Dit is een van mijn samenvattingen die behoort tot het tentamen kennis taal in de onderbouw. Dit is de samenvatting van het boek Spelling. De andere twee boeken: Portaal en aanvankelijk en technisch lezen zijn ook lost te kopen, maar ik heb het ook als een bundel. Dit document bestaat uit hoofdstuk...
Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 (Spelling)
Er zijn drie verschillende manieren ontwikkeld om gesproken taal vast te leggen:
1. Het pictografisch schriftsysteem geeft woorden weer door middel van tekeningen en
afbeeldingen. Pictogrammen gebruiken we tegenwoordig nog steeds, bijv. in het verkeer.
2. Het logografisch schriftsysteem gebruikt voor elk woord een plaatje om het woord weer te
geven. Het Chinees is een logografisch schriftsysteem.
3. In een alfabetisch schriftsysteem worden de spraakklanken weergeven door tekens (het
alfabet).
In het alfabetische schriftsysteem correspondeert niet elke spraakklank met een aparte letter. We
gebruiken daarom de termen foneem (een spraakklank die betekenisverschil tussen klankgroepen
veroorzaakt) en grafeem (een letter of lettercombinatie).
Er zijn wel een aantal problemen die bij het alfabetisch schriftsysteem opkomen:
Het herkennen van fonemen is lastig.
We moeten letters combineren om fonemen te kunnen weergeven.
De koppeling tussen foneem en grafeem is niet eenduidig. Voor een foneem zijn soms
meerdere grafemen te gebruiken.
Een aantal voorbeelden met fonemen en grafemen.
Foneem Grafeem Voorbeeld
U U, e, ee, ij, i Put, de, een, lelijk, aardig
Aa Aa, a Maat, maten
P P, pp, b Pier, klappen, web
Ei Ei, ij Reis, pijn
M M, mm M, mm
Hoofdstuk 1 Paragraaf 2 (Spelling)
Volgens het fonologische principe wordt elk foneem door een apart grafeem weergegeven. Dit gaat
alleen op bij klankzuivere woorden. (woorden waarbij elk foneem door een grafeem wordt
weergeven).
Bij het morfologische principe let je op de vorm van de woorden. Woorden zijn opgebouwd uit
kleine stukjes die nog een betekenis hebben: morfemen. Het morfologisch principe bestaat uit twee
regels:
1. De regel van de gelijkvormigheid houdt in dat we een woord of achtervoegsel steeds op
dezelfde manier schrijven. Je moet vergelijken hoe het morfeem in een ander woord klinkt.
2. De regel van de overeenkomst houdt in dat woorden die op dezelfde manier zijn gevormd
ook op dezelfde manier worden geschreven. Je moet een woord vergelijken met een ander
woord met ook een andere betekenis.
Het etymologisch principe houdt in dat de vroegere vorm de schrijfwijze van het woord bepaalt. Ook
voor leenwoorden (woorden uit een andere taal) geldt het etymologisch principe.
Het syllabisch principe is gebaseerd op klankstukken die de sprekers als één groep gebruikt. Dit is
iets anders dan een lettergreep. Dat is een visuele verdeling van een woord. Er zijn twee regels bij dit
principe:
1. De verenkelingsregel: als een klankstuk eindigt op een lange klank dan schrijven we een
korte klank.
2. De verdubbelingsregel: als een klankstuk eindigt op een korte klank dan wordt de
medeklinker die erop volgt, verdubbeld.
, Hoofdstuk 1 Paragraaf 3 (Spelling)
Spellingsveranderingen doen altijd veel stof opwaaien. De argumenten voor of tegen een
spellingverandering hebben te maken met de volgende vragen:
Is een spellingsverandering makkelijk te leren? (leerbaarheid)
Levert een spellingsverandering voordelen voor de schrijver en de lezer op? (bruikbaarheid)
Geeft een spellingsverandering niet te veel emotionele weerstand (aanvaardbaarheid)
Hoofdstuk 2 Paragraaf 1 (Spelling)
Volgens de versmeltingstheorie van Ehri heeft een woord dat opgeslagen is in ons geheugen een
akoestische identiteit (hoe klinkt het woord?) en een articulatorische identiteit (hoe spreek je het
woord uit?). Deze twee samen worden ook wel de fonologische identiteit genoemd. Hiernaast heeft
een woord nog de volgende identiteiten:
De morfologische identiteit (hoe is een woord opgebouwd?)
De semantische identiteit (wat is de betekenis van het woord)
De syntactische identiteit (hoe combineer je het woord met andere woorden?)
En de orthografische identiteit (hoe spel je het woord?)
Voor de spellingdidactiek betekent dit dat je aan al deze aspecten aandacht moet besteden.
Hoofdstuk 2 Paragraaf 2 (Spelling)
De manieren die een speller gebruikt om woorden correct te schrijven noemen we
spellingstrategieën. Bij een directe spellingstrategie schrijft de speller het woord, zonder erover na
te denken goed op. Ook wel spellen volgens een schrijfmotorisch patroon.
Bij de indirecte spellingstrategie gebruikt de speller een denkhandeling om het woord op te
schrijven. Er zijn vijf indirecte spellingstrategieën.
1. Bij de fonologische strategie spelt iemand het woord op gehoor. Er zijn twee fonologische
spellingstrategieën.
- Bij klankzuivere woorden gebruikt de speller de elementaire spellinghandeling. Een
gesproken woord analyseert hij in losse fonemen. Hij onthoudt de volgorde van de fonemen
en bedenkt welke grafemen erbij horen. Vervolgens schrijft hij het woord op. De elementaire
spellinghandeling is het omgekeerde van de elementaire leeshandeling.
- Bij de klankclusterstrategie spel je ook op gehoor, maar hierbij gebruikt de speller
klankclusters. Dit zijn klankgroepen waarvoor we telkens dezelfde lettercombinatie
gebruiken.
2. De woordbeeldstrategie gebruiken we bij leenwoorden en woorden volgens het
etymologisch principe (woorden met bij ei/ij, au/ou of g/ch). We moeten deze woorden uit
het hoofd leren en uit ons geheugen oproepen als we ze schrijven.
3. Bij de regelstrategie past een speller een regel toe om tot de juiste schrijfwijze van een
woord te komen. Dit doen we bij niet-klankzuivere woorden. Voorbeelden van regels zijn de
verlengingsregel, de verenkelingsregel en de verdubbelingsregel.
4. De analogiestrategie houdt in dat een speller een woord correct schrijft door het woord te
vergelijken met een ander woord waarvan hij de schrijfwijze kent. Bij deze strategie maakt de
speller een vergelijking op de overeenkomst in klankvorm van het woord of op de
overeenkomst in betekenis.
5. Bij de hulpstrategie maak je gebruik van een geheugensteuntje (ezelsbruggetje).
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur shannonfeenstra. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.