Communicatie en onderzoek – Taalzorg
H1: Veelgemaakte fouten
- Die, dat of wat
- Jou/ jouw en u/ uw
- Als of dan
- Alle(n), andere(n), beide(n), meeste(n), vele(n)
- Ten slotte vs. tenslotte e.a.
- Hen vs. hun
- In beschuldiging stellen vs. inbeschuldigingstelling
- Heten vs. noemen
- Moest vs. mocht/als
- Overbodig gebruik van gaan
- Me of men in plaats van mijn in schrijftaal
- Om vs. voor/van
- Volgorde van werkwoorden in een zin
Die, dat of wat
Wanneer dat en die als betrekkelijk voornaamwoord 1 worden gebruikt, verwijst dat naar
enkelvoudige het-woorden, en verwijst die naar enkelvoudige de-woorden en naar
meervoudige woorden
Het boek dat ik koop het meisje dat er tof uitziet het huis dat ze huurt
De auto die daar staat de jongen die die daar loopt de trein die vertrekt
De boeken die ik koop de meisjes die er tof uitzien de huizen die ze huurt
Wanneer het antecedent2 een zin is, dan gebruiken we wat
Hij begon te schreeuwen, wat ik toch een vreemde reactie vond
Ook na een overtreffende trap gebruiken we wat
Het mooiste wat ik daar zag
Het hoogste wat je kunt bereiken
MAAR: Het beste idee dat ik ooit had (hier slaat het op het idee)
1
Betrekkelijk voornaamwoord = verwijzend naar een eerder gebruikt zelfstandig naamwoord of
voornaamwoord voor een bijzin
2
Antecedent = het woord of de woorden waar het betrekkelijk voornaamwoord naar een zin verwijst
,Bij een onbepaald antecedent3 kun je zowel dat en wat gebruiken, maar wat heeft de
voorkeur
Er is iets wat (dat) ik niet kan
Negeren is het enige wat (dat) je daarmee kunt doen
Er is veel wat (dat) we nog niet weten
Jou/ jouw en u/ uw
Uw en jouw zijn bezittelijke voornaamwoorden en worden gevolgd door een zelfstandig
naamwoord. In alle andere gevallen (persoonlijk voornaamwoord of wederkerend
voornaamwoord) schrijf je jou en u
Schrijf u en uw nooit met een hoofdletter tenzij ze aan het begin van de zin staan.
Als of dan
Gebruik als na een vergelijkende trap
Spanje is net zo mooi als Italië
Gebruik dan na een vergrotende trap en na ander(e) of anders en niets
Hij is slimmer dan ik
De spreker is heel anders dan ik verwacht had
Alle(n), andere(n), beide(n), meeste(n), vele(n)
We schrijven een meervouds-n bij woorden zoals alle, beide, degene, enkele, meeste,
sommige, vele, … als ze naar personen verwijzen EN zelfstandig worden gebruikt
De boeren gingen beiden naar de markt
Volgens sommigen waren het geen boeren maar oplichters
Beide boeren gingen naar de markt
Ten slotte vs. tenslotte e.a.
3
Onbepaald antecedent = iets, niets, al, alles, het eerste, het laatste, al het mooie, het enige, veel, weinig, …
, Woorden die aaneengeschreven (aan elkaar) zijn hebben meestal een afgeleide betekenis
Woorden die niet aaneengeschreven (van elkaar) zijn hebben meestal een letterlijke
betekenis
Schrijf los: Schrijf aan elkaar:
Letterlijke betekenis Niet-letterlijke betekenis
Ten slotte vertelde hij nog een grap. Ik ken de wet. Ik heb tenslotte
(Tot slot) Rechtspraktijk gestudeerd.
(Immers, namelijk)
De reis gaat door als er ten minste tien Ik heb tenminste mijn best gedaan.
deelnemers zijn. (In ieder geval)
(Minimum)
De les is ten einde. Ze gaf toe, teneinde een lange discussie te
(Af, klaar) voorkomen.
(Om, drukt doel uit)
Wij behadelen alles behalve De sfeer was allesbehalve plezierig.
vrijgezellenfeestjes. (Helemaal niet)
(Alleen dat niet)
Heb ik dit woord zo juist geschreven? Ik heb zojuist een aantal woorden
(Op die manier juist) opgeschreven.
(Zopas, zonet)
De vergadering duurde zo lang dat Zijn slordigheid werd hem vergeven zolang
niemand nog luisterde. hij geen grote fouten maakte.
(Letterlijk, te lang) (Als … maar)
Zijn werk is even goed als het mijne. We kunnen evengoed samenwerken
(Van dezelfde kwaliteit) (Met evenveel recht, met hetzelfde
resultaat)
Prima, dan doen we het zo maar. Hij kwam zomaar binnen, zonder
(= Op die manier) aanleiding.
(Zonder aanleiding)
Alles wat ik wil, lijkt zo ver weg. Voor zover we weten, is er geen bezwaar.
(Afstand) (In de mate dat)
Ook: het was zover (‘klaar’)
Hoe lang is die tafel? Hoelang blijf je?
(Vraag naar afstand of lengte) (Vraag naar duur)
Dat is niet waar. Dat is een leugen. Hij kan rekenen als de beste, nietwaar?
(Letterlijk, een leugen) (Is het niet?)
Woorden met te-… spel je als één woord als ze een zelfstandig naamwoord zijn.
Je spelt ze in twee woorden in andere contexten.
Je wilt het altijd (te goed/tegoed) doen
Het (te goed/tegoed) zal ik je later terugbetalen
Er is een ernstig (te kort/tekort) aan leerkrachten in Antwerpse scholen
Ze hebben daar zeker 100 mensen (te kort/tekort)
Hen vs. hun