits van dezelfde soort
Hetero oligomeer Subunits van verschillende soorten porievormend gebied Opgebouwd uit 1 enkele
polipeptide keten met zich steeds herhalende motieven (Alfa helices
Auxilaire subunits: doorlaatbaarheid van kanalen moduleren (Open en gesloten)
Veranderen van toestand door structurele wijzigingen in het ganse ionenkanaal ofwel door speciale subunit die
de porie blokeert
Verschillende mechanismen bepaalt hoe lang kanaal open blijft
Andere ionenkanalen worden geopend door verandering in energie
Mechanische ionenkanalen: zijn veranktert aan het cytoskelet en mechanisch geopend worden door
vervormingen van het membraan of de ganse cel
Motorneuronen= een dergelijke neuron heeft zijn cellichaam in het CZ en zijn uitlopers contact maken met spiercellen PZ
Vier grote onderdelen
1. Het cellichaam of soma: Het metabole centrum van de cel
2. Axonen: neurofilamenten lopen doorheen de axonen en staant onder meer in voor intracellulaire transport
3. Uitlopers of dendrieten: Ontvangen prikkels van andere zenuwcellen en leiden deze naar het cellichaam
4. Presynaptische zenuwuiteinden: Neuron maakt contact met ander neuron
- Myelineschede: Compacte lagen gevormd door specifieke steuncellen (Oligodendrocyten in CZ en
Schwanncellen in PZ) De onderbrekingen worden knopen van Ranvier genoemd
Piramidecellen en andere neuronen
4 functionele componenten
1. Via de lokale inputzone komen er prikkels aan op het neuron
2. In de integratiezone ter hoogte van de axonheuvel worden deze prikkels samengeteld
3. De conductiezonde staat in voor de geleiding van de impulsen naar de uiteinden vh axon
4. Thv de outputzone wordt er contact gelegd met de volgende zenuwcel en het signaal dat de neuron verlaat
Informatie is elektrisch van aard en wordt omgezet in een chemisch signaal (Neurotransmitter)
Verschillende vormen en groottes
Bipolaire neuronen
Uniploaire neuronen
Multipolaire cellen
Piramidecel of piramidaal neuron
Cerebellaire neuronen
Verschillende categorieën
- Sensorische neuronen of receptorcellen: Verwerken zintuigelijke informatie, vervoeren van periferie naar
centraal zenuwstelsel om perceptie en motorische coördinatie mogelijk te maken
- Motorneuronen of effectorcellen: Lange axonen waarmee ze zenuwimpulsen vanuit het CZ naar spieren of
organen van het lichaam geleiden
- Interneuronen: Zenuwcellen die niet specifiek sensorisch of motorisch zijn en het meest talrijk in ons lichaam
voorkomen Ontvangen informatie, verwerken deze en sturen de impulsen vervolgens door naar andere
neuronen
Projectie interneuronen: Lange axonen die signalen vervoeren over een lange afstand
Lokale interneuronen: Verwerken info binnen een lokaal circuit
Synapsen, vesikels en neurotransmitters
Synaps: contactplaats met een ander neuron, spiercellen of kliercellen
Synaptische spleet: De ruimte tussen de pre en het postsynaptisch membraan
Communicatie adhv chemische boodschapperstoffen die in vesikels in het presynaptisch zenuwuiteinde worden
bewaard in het presynaptisch zenuwuiteinde
Elektrische synapsen gebruiken cytoplasmatische bruggetjes waardoor rechtstreekse transmissie mogelijk is
, Chemische synaps: Neurotransmitter wordt vrijgesteld wanneer prikkel presynaptisch zenuwuiteinde bereikt
Bevinden zich membraanblaasjes gevuld met neurotransmitter
Synapsen worden structureel en functioneel onderhouden door steuncellen Verschillende moleculen
waaronder ook zogenaamde synaptische hechtingsmoleculen die de synapsen verstevingen
Secretieproces: In een neuron is zeer gelijkaardig aan het proces in andere cellen maar de plaats waar de
exocytose gebeurt is soms erg ver verwijdert van de plaats waar de synthese van het vrijgestlede stoffen
plaatsvinden Neuropeptiden en lipiden worden gesynthetiseerd in het endoplasmatisch reticulum en
vervolgens overgebracht naar het golgi aparaat
Large dense cored vesicles: bevatten neuropeptiden die via exonaal transport naar zenuwuiteinde worden
getransporteerd Synaptische vesikels zijn kleiner en worden pas in het zenuwuiteinde gevormd Exocytose
Recyclage of afbreken
De recyclage gebeurt in het cellichaam van de neuron
Membraan eiwitten worden op vrije polysomen gesynthetiseerd en het golgi aparaat speelt een rol in de
biosynthese van fosfolipiden, maar synthese en samenstelling van fosfolipiden en membraaneiwitten gebeuren
hoofdzakelijk thv het glad endoplasmatisch reticulum
Steuncellen = Hebben geen rechtstreekse functie bij informatieverwerking, maar wel onmisbaar zijn bij de functie en
overleving van neuronen Metabole rol
De macro glia
- Astrocyten: Groot en meest talrijk, bieden structurele ondersteuning aan de enruonen en helpen bij het
herstellen van het hersenweefsel na beschadiging, rol van voeding en vormen brug tussen haarvaatjes en de
zenuwcellen Doorbloeding van hersenweefsel afremmen op lokale neuronale activiteit, gesloten kring
rond de bloedvaten en dus rol van bloed en hersenbarrière
- Oligodendrocyten
- Schwanncellen
Microgliale cellen = Kelien met een langerekt cellichaam en doornige uitlopers Komen voor in de grijze en witte
stof van CZ
- Kleine kern en in hun cytoplasma bevinden zich talrijke lysosomen
- Oligodendrocyten vinden we in witte en grijze stof
- Myelineschede = in PZ schwancellen en gliacellen
