1. Je weet hoe cellen beschermd worden tegen uv-straling
Melanocyten vormen melanine. Dat is een pigment dat zich ophoopt om de kernen
van naburige cellen te beschermen en zo ook het DNA.
2. Je kent het verschil tussen fysische en chemische barrières.
Fysische barrière: bevindt zich tussen het inwendige lichaam en de omgeving
(dekweefsel; huid)
Chemische barrière: bacteriedodende cellen (slijmvlies)
3. Je kan uit een tekst afleiden welke vorm van symbiose aan de orde is bij de o.a. de acacia
(H2).
Acacia: mutualisme. Mieren krijgen nestgelegenheid, acacia wordt beschermd door
bijtende mieren.
4. Je kent de verschillende manieren waarop planten zich beschermen tegen vraat en tegen
micro-organismen.
Afgeven van geurstoffen (planten maken viessmakende geur bij waarneming geur)
Gebruik maken van lokstoffen.
21.2
5. Je weet op welke basis de classificatie van bacteriën plaatsvindt.
Leefomgeving (aeroob of anaeroob)
Voedselherkomst (heterotroof of autrotroof)
Celvorm (bolletjes of staafjes)
Celwandverschillen (reactie op kleurstoffen
6. Je kan uitleggen op welke wijzen bacteriën je ziek kunnen maken
Intern: cholerabacterie maakt eiwit choleratoxine; lichaam afgifte Cl- . Hierdoor
asmotische waarde verandert -> veel water wordt uitgescheiden, lichaam droogt uit.
Extern: bacteriën op huid (cyanobacteriën) maken door fotosynthese giftige stoffen
die mogelijk lever en zenuwen aantasten.
7. Je kan uitleggen wat het verschil is tussen een DNA en een RNA virus en kent hun
levenscyclus (H4).
Bij DNA virus zorgt het virale enzym integrase dat het virale DNA in het DNA van de
gastheercel komt. Bij een RNA virus moet het RNA eerst worden vertaald naar DNA
door een virale enzym reverse transciptase. Door DNA polymerase ontstaat er
vervolgens een dubbelstrengs viraal DNA die kan worden ingebracht in het DNA van
de gastheercel.
8. Je kan uit leggen hoe de niet specifieke afweer in algemeenheid werkt.
Hierbij maken witte bloedcellen en bloedeiwitten lichaamsvreemde deeltjes binnen
het lichaam onschadelijk. Hierbij geldt ook niet-bacteriën en niet-virussen.
Dit systeem werkt doordat het afweersysteem lichaamseigen en lichaamsvreemde
stoffen kunnen onderscheiden door de bijna unieke eiwitten (antigenen, activeren
afweersysteem) op de cellen.
, 9. Je kan uitleggen hoe het complementensysteem werkt
Complementeiwitten zorgen voor afgifte cytokinen. Hierdoor stroomt er meer bloed
op de plek van de infectie. Dit bloed bevat macrofagen, witte bloedcellen die stoffen
opruimen.
Complementeiwitten vormen een laagje eiwitten die grote groepen bacteriën binden
(opsonisatie)
Complementeiwitten perforeren het celmembraan van de bacterie, waardoor
bacterie doodgaat (lysis)
10. Je kan de rol van de verschillende witte bloedcellen in de aspecifiek afweer beschrijven.
Granulocyt: giftig grondplasma voor bacteriën, schimmels, parasieten. Kan andere
witte bloedcellen activeren.
Macrofagen: nemen lichaamsvreemde deeltjes op door fagocytose.
Verteringsblaasjes breken ze af.
Fagocyten: neemt afgebroken deeltjes op en verteert ze.
NK-cellen: controleert celmembraan op afwijkende eiwitten (tumor, geïnfecteerde
cel). Kan apoptose aanzetten
11. Je weet wanneer een eiwit lichaamseigen of lichaamsvreemd is.
Met behulp van MHC-I-moleculen zijn antigenen bevestigd aan het celmembraan.
Deze moleculen zijn bijna wel uniek per persoon
21.3
12. Je kan uitleggen wat er gebeurd bij een ontstekingsreactie en hoe deze bijdraagt aan het
versnelt opruimen van lichaamsvreemd materiaal.
Bij een ontstekingsreactie neemt de doorbloeding toe bij plek waar lichaamsvreemde
stoffen zijn. Dit leidt tot roodheid, warmte, pijn en zwelling. Meer bloed betekent
meer zuurstof en voedingsstoffen voor immuumsysteem. Ook toename
permeabiliteit van bloedvaten.
Het complementsysteem wordt geactiveerd. Hierdoor worden witte bloedcellen
aangetrokken naar het ontstekingsgebied. Aspecifieke afweer breekt bacteriën af in
kleinere stukjes. Macrofagen nemen deze stukjes op en leveren ze aan bij de T-
cellen. Of APC-cel presenteert zichzelf. De Tc-cellen vallen de bacteriën aan. T-
helpercellen activeren B-cellen, die vervolgens antilichamen maken die afbraak van
bacteriën versnelt.
13. Je kan uitleggen hoe de ontwikkeling van B en T cellen verloopt en wat hun functies zijn.
B-cellen: activering (na T-helpercel voor) specifieke antigeen.
o Memory-cellen: voor snellere reactie toekomst.
o Plasmacellen: maakt antilichamen die giftige stoffen neutraliseren en
coördineren Tc-cellen
T-cellen: activering na waarneming specifieke antigeen.
o Memory T-cellen: voor snellere reactie toekomst.
o Cytotoxische T-cellen: Tc-cellen, gaan direct naar infectie.
o T-helpercellen: coördinatie, activeren B-cellen.
o Surpressor T-cellen: remmen van systeem.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur merveyalcin. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.