Volledige samenvatting week 2 Forensische Orthopedagogiek van de nieuwe literatuur (3 boeken)!!
65 vues 9 fois vendu
Cours
4.3 Forensische Orthopedagogiek
Établissement
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Book
Handboek Forensische orthopedagogiek
Volledige samenvatting van de nieuwe literatuur voor week 2:
* Handboek Forensische Orthopedagogiek, Deel II: H14 t/m 17, 20 en 22.
* Boek Uithuisgeplaatste jeugdigen: H2, H2 interview Carolina, H3 en 4 & * Boek Gevoel is explosief materiaal: H3.
Er is van deze nieuwe literatuur nog geen samen...
Literatuur week 2:
* Handboek Forensische Orthopedagogiek, Deel II: H14 t/m 17, 20 en 22
* Boek Uithuisgeplaatste jeugdigen: H2, interview Carolina, H3 en 4
* Boek Gevoel is explosief materiaal: H3
Forensische Orthopedagogiek H14: Forensische diagnostiek
Overeenkomsten forensische diagnostiek & reguliere diagnostiek
Forensische diagnostiek lijkt veel op diagnostiek in reguliere orthopedagogiek:
- D.m.v diagnostiek onderzoek doen naar jongeren, hun opvoeders, het systeem en de
interacties tussen deze systemen.
- Dossieranalyse (eerdere hulpverlening/diagnostiek?)
- Gevalideerde tests gebruiken + observaties + klinische indrukken
Verschillen tussen forensische diagnostiek & reguliere diagnostiek
Er zijn bij forensische diagnostiek enkele dingen anders:
1. Standaard gebruik maken van zoveel mogelijk informatiebronnen
- Reden: Informatie ouders/jeugdige is namelijk vaker onjuist (bv. in de hoop op
strafvermindering zaken minder ernstig voordoen, of juist ernstiger)
- Soms moeilijk door privacywet om soms dossiers op te vragen
2. Gebruik maken van risicotaxatie-instrumenten
- Zo goed mogelijk inschatten wat de risico’s zijn op bv. mishandeling
- Risico’s zijn niet statisch, waardoor de risicotaxatie een continu proces is.
- Nadeel: risicotaxatie-instrumenten hebben nog een lage validiteit (onterecht
aanwijzen van zeer risicovol of zeer laag risicovol) maar perfecte voorspelling van
het risico kan niet.
3. Vrijwel altijd sprake van comorbiditeit
- Maakt diagnostisch onderzoek doen vaak moeilijker
- Niet beschrijven van toestandsbeeld (beslisdiagnostiek), maar veel procesdiagnostiek
Biopsychosociaal model
‘Gedragsproblemen zijn vrijwel altijd multicausaal bepaald.’
Dit model staat centraal bij het interpreteren van onderzoeksresultaten. Een cumulatie van
verschillende risicofactoren (kind, opvoeding, omgeving) kunnen leiden tot ernstige internaliserende
problemen (bv. depressie) of externaliserende problemen (bv. delinquentie).
Forensische Orthopedagogiek H15: Classificatie, screening & diagnostiek van een LVB
Classificatie van een verstandelijke beperking
Rol van intelligentie bij de classificatie van een verstandelijke beperking
Er zijn 4 gradaties van een verstandelijke beperking: 1) licht, 2) matig, 3) ernstig & 4) zeer ernstig.
Met een IQ test wordt geprobeerd de ware intelligentie van iemand te bepalen en hier een oordeel
over te geven, door de score te vergelijken met anderen met dezelfde kenmerken (bv. leeftijd en
geslacht). De IQ score heeft een normaalverdeling met een gemiddelde van 100. Hoewel een
verstandelijke beperking meer is dan enkel een laag IQ, wordt de diagnose VB vaak enkel gegeven op
basis van een lage IQ-score. Een IQ-test als indicator voor een VB kent meerdere problemen:
- De IQ-score is vrijwel nooit een ware reflectie van de intelligentie, omdat de test een
bepaalde mate van betrouwbaarheid heeft. Het IQ kan dus beter als
betrouwbaarheidsinterval weergegeven worden.
1
, - IQ neemt in de loop van de tijd toe, waardoor normering aangepast wordt. Hierdoor kunnen
prestaties van mensen op IQ-tests toenemen, doordat testnormen verouderen.
Rol van adaptief functioneren bij de classificatie van een verstandelijke beperking
De ernst van de VB wordt niet bepaald a.d.h.v. IQ, maar op basis van de mate van adaptief
functioneren. Adaptief functioneren bestaat uit drie type vaardigheden:
- Conceptuele vaardigheden (geheugen, taal, schrijven, probleemoplossend vermogen)
- Sociale vaardigheden (besef van gedachtes/gevoelens anderen, vriendschappen)
- Praktische vaardigheden (geldbeheer, vrijetijdsbesteding, regelen/plannen van gedrag
Classificatie van een LVB in Nederland
In Nederland wordt de 4 DSM kenmerken gehanteerd: IQ, adaptieve vaardigheden, leeftijd waarop
de problemen zijn ontstaan en problemen op verschillende levensterreinen. Maar: soms ook ‘’LVB’’
classificatie bij IQ tussen 71 en 85. Dit komt omdat zij soms functioneren als LVB, door zij wel de
beperkte adaptieve vaardigheden en bijkomende problemen hebben, maar net iets te hoog IQ.
