Samenvatting Hoofdstuk 2, De verlichting in theorie en praktijk
Tout pour ce livre (61)
École, étude et sujet
Lycée
VWO / Gymnasium
Geschiedenis
6
Tous les documents sur ce sujet (4829)
Vendeur
S'abonner
sterrekok
Aperçu du contenu
GESCHIEDENIS SAMENVATTING VWO 6
HISTORISCHE CONTEXT STEDEN IN LAGE LANDEN & VERLICHTING, TIJDVAK 1 T/M 6
_________________________________________________________________________________
Hoofdstuk 1, Steden en burgers in de Lage Landen
Paragraaf 1, Steden in Vlaanderen en Artesië
In de 11e eeuw kwam de Nederlandse economie op komst door een snelle bevolkingsgroei.
Deze bevolkingsgroei kwam door de toename van de voedselproductie.
→ Er ontstaat een agrarisch-urbane samenleving met verstedelijking en een
monetaire economie (geldeconomie)
● De geldeconomie was nooit helemaal weg, maar met de opkomst van steden kwam
deze weer tot bloei. De steden waren dan ook het centra van nijverheidsproductie en
handel.
De boeren gingen niet meer alleen voor zichzelf produceren, maar ook
voor de verkoop op markten. Zo kwam van iedereen wel een deel wat het
dagelijks leven nodig had. → Er ontstaat een verzorgingsgebied (iedereen
heeft elkaar nodig).
Steden wilden stadsrechten vanwege economische belangen. Deze kregen steden dan ook
van hun graaf, koning etc. in ruil voor geld zodat ze steun zouden krijgen tegen concurrenten
en om de welvaart in hun gebied te bevorderen.
In de 14e eeuw stopte de bevolkingsgroei doordat er een enorm slechte hygiëne
ontstond in steden. Toch bleef de verstedelijking, omdat mensen dood gingen in
de stad en nieuwe mensen vanaf het platteland weer naar de steden kwamen.
Toch ging de verstedelijking niet overal even snel. → In Noord-Italië en
Vlaanderen was de verstedelijking het grootst.
Niet iedereen werd toegelaten in de stad, alleen als je een kundig ambachtslied of een
kooplied werd, werd je toegelaten tot de stad. → Ondanks dit, waren er toch een
aantal mensen die dit niet hadden. (poorter = stadsburger).
Tot het eind van de 13e eeuw was Atrecht in Artesië de belangrijkste stad in de
Nederlanden. Het was niet de grootste stad, maar het stond centraal in de
lakennijverheid. → Atrecht werd het startpunt van de stedelijke dynamiek
(levendigheid) in de Nederlanden.
● Dit kwam doordat in Atrecht en Vlaanderen zeer gunstige stedelijke ontwikkelingen
waren en doordat de leembodem zeer vruchtbaar was. Dat deze grond zo vruchtbaar
was, was gunstig voor het voeden van het volk.
In de 18e en 19e eeuw was laken de belangrijkste soort textiel in Europa. Vlaanderen en
Artesië werden hierbij het belangrijkste centra van de lakennijverheid. Deze lakennijverheid
bood veel banen aan, wat erg gunstig was.
De steden in Vlaanderen en Artesië lagen dicht bij Engeland, wat de grootste leverancier
van wol werd. In de 12e en 13e eeuw werden jaarlijkse markten in enkele steden gehouden,
ook wel jaarmarkten. → Door de lakenhandel werden Vlaanderen en Artesië enorm
rijk en konden ze geld gaan uitlenen aan andere steden.
,Aan het eind van de 13e eeuw nam Brugge de plek van Atrecht in. Atrecht verloor de positie
door nieuwe handelsroutes en doordat de jaarmarkten werden verstoord.
Ook groeide vanaf het eind van de 13e eeuw de handel met steden van de Duitse Hanze.
Voor hen lag Brugge namelijk veel gunstiger.
In de 13e eeuw was het bestuur van Vlaanderen in handen van patriciërs (regenten: rijke
calvinistische kooplieden die elkaar de leuke baantjes geven). Zij gingen zich gedragen als
adel en kwamen daardoor af te staan van het gewone volk (het gemeen).
