Test Bank for Student’s Guide to Cognitive Neuroscience 4th Edition Ward / All Chapters 1 - 16 / Full Complete 2023 - 2024
Tout pour ce livre (7)
École, étude et sujet
Universiteit Leiden (UL)
Pedagogische Wetenschappen
Het Lerende Brein (6478BREI)
Tous les documents sur ce sujet (12)
Vendeur
S'abonner
Claudia97
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting Lerende brein 2021-2022
Hoorcollege 1 2
• Hoofdstuk 1
• Hoofdstuk 2
• Carew, T.J., & Magsamen, S.H. (2010). Neuroscience and education: An ideal partnership for
producing evidence-based solutions to guide 21st century learning. Neuron, 67, 685-688.
Hoorcollege 2 9
• Hoofdstuk 3
• Hoofdstuk 4
• McCandliss, B.D. (2010). Educational neuroscience: The early years. PNAS, 107(18), 8049-
8050.
Hoorcollege 3 16
• Hoofdstuk 6
• Casey, B.J., Tottenham, N., Liston, C. & Durston, S. (2005). Imaging the developing brain:
what have we learned about cognitive development. Trends in Cognitive Sciences, 9, 104-
110.
• Deary, I., Penke, L., & Johnson, W. (2010). The neuroscience of human intelligence
differences. Nature Reviews Neuroscience, 11, 201-211.
• Shaw, P. (2007). Intelligence and the developing human brain. Bioessays, 29, 962-973
Hoorcollege 4 27
• Hoofdstuk 15
• Diamond, A. (2013) Executive functions. Annual Reviews of Psychology, 64, 135-168. ONTBREEKT
• Hoofdstuk 16
• Blakemore, S.J. (2010). The developing social brain: Implications for education. Neuron, 65,
744-747.
Hoorcollege 5 44
• Hoofdstuk 11 Jamie Ward Stickgold, R. (2013).
• Early to bed: How sleep benefits children’s memory. Trends in Cognitive Sciences, 17, 261-
262.
Hoorcollege 6 53
• Hoofdstuk 14
• Hickendorff, M., van Putten, C.M. Verhelst, N.D., & Heiser, W.J. (2010). Individual differences
in strategy use on division problems: Mental versus written computation. Journal of
Educational Psychology, 102(2), 438-452.
• Ansari, D. (2008). Effects of development and enculturation on number representation in the
brain. Nature Reviews Neuroscience, 9, 278-291
Hoorcollege 7 67
• Hoofdstuk 13
• Goswami, U. (2008). Reading, complexity and the brain. Literacy, 42, 67-74
1
,Hoorcollege 1
H1 - Introducing cognitive neuroscience
Cognitie is een term voor mentale processen zoals denken, waarnemen, verbeelden, spreken en
plannen.
Cognitieve neurowetenschappen is een discipline bestaand uit cognitieve
wetenschappen/psychologie en biologie/neurowetenschappen. Deze discipline is pas redelijk recent
ontstaan en komt vooral doordat het nu mogelijk is om op een veilige manier het (menselijk) brein te
onderzoeken.
Cognitive neuroscience in historical perspective
Philosophical approaches to mind and brain
Het mind-body probleem is de vraag hoe het kan dat een fysieke substantie (het brein) ervoor zorgt
dat wij kunnen denken, voelen en emoties kunnen ervaren.
Dualisme is het geloof dat geest en brein zijn gemaakt van verschillende substanties, maar wel
interacteren. De bekendste voorstander van dit geloof was René Decartes (1596-1650). Hij zei dat
het brein fysiek en sterfelijk was en de geest niet-fysiek en onsterfelijk. Ze zouden interacteren via de
pijnappelklier. Spinoza (1632-1677) was een tegenstander van dit geloof. Hij zei juist dat brein en
geest hetzelfde ding waren, maar uitgelegd op twee verschillende niveaus. Dit heet ook wel de dual-
aspect theorie.
Reductionisme is het idee dat op geest-gebaseerde concepten uiteindelijk worden vervangen door
neurowetenschappelijke concepten. Uiteindelijk zal psychologie dus voornamelijk bestaan uit
biologie, omdat we meer en meer leren over hoe het brein werkt.
Scientific approaches to mind and brain
Hoewel het grootste gedeelte van onze kennis is ontwikkeld, zei Aristoteles (384-322) al dat de brein-
lichaam verhouding groter was in intellectueel geavanceerde soorten. Hij dacht dat het brein
fungeerde als koelsysteem en: hoe groter het intellect, hoe groter het koelsysteem.