Mensen met LVB en mensen die functioneren op het niveau van LVB
De classificatie LVB kan ook later in het leven verworven worden of tijdelijk zijn (bv. door gebrek aan
onderwijs). Moonen (2017) beschrijft 6 oorzaken van een LVB (zijn ook mengvormen mogelijk):
1. Op basis van specifieke kenmerken (bv. fragiele-X-syndroom). Dit is vaak al vroeg bekend en
vanaf jonge leeftijd in de zorg.
2. Op basis van ziekte of ongeval (bv. hersenschade)
3. Opgroeien in een achterstandspositie (bij aanvang school al taalachterstand of weinig kennis
over Nederlandse cultuur)
4. Veel (3 of meer) vroegkinderlijk traumatische ervaringen heeft invloed op de werking en
structuur van de hersenen invloed stresssysteem en cognitieve ontwikkeling
overbelasting en lage schoolprestaties functioneren op LVB niveau.
5. Niet voldoen aan DSM kenmerken, maar wel lage cognitieve en adaptieve vaardigheden
(door tijdelijke situatie of cognitieve achteruitgang, bv. door verslaving)
6. Classificatie o.b.v. foutieve interpretatie van testresultaten (getest wanneer iemand op zijn
slechtste is of niet sensitieve test voor die persoon.
Screenen van een LVB: SCIL, SAD en VALT
Er is uitgebreid diagnostisch onderzoek nodig voor de diagnose LVB. De eerste aanwijzingen voor een
LVB beginnen met het gebruiken van een screener.
SCIL (Screener for Intelligence and Learning Disability)
De SCIL is bedoeld voor hulpverleners/medewerkers van diverse instellingen die zonder opleiding tot
diagnosticus, snel en valide moeten inschatten of er bij iemand (ouder dan 14) sprake lijkt van een
LVB.
- 14 vragen (10 minuten)
- Bij een lage score is in 95% van de gevallen sprake van een LVB (voor een definitieve
diagnose is nog wel vervolgonderzoek nodig!)
- Een lage score kan ook duiden op taalproblemen
SAF (Schaal Adaptief Functioneren)
De SAF kan een vermoeden van LVB vaststellen vanaf 8 jaar oud.
- Wordt ingevuld door de leerkracht
- Lage score = risico op LVB nader onderzoek nodig
2
,VALT (Verkorte Adaptief Leervermogen Test)
Brengt de zwakke en sterke kanten van een leerling in de schoolse context in beeld. Er moet nog
verder onderzoek gedaan worden naar de VALT.
ALT (Adaptieve Leervermogen Test)
Uitgebreidere variant, waarbij sterke en zwakke kanten van een leerling gedifferentieerder in kaart
worden gebracht. Dit vraagt in afname echter veel meer tijd. Op basis van de ALT/VALT wordt de
specifieke ondersteuningsbehoefte van de leerling duidelijk, waarmee een aangepast leerplan
opgesteld kan worden.
Specifieke kennis bij het uitvoeren van diagnostiek bij mensen met een LVB
Ieder mens is uniek, met zijn eigen sterktes en zwaktes. LVB mensen hebben daarom niet enkel
overeenkomsten, maar ook verschillen. In de Richtlijn diagnostisch onderzoek LVB komen enkele
aanbevelingen naar voren:
- Er moet niet enkel naar het gedrag gekeken worden, maar ook naar verklarende factoren in
de persoon, de omgeving of de interactie hiertussen (bv. genen, cognitie, opvoeding en
omgeving).
- Instrumenten voor gemiddeld begaafde mensen kunnen zonder aanpassingen gebruikt
worden voor mensen met een LVB (bv. WISC).
- Er zijn speciale instrumenten voor mensen met een LVB (bv. SIVR).
Conclusie
- Niet enkel afgaan op de IQ-score
- Meerdere mensen gebruiken als informatiebron (maar LVB’ers kunnen ook goed zelf
vragenlijsten beantwoorden, mits deze op hen zijn afgestemd)
Moeite met reflectieve vragen
Moeite met verplaatsen in een onbekende situatie of persoon
Moeite met abstracte en moeilijke begrippen
Moeite met lange, dubbele of negatief geformuleerde boodschappen
- De testafname kan voor een LVB’er te lang duren of een gevoel van faalangst geven
Samenvatting
- Classificatie van LVB dient op verschillende aspecten van het functioneren van een persoon
gebaseerd te zijn.
