ALLERGOLOGY
INHOUDSOPGAVE
1 Inleiding – immunepathologie...........................................................................................................................................2
2 Allergie diagnoses............................................................................................................................................................13
3 Diagnoses.........................................................................................................................................................................18
4 IgE gemedieerde voedselallergiën...................................................................................................................................22
5 Inhalatie allergie..............................................................................................................................................................27
6 Urticaria...........................................................................................................................................................................31
7 Hymenoptera allergie......................................................................................................................................................35
8 Mastocytosis....................................................................................................................................................................37
9 Pediatrisch kijk op allergiën.............................................................................................................................................38
1
,1 INLEIDING – IMMUNEPATHOLOGIE
Meeste vragen uit de PP, extra informatie uit: Allergie: een praktische gids
Geen klinisch examen, maar examen met MCQ in Nederlands
Onderwerpen
o IgE gemedieerde reactie en atopie
o Inhalerende allergieën
o Voedselallergiën (primair en secundair)
o Hymenoptera venom allergieën (bijensteek, wesp)
o Hevea latex allergie
o Medicatie en drugs allergieën: NSAIDs, ACE-inh, B-lactams (cannabis sativa)
o Diagnose van IgE gemedieerde allergie
o Urticaria en angioeoedema
o Therapie: epinefrine
Belangrijk: hoe diagnose IgE mediated allergy
- Geen anamnese/geschiedenis, geen test (geen absolute test)
Samenvatting mechanisme van immune pathologsiche reacties (met focus op type I allergieën)
- Type I: predominante allergies, en diagnostische test beschikbaar
- Type 2, 3: minder frequent, bijna geen diagnostische test aanwezig
- Type 4: in dermatologie
Atopie?
Symptomen en manifestaties allergische ziektes
Samenvatting van behandelingen en diagnoses
1.1 IMMUUNSYSTEEM
Verdediging tegen:
- Pahtogenen (bacteriën, virussen, parasieten)
- Schadelijke stoffen (toxine)
- Tumoren
Aangeboren en verworven verdedigingsmechanismen
Succesvol uitvoeren
- Discrimineren tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd (gevaarlijk (Ag) en niet gevaarlijk)
- Niet reageren tegen autoantigenen
- Vechten tegen gevaarlijke niet-zelf
Melk = niet-eigen, maar is niet gevaarlijk
Katten = niet gevaarlijk, IS niet reageren tegen katten
maar bij allergieën: reageren tegen melk en katten
2
,1.1.1 IMMUUNPATHOLOGISCHE REACTIES
- Allergische reacties
o Abnormaal immuunsysteem
o Tegen non-self antigen, allergen
o Pollen, dander, HDM en verschillende voedingsreacties
- Auto-immuun
o Abnormaal, tegen eigen cellen (auto-antigen)
o Reumatoitische artritus, lupus, DM, graves
- Ortho-ergic
o Normaal, tegen niet-eigen cellen
o Meestal bij transplantaties
Allergische reacties: 4 types (Gell en Coombs klassificaties)
B-cel (humoraal): snel, semi laat
- Type I: IgE-gemedieerde reacties (anafylaxisch)
- Type 2 en 3 minder frequent, minder diagnostische middelen
T-cel (cellulair): laat
- Type IV: vertraagd type hypersensiviteit (drugs: MP tegen AB)
Allergische reactie: 3 condities
- Mechanisme: betrekking van immuunsysteem (zonder, geen allergische reactie)
- = reactie tegen non-self antigen (allergen)
- Kliniek aanwezig: fenotype, symptomen aanwezig
Type 1 Type 2 Type 3 Type 4
Humoraal Celullair
IgE IgG IgG T-cellen
Tegen Ag in vloeibare fase Tegen vreemd Ag in Tegen Ag in vloeibare fase MHC presenterende Ag
omgeven matrix/celoppervlak omgeven (activeren Tcellen: Th en
Tcyt)
Mastcel en B-celactivatie Fagocytose en restructie Complementreactie Cytotoxiciteit
van NK-cellen Vorming
immuuncomplexen
1.1.2 IGE GEMEDIEERDE REACTIES
Immuunreactie tegen niet eigen cellen en er zijn symptomen aanwezig
Alleen productie IgE antilichamen: zonder kliniek niet spreken over allergie, maar sensitisatie
IgE sensitiasatie (iedereen kan dit krijgen)
- Atopics komen vaak voor
= anafylaxis (vandaag gerelateerd aan fenotype en niet aan endotype)
3
, 1.2 ATOPIE
- = genetische predispositie, productie van IgE tegen substanties, normaal geen IgE produceren op deze
bepaalde substanties
- Productie antilichamen is genetisch bepaald, fenotype is niet bepalend
een vader atopisch met astma voor kattenallergie en zoon: uitslag van huisstofmijt
kliniek niet hetzelfde, oorzaak niet hetzelfde
Symptomen bij atopie
- Astma
- Rhinitis
- Conjunctivitis
- Atopische dermatitis
- Ook krijgen van: urticaria, angio-oedeem, anafylaxis niet indicatief voor atopie
Atopie: atopische marge (atopische agenda)
- Symptomen vs leeftijd
- Blauw: aanwezigheid atopische dermatitis (eczeem) - geassocieerd aan IgE voedingsrelevantie
voeding bij kinderen onder 12m: koemelkallergie, eiwit
voedingsallergie kan gaan verdwijnen en andere kunnen voorkomen
- Astma en rhinitis erna krijgen: pollen, katten, honden, pollen, huisstofmijt
- Rhinitis krijgen zonder ooit atopische dermatitis te krijgen, en ook omgekeerd
¼ kinderen van populatie hebben een IgE allergie
- Atopische dermatitis (eczema): 15-20%
- Allergische rhinitis (hooikoorts): 15-20%
- Allergische astma: 7-10%
1.2.1.1 ATOPIE KLINIEK
Atopische dermatitis: eerste klinische manifestaties van atopie
- Lastige aandoening: inflammatie huid, erg jeukend, surinfectie met impetigo, slaapstoornissen
- Ook voorkomen. Bij volwassenen (zelfs 50-60j)
- Gegeneraliseerd voorkomen: hele lichaam voorkomen: rug
- Meest voorkomende: de plooiingen: knieën, elleboog (ook gezicht)
Rhinoconjuctivititis
- Lopende neus, vaste neus, niezen, rode ogen, jeuekende ogen, irriteatie van de ogen
- Conjunctivittis: onmogelijk contactlenzen dragen hierbij
Allergische inflammatie van neus chronisch worden sinusitis krijgen (CT-scan)
- Donkere stukken: lucht, wit: bot en grijs dicht met mucus of zacht weefsel)
Astma: puffing, wheezing, kortademigheid, druk op de borstkas, moeilijkheden om te ademen
Urticaria: aanwezig, niet specifiek voor IgE gemedieerde allergieën
- Hydrogenererend
- Voortvluchtig laesies verdwijnen en tevoorschijnkomen op een snelle tijd (1uur)
- Jeuken
- Geëleveerd
- Wheals and flares
Acute urticaria: persistent aanwezig voor minder dan 6 weken
Chronische urticaria: urticaria langer dan 6w aanwezig
- Is bijna nooit een allergie, niet zoeken naar een allergie (als het al zolang voorkomt)
nooit allergie vinden
- Chronische spontaneous urticaria: vnl auto-immuun
4