Heel lang werd gedacht dat mentale ervaringen plaatsvonden in de ventrikels. Daardoor werden de
hersenen honderden jaren lang verkeerd getekend. Er werd gefocust op de ventrikels en niet op de
cortex. Gall (1758-1828) en Spurzheim (1776-1832) waren de eerste die het brein tekenden met
focus op de cortex. Ook waren Gall en Spurzheim de oprichters van de frenologie. Het idee
hierachter was dat 1. verschillende gebieden in het brein verschillende functies vervullen
(functionele specialisatie) en 2. de grootte van deze gebieden correleren met individuele verschillen
in personaliteit en cognitie.
Frenologie toonde vele tekortkomingen, maar het zorgde wel voor ontwikkelingen. Zo kwam Broca
(1861) er achter dat taal gelokaliseerd kon worden in een bepaalde stukje van het brein. Hij had
namelijk een patiënt met hersenletsel die niet meer kon praten, maar alle andere cognitieve
processen mankeerden niets. Verder kwamen Lichtheim en Wernicke er achter dat dit nog verder
kon worden opgebroken, namelijk in spraakherkenning, spraakproductie en conceptuele kennis. Zij
zagen dat hersenletsel kon leiden tot slechte spraakherkenning, maar goede spraakproductie of
andersom.
Cognitieve neuropsychologie is het bestuderen van patiënten met hersenletsel.
De informatieverwerkingstheorie is een theorie waarin gedrag wordt beschreven als een reeks van
cognitieve stadia. Broadbent (1958) zei dat, in een simpel model, er perceptuele processen
plaatsvinden, gevolgd door aandachtsprocessen die de informatie van het korte- naar
langetermijngeheugen overbrengen.
Het idee dat het brein bestaat uit verschillende gebieden met functionele specialisatie, wordt
ondersteund door Fodor (1983). Hij kwam met de theorie van modulariteit en domeinspecificiteit.
Modulariteit is het idee dat bepaalde gebieden in het brein beperkt zijn in het type informatie dat ze
kunnen verwerken. Domeinspecificiteit is het idee dat hersengebieden één type informatie kunnen
2
,verwerken, zoals kleuren, gezichten, woorden, et cetera. Doordat deze gebieden maar hoeven te
focussen op één ding werken ze heel snel.
Er wordt veelal naar de werking van het brein gekeken als computerprogramma. Interactiviteit
betekent dat bepaalde fases in informatieverwerking niet helemaal losstaan van elkaar en dat latere
fases al kunnen beginnen terwijl de vorige fase nog niet helemaal is afgerond. Parallelle verwerking
betekent dat verschillende typen informatie tegelijkertijd worden verwerkt.
The birth of cognitive neuroscience
Tegenwoordig bestaat neurowetenschappen uit verschillende methoden. Hierbij wordt er
onderscheid gemaakt tussen opname- en stimulatiemethoden. Alle methoden kunnen op
verschillende dimensies worden vergeleken. De temporele resolutie is de nauwkeurigheid van
wanneer iets gebeurt. EEG, MEG, TMS en single-cell recording hebben een goede temporele
resolutie, fMRI een veel mindere. De spatiele resolutie is de nauwkeurigheid van waar iets gebeurt.
De invasiviteit laat zien of de methode inwendig of uitwendig plaatsvindt.
Does neuroscience need cognitive psychology?
Door technieken als functionele beeldvorming zijn de neurowetenschappen sterk ontwikkeld in de
laatste jaren. Het is al lang bekend dat emoties, gedachten, waarnemingen en herinneringen
plaatsvinden in het brein, maar met de nieuwe technieken kan dit nu daadwerkelijk onderzocht
worden. Het enige probleem is dat je met functionele beeldvorming niet deze cognitieve
gebeurtenissen kunt zien. Je ziet namelijk alleen grijze stof, witte stof, bloedvaten, etc. Pas wanneer
we neurowetenschappen kunnen koppelen aan cognitieve psychologie zullen we een poging kunnen
doen om het mind-body probleem op te lossen.
From modules to networks
Niemand weet precies hoe de toekomst van cognitieve neurowetenschappen er uit gaat zien, maar
veel van de hedendaagse onderzoeken zijn gefocust op het begrijpen van het brein als een netwerk.