Ependynale cellen = Vormen de begrenzende cellaag van de hersenen en staan onder meer in voor de aanmaak
van CSV
Neurowetenschappen hoofdstuk 3: Studeersessies H1
, elektrofysiologie = alle cellen van ons lichaam hebben een elektrische spanning over hun celmembraan ten gevolgen van
de ongelijke verdeling van elektrisch geladen deeltjes binnen en buiten de vel
Exciteerbare cellen: Cellen die elektrische orikkels kunnen ontvangen en geleiden, deze elektrische activiteit is het
gevolg van stromen van elektrische deeltjes doorheen
Cellen leven in waterig milieu en dus wateroplosbare ionen
Je kan de elektrische potentialen meten met de nodige apparatuur
Experimenten
Alan Hodgekin en Andrew huxley experimenteerde op reuzeaxonen van de pijlinktvis, het enige biologische
apparaat dat men toeliet met relatief dikke draadelektroden, membraanstromen te registreren Toonden aan
dat elektrische impulsen in dergelijke cellen berusten op snelle selectieve veranderingen in de doorlaatbaarheid
van het membraan voor deionen natrium + en kalium +
Erwin Neher en Bert Sakmann: Uitvinding patch clamp techniek waarmee ze met zeer fijne glazen micropipetten
zelfs de stromen die door de ionenekanalen lopen konden meten in een klein stukje celmembraan
Rustmembraanpotentiaal en actiepotentiaal
Anion: een negatief geladen ion dan naar een positieve elektrode beweegt
Kation: Positief geladen ion dat door een negatieve elektrode wordt aangetrokken
Ion: Een atoom of molecule met een positieve of negatieve elektrische lading
Zout lost op in water Onze lichaamsvochten bevatten allerhande opgeloste ionen in verschillende
concentraties, 2 essentieel verschillende waterige oplossingen:
- Intracellulaire cytoplasma
- Extracellulaire cytoplasma
De waterige oplossingen komen in verschillende concentraties voor aan weerszijden van het
celmembraan elektrisch potentiaalverschil Veroorzaakt door positieve natrium ionen en positieve
kalium ionen en negatieve organische anionen
Gezamelijke concentratie van negatief geladen ionen is hoger aan de binnenzijde van het membraan dan
erbuiten, waardoor de binnenzijde negatief geladen is ten opzichte van de buitenzijde Bezitten rustpotentioaal
Wanneer deze waterige oplossingen bewegen staan ze onder invloed van 2 krachten:
1. De chemische drijfkracht: deeltjes bewegen zich van een plaats met een hoge concentratie naar een plaats
met een lage concentratie
2. Elektrische drijfkracht: als gevolg van potentiaalverschil en de aantrekkingskracht tussen positieve en
negatieve dingen
Membranen zijn door hun lipide samenstelling niet doorlaatbaar voor ionen, maar zelfs in een celmembraan met
kanaaltjes of poriën waar ionen door kunnen, kan er een toestand ontstaan waarbij ze helemaal niet bewegen
tussen de buiten en binnenkant De chemische kracht is tegengesteld aan de elektrische kracht en de ionen dus
niet kunnen bewegen Het evenwichtspotentiaal of Nernst potentiaal is de elektrische spanning die nodig is om
de chemische drijfkracht tegen te werken die het gevolg is van een bepaald concentratieverschil van ionen over
het celmembraan
Depolarisatie en hyperpolarisatie
Depolarisatie: Potentiaalverschil wordt kleiner Natrium stroomt binnen en de binnenkant van het membraan
wordt + geladen Instroom van natruim kan het gevolg zijn van het openen van spanningsgevoelige
natriumkanalen die reageren op veranderingen in de membraanpotentiaal, of wanneer neurotransmitters zich
bindt aan een ligandgemedieerd natriumkanaal en hierdoor natrium binnenstroomt
Hyperpolarisatie: Potentiaalverschil wordt groter wanneer kaliumionen buitenstromen of chloorionen
binnenstromen
Potentiaalveranderingen worden veroorzaakt door ionenstromen die de polariteit van het celmembraan
beïnvloeden Afhankelijk van sterkte van de ionenstromen en neemt af met de afstand tot de oorsprong van de
verandering 2 soorten potentiaalverandering
1. Receptorpotentialen: Ter hoogte van zintuigelijke receptorcellen
2. Synaptische potentialen: Ter hoogte van de contactplaats tussen neuronen worden veroorzaakt doordat
chemische stoffen die door de synaptische spleet worden vrijgesteld doorlaatbaarheid van het membraan
beïnvloeden
3. Exciterende postsynaptische potentiaalveranderingen
4. Inhiberende postsynaptische potentiaalveranderingen afhankelijk van hun respectievelijke
depolariserende of hyperpolariserende effect op de membraanpotentiaal
Actiepotentiaal = in rustpotentiaal bedraagt een zenuwcel ongeveer -70mV (Dit kan fluctueren en verschillen tussen
verschillende types exciteerbare cellen Het unieke aan een exciteerbare cel is dat ze een actiepotentiaal kan vertonen
Wanneer een cel depolariseert tot -50mv zullen grote aantallen van gevoelige natriumkanalen opengaan (Voltage
gated natrium channeld
2 poortjes:
1. Gesloten bij rustpotentiaal en open wanneer het membraan waar het zich bevindt begint te depolariseren
2. Niet spanningsgevoelig, maar begint traag te sluiten wanneer poort 1 geopend is Aangezien voor natrium
de elektrische en chemische drijfkrachten naar binnen gericht zijn, zullen deze ionen massaal instromen
wanneer de eerste kanaaltjes openen bij de drempelwaarde
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lauraclaes. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.