- Mensen kunnen om zeer verschillende redenen (tijdelijk) op LVB niveau functioneren.
- Screeners voor LVB blijken nuttig om snel en op een redelijk valide wijze een indicatie te
verkrijgen voor de aanwezigheid van LVB.
Forensische Orthopedagogiek H16: Diagnostiek van Gehechtheid
Belang van gehechtheid
Vroege gehechtheidsrelaties hebben veel invloed op de latere ontwikkeling van kinderen. Er moet
binnen de diagnostiek daarom meer aandacht komen voor het herkennen van onveilige hechting,
zodat de behandeling daarop gericht kan worden. Diagnostiek van gehechtheid staat op dit moment
nog maar in de kinderschoenen. Het is daarom nog onduidelijk in hoeverre gebruikte instrumenten
hiervoor geschikt zijn.
Van onveilige gehechtheid naar ontwikkelingsproblemen
Er zijn meerdere verklaringen voor de samenhang tussen een onveilige hechting en latere
ontwikkelingsproblemen.
3
, 1. Chronische stress (Gehechtheidstheorie van Bowlby (1969))
Jonge kinderen hebben de opvoeder nodig voor de stressregulatie en emotieregulatie. Onveilige
kinderen worden vaak minder getroost, waardoor zij meer stress ervaren (omdat de ouder niet in
staat is deze stress weg te halen). Chronische stress staat in verband met het ontstaan van
ontwikkelingsproblemen.
2. Interne werkmodel van gehechtheid
Vroegkinderlijke gehechtheidservaringen met opvoeders vormen het interne werkmodel van
gehechtheid (= set van generaliseerde verwachtingen over jezelf en anderen). Dit cognitieve schema
bepaalt hoe je ervaringen met andere mensen interpreteert en beoordeeld. Als een kind continu
merkt dat de opvoeder niet beschikbaar is, ontstaan disfunctionele cognities (‘’ik kan niks’’ en
‘’niemand geeft om mij’’) internaliserende/externaliserende problemen.
3. Emotieregulatiestrategieën
Emotieregulatiestrategieën zijn een mediërende factor tussen onveilige hechting en
ontwikkelingsproblemen. Als kinderen veilig gehecht zijn vonden ze herhaaldelijk troost bij de
opvoeder bij stress of emoties en zullen dit daarom vaker zoeken. Onveilige kinderen hebben dit niet
ervaren en gaan op zoek naar inadequate stressregulatie strategieën (bv. verhoogde waakzaamheid,
onderdrukken van negatieve emoties etc.) dit staat in verband met psychopathologie.
Het diagnostisch proces bij gehechtheidsproblematiek
Het diagnostisch proces bestaat uit 3 onderdelen die in willekeurige volgorde (of naast elkaar)
kunnen worden uitgevoerd.
1. Reconstrueren van de geschiedenis van de prenatale en vroegkinderlijke gehechtheids-
ontwikkeling.
Doel: Beantwoorden van de vraag ‘In hoeverre waren de ouders destijds in staat om sensitief
en responsief te reageren op de behoeften van het kind?’
Dossierinformatie
Voorkeur gehechtheidsspecifieke heteroanamnese met ouders/opvoeders die
destijds voor het kind zorgde (zwangerschap, geboorte, kraamtijd, baby/peutertijd,
ingrijpende gebeurtenissen, eigen problematiek ouders, wel/geen mishandeling)
2. Beoordelen van de kwaliteit van de interacties tussen kind en primaire opvoeder(s).
Doel: Zicht krijgen in hoeverre het huidige probleemgedrag van het kind wordt veroorzaakt
of in stand gehouden door de dynamiek tussen opvoeder en kind + kennis over de richting
voor het behandeladvies.
Observaties (met gevalideerde instrumenten)
Vereisen uitgebreide training, waardoor het in de praktijk niet altijd haalbaar
is. Daarom soms enkel observatie van bv. speelmoment.
Vragenlijsten en interviews
Perceptie van ouder is een belangrijke informatiebron, omdat het dan over
meerdere contexten en een langere periode gaat + perceptie ouder
beïnvloed hun reactie en daarmee de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie +
inzage in mogelijk vertekende percepties.
Bij kinderen vanaf 8 Kind zelf laten beoordelen hoe hij/zij de relatie
beleeft en onderzoeken wat zijn/haar interne werkmodel is.
3. Uitdiepen en specificeren van het gehechtheids-gerelateerde probleemgedrag van het kind
Doel: Vaak verstoord gehechtheidsgedrag bij specifieke opvoeders daarom belangrijk om
te onderzoeken wanneer, waar en bij wie dit gedrag wel/niet voorkomt.
Gesprekken
Afname van gevalideerde instrumenten
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur madelieflambregts. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.