● De ambachtslieden werden steeds ontevredener waardoor grote
discussies ontstonden. → Ze waren ook economisch afhankelijk van de
patriciërs.
1302, Guldensporenslag
Er was een conflict tussen de Franse koning en de Graaf van Vlaanderen.
De ambachtslieden kozen hierin de kant van de Graaf, omdat die het voor hen had
opgenomen en de patriciërs kozen de kant van de Franse koning.
● De graaf had een leger bestaand uit boeren en de Franse koning had een goed
getraind leger, maar toch won de graaf met zijn legertje.
De veldslag liet zien dat boeren bestand waren tegen feodale heren en patriciërs. De
patriciërs werden na deze slag verdreven en de graaf was de ambachtslieden zeer
dankbaar.
Paragraaf 1.2, Steden, netwerken en bestuurders
Brugge is in de 14e en 15e eeuw heel erg belangrijk voor de handel. In Brugge ontstaat dan
ook de eerste stapelmarkt (voornaamste plaats waar een artikel verhandeld wordt).
→ Dankzij Italië wordt Brugge ook een financieel handelscentrum.
Vroeger konden handelaren hun goederen kopen en verkopen met
wisselbrieven. → Dit was hun geld, maar dan met één brief.
In Italië kwam de eerste beurs: gebouw waar kooplieden handel drijven.
Brugge werd zo bekend als handelsstad vanwege zijn achterburen: Brabant en Vlaanderen.
→ Zij leverden de textiel.
In de 14e en 15e eeuw nam het belang van Brabant toe. Antwerpen werd hierbij een zeer
belangrijke stad voor de handel. Antwerpen was niet belangrijker als Brugge, maar was
meer een aanvulling.
Rond 1500 nam Antwerpen de plaats van Brugge over. In de 16e eeuw werd Antwerpen
zelfs de rijkste en meest belangrijke handelsstad van Europa.
→ Antwerpen werd zelfs de stapelmarkt van koloniale producten uit Spaanse en
Portugese koloniën, zoals suiker uit Amerika.
In de handel werd graan steeds belangrijker. Het kwam echter niet meer uit Noord-Frankrijk,
maar uit Polen. Holland speelde hierin een zeer grote rol.
● Holland was in de 15e eeuw een moerassig bijna onbewoond gewest in de
Nederlanden.
, → Pas in de 14e eeuw begonnen de steden in Holland te groeien, maar de
grond was zo extreem slecht voor landbouw, dat ze graan gingen
handelen. Met dit graan konden ze ook Brabant en Vlaanderen voorzien
van graan. Uiteindelijk werd Amsterdam de voorhaven van Antwerpen
door de handel in graan.
Middeleeuwse steden waren zeer hecht met hun eigen wetten, eigen identiteit etc.
→ Ze voelen zich verbonden door het bonum commune: het algemeen belang.
Hierdoor ontstaat er een groter verschil tussen rijk en arm.
Ook nemen de burgers de taken over van de geestelijkheid. Ze gaan scholen stichtten waar
geen Latijn wordt gegeven, maar volkstaal.
De kerk gaat zich ook mengen in de stad. → Begijnhoven: plek waar geestelijken
wonen in de stad. Ook ontstonden bedelorden: kloosterorden van monniken die
leefden van de liefdadigheid van gelovigen. → In navolging van Jezus wilden ze
arm en nederig leven en zich richten op prediking in de steden. Dit deden ze als
reactie op de rijkdom van de katholieken.
Moderne devotie: gelovigen gaan zelf een invulling geven aan het geloof, dus niet
wachten op wat de priester zegt. → Gesticht door prediker Geert Grootte
● De imitatione Christi: belangrijkste geschrift van deze beweging.
De verbondenheid van de burgers was sterker dan die met hun regio/vorst.
Particularisme: steden willen hun stadsrechten bewaren ten opzichte van hun vorst.
→ opkomende derde stand. Ook de regenten zijn het hiermee eens.
● De zelfstandigheid kwam onder druk te staan door de beginnende centralisatie.
○ De bourgondiërs zijn de baas in Nederland. Filips de Goede bouwt in Brussel
een paleis voor het bestuur van de Nederlanden en vormde dan ook een
centrale rechtbank. Hiermee draaide hij de afhankelijkheid van de steden
terug.