Het brein wordt dan gezien als een veelvoud netwerken die elk gespecialiseerd zijn voor een bepaald
type gedrag.
Een connectoom is een map van neurale verbindingen in het brein. Door bij duizenden mensen een
fMRI te laten maken, zal het mogelijk worden om verschillen in het connectoom te koppelen aan
ziekten, cognitieve vaardigheden en nog veel meer.
3
, H2 - Introducing the brain
Structure and function of the neuron
Alle neuronen bestaan uit drie componenten. Een cellichaam is het deel wat de nucleus en andere
organellen bevat. Dendrieten leiden elektrische impulsen van andere neuronen naar het cellichaam
toe. Axonen leiden elektrische impulsen van het cellichaam naar andere neuronen toe.
Het uiteinde van de axonen (presynaptisch) en dendrieten (postsynaptisch) geven
informatie/neurotransmitters naar elkaar over via de synaps. Hiervoor is een actiepotentiaal nodig.
Deze begint in de presynaptische neuron en gaat door naar het uiteinde van de axonen waardoor
neurotransmitters kunnen worden afgegeven. In het postsynaptische neuron begint dan een
synaptisch potentiaal. Deze wordt naar de axonen geleid en als de potentialen opgeteld hoog genoeg
zijn, wordt er een actiepotentiaal geactiveerd.
Electrical signaling and the action potential
Hoe wordt een actiepotentiaal geactiveerd?
1. Als het synaptisch potentiaal hoog genoeg is, gaan de Na+ kanalen open
2. Na+ gaat de cel in en de cel wordt gedepolariseerd van -70mV tot ongeveer -50mV; dan
wordt de cel tijdelijk volledig permeabel en omdat er veel Na+ naar binnen kan, wordt de cel
positief; dit veroorzaakt een actiepotentiaal
3. Het negatieve potentiaal in de cel wordt hersteld door het openen van K+ kanalen en het
sluiten van de Na+ kanalen; zo kan K+ de cel uit
4. Heel kort is de cel nog negatiever dan -70mV waardoor het actiepotentiaal niet achteruit kan
lopen
Het actiepotentiaal verspreid zich door het axon via myeline. Dit is een vettige stof om het axon
heen. Door de knopen van Ranvier (plekken zonder myeline) kan het actiepotentiaal snel
overspringen.
Chemical signaling and the postsynaptic neuron
Als het actiepotentiaal het uiteinde van het axon bereikt, zorgt dit signaal voor de afgifte van
neurotransmitters (NA+, K+ of Cl-) in de synaptische spleet. Hierdoor start het synaptische potentiaal.
Sommige neurotransmitters maken het moeilijker voor neuronen om te vuren. Ze maken de
binnenkant van het neuron dan negatiever dan normaal door de Cl- kanalen te openen. Andere
neurotransmitters maken het juist makkelijker om te vuren.
How do neurons code information?
Neuronen kunnen heel snel en veel of juist minder reageren. Dit is afhankelijk van het type impuls
dat wordt gegeven. Neuronen die op dezelfde impulsen reageren worden vaak samen gegroepeerd
in het brein. Dit zorgt voor functionele specialisatie.
De functie van delen in het brein worden bepaald door de input en de output. Zo zijn neuronen in de
primaire auditieve cortex gespecialiseerd in het verwerken van geluid, omdat ze input ontvangen
vanuit het slakkenhuis en dit doorgeven aan neuronen in verdere stadia van auditieve verwerking.
The gross organization of the brain
Gray matter, white matter and cerebrospinal fluid
Grijze stof bestaat uit neuronale cellichamen. Witte stof bestaat uit axonen en gliacellen. Gliacellen
zijn cellen die belangrijk zijn voor weefselherstel en de vorming van myeline.
De cerebrale cortex is een laag opgevouwen grijze stof. De subcortex, bestaand uit de basale ganglia,
het limbische systeem en de diencephalon, is ook gemaakt van grijze stof. Tussen de cerebrale- en de
subcortex zit een laag witte stof.
Er zijn drie verschillende soorten witte stof banen. Verbindingen binnen een hemisfeer
(associatiebanen), verbindingen tussen hemisferen (commisurale banen) en verbindingen tussen het
corticale en het subcorticale (projectiebanen). De belangrijkste commisurale baan is het corpus
callosum.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Claudia97. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.