In 1477 viel het Bourgondische rijk uiteen, omdat Filips kleindochter trouwde
met een Habsburgse prins Maximiliaan. De Vlaamse steden kwamen
hierdoor in opstand wat leidde tot een oorlog waarbij Maximiliaan onder
andere de haven van Brugge blokkeerde. Dit leidde tot een einde van de
Gouden Eeuw van Brugge.
Karel V krijgt de Nederlanden in handen door het huwelijk. Hierdoor waren voor het eerst
alle 17 de gewesten van Nederland verenigd.
Karel V wilt:
● Centralisatie
● Één godsdienst mede door het opkomende lutheranisme
→ In 1521 stelde hij een inquisitie in en daarna volgden straffen voor
protestanten.
1555, Aftreden Karel V met Vrede van Ausburg. → Filips neemt het over met
centralisatie. De mensen zijn daar niet blij mee.
Filips II gaat in 1559 naar Spanje en zijn halfzus blijft als landvoogdes met
stadhouders. → Zij moeten voor rust en vrede zorgen en zijn legeraanvoerder.
, Er is hierdoor zeer veel onvrede.
1566, smeekbede: adel vraagt aan Margaretha om te stoppen met de bloedplakkaten
(kettervervolging). → Tot het antwoord van Filips stopt ze ermee, gevolg:
hagepreken.
Filips zegt hierop nee, wat leidt tot de beeldenstorm in 1566.
Alva komt in plaats van Margaretha en zet als reactie de bloedraad/Raad van beroerte op.
In 1568 begon als gevolg hierop Willem van Oranje een opstand. Deze Tachtigjarige
Oorlog was in praktijk een oorlog om steden. Vanaf 1572 sloten heel veel steden zich aan
bij de Opstand. Alva probeerde het tegen te gaan met heel veel geweld, maar dat maakte
het erger.
1572, Alva verliest den Briel
1576, Pacificatie van Gent: Noordelijke en Zuidelijke gewesten gaan samenwerken,
maar dan moeten ze het geloof met rust laten. → Dit gaat uiteindelijk mis.
1579 Unie van Atrecht: Zuidelijke gewesten gaan samenwerken met Spanje.
Unie van Utrecht: Noordelijke gewesten gaan militair samenwerken, maar ze zijn
zelfstandig als het kan + gewetensvrijheid (=geboortedocument).
1581, Acte van Verlatinghe: onafhankelijkheidsverklaring van Filips.
1584, Moord op Willem van Oranje
1585, Val van Antwerpen door het blokkeren van de haven, begin Amsterdam als havenstad
1588, Nederlandse Republiek & ondergang Spaanse Armada
Paragraaf 3, De Republiek (1602-1700)
1588, Republiek ontwikkelt oorlogseconomie (kern van de economie draait om oorlog).
→ Het leger van de Republiek wordt erg sterk. Het geld voor deze
oorlogseconomie kwam vooral uit belastingen etc.
In de Nederlandse confederatie (statenbond) hadden gewesten hun eigen belastingen en
betaalden ze mee aan de gezamenlijke uitgaven.
Met de Opstand hadden de steden het oude systeem bijna helemaal weer teruggedraaid.
Regenten begrepen dat handel nodig was om de oorlog te financieren. Daarom stichtten ze
in 1602 de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie). De VOC werd bekostigd door
verkoop van aandelen.
1609, Begin twaalfjarig bestand: vrede met Spanje
→ Na het Twaalfjarig Bestand in 1621 werd de WIC (West-Indische Compagnie)
opgericht. De WIC was minder winstgevend dan de VOC, maar militair was het belangrijker.
● Bijv. verovering van Piet Hein in 1628 van de Spaanse zilvervloot.
Amsterdam werd erg belangrijk in Europa voor de handel met de wereld. Zo werd het de
stapelmarkt van Europese en buiten-Europese producten.
Grachtengordel: deel van Amsterdam langs de grachten uit de 17e eeuw.
→ Transport droeg bij aan de groei, zoals grachten en wegen.
→ Landbouw droeg ook bij aan de groei mbv koeien etc.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sterrekok. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.