SAMENVATTING
PSYCHOMOTORIEK
HOOFDSTUK 1 – BEGRIP PSYCHOMOTORIEK
1. EENHEID GEEST – LICHAAM
Menselijk gedrag: 3 belangrijke componenten
- Motorische of bewegingscomponent vb. zwaaien, zitten
- Inzichtelijke of cognitieve component vb. nadenken, lezen
- Emotionele of affectief-dynamische component vb. hoe we ons voelen, lachen (ook motoriek)
Motoriek: het functioneren v/h bewegingsapparaat (spieren, gewrichten, zenuwen)
Psyche: geestelijke inbreng, onderscheid tss
- Cognitieve component
o Informatieverwerking
o Belangrijkste aspecten
Kennis + beheersing van lichaam
Oog-handcoördinatie
Auditieve + visuele perceptie
Tijdsbeleving
Spatialiteit
- Affectief-dynamische component
o Emoties + gevoelens
o Vb. karakter, sympathie, geduld, durf, nauwkeurigheid…
→ Psychomotoriek = motorisch gedrag waarbij emotionele/cognitieve componenten de beweging mee vormen
+ betekenis geven
Psychomotoriek = beleven van zichzelf + omgeving en wijze waarop men daarop bewegend reageert
Vb. Springen over gracht
- Input vrienden die je aanmoedigen
- Motorische componenten kracht, motoriek benen, lopen op zich, evenwicht, armbeweging
- Cognitieve aspect zicht, afstand + risico’s inschatten, beslissen of je aanloop moet
nemen of niet
1
, - Affectief-dynamisch aspect durf ik wel (kan gekleurd worden door eerdere ervaringen),
adrenaline
- Output erover geraakt of niet
Belang v/d context → stimulerende omgeving
- Motorisch bewegingsruimte, bewegingservaring
- Cognitief structurering + normering
- Sociaal-affectief affectie, genegenheid en sociale contacten
2. VERSCHILLENDE TERMEN
Motoriek Bewegen waarbij accent ligt op inbreng van spieren, beenderen en
gewrichten
Neuromotoriek Bewegen met accent op inbreng van CZS
Sensomotoriek Onderdeel van waarnemingsmotoriek, bewegen met accent op inbreng
tastzin + proprioceptie
Perceptuomotoriek Onderdeel van waarnemingsmotoriek, bewegen met accent op inbreng
vertezintuigen
Psychomotorische opvoeding ≠ psychomotorische therapie
Psychomotorische opvoeding Psychomotorische principes op normaal ontwikkelden, wat ouders +
leerkrachten doen
Psychomotorische therapie Beïnvloeding van totale persoonlijkheid via psychomotorische principes
bij disfunctionerende populatie, als we achterstand willen gaan
wegwerken
Psychomotorische gedrag Alles wat we doen, zeggen, welke handelingen we uitvoeren
HOOFDSTUK 2 – NORMALE
PSYCHOMOTORISCHE ONTWIKKELING
1. INLEIDENDE BEGRIPPEN
Beschrijven van beweging
- Acties rond gewrichten
o Flexie
o Extensie
o Abductie
o Adductie
o Rotatie
- Oorsprong
o Reflexen: onwillekeurige bewegingen, vb. zuigreflex
o Passieve bewegingen: vb. kinesist doet je arm omhoog
o Geconditioneerde bewegingen: vb. honden van Pavlov, hond kwijlt na belletje
o Vrijwillige bewegingen
A. RUSTTONUS
= Lichte spanning bij spier in rust
2
, - Bij pasgeborene: heel groot, ledematen voortdurend in flexie
- 3 jaar: neemt geleidelijk af
- ≠ evolutie tss bovenste + onderste ledematen
Onderste ledematen Bovenste ledematen
- 0-6m: boven normale, hypertonie - 0-1j: boven normale, hypertonie
- 7-24m: onder normale: hypotonie - 1-2j: onder normale, hypotonie
- 30m: normaal - 3j: normaal
B. GROEIPRINCIPES
I. WET VAN COGHIL OF VAN DE CEFALOCAUDALE GROEIRICHTING
= Controle van hersenen op spieractiviteit begint bij beheersing v/d hoofd- en halsspieren + gaat geleidelijk
richting onderste ledematen
II. WET VAN GESELL OF PRINCIPE VAN PROXIMODISTALE RIJPING
= Neuromotorische organisatie gaat geleidelijk vooruit vanuit de centrale segmenten tot de periferische
segmenten
Vb. wnr kind leert kruipen, eerst achteruitkruipen, kind heeft groot hoofd i.v.m. lichaam → eerst ontwikkeling
hoofd, hersenen…
Vb. ontwikkeling van tekenen
III. PRINCIPE VAN DE HIËRARCHISE INTEGRATIE
= Eenvoudige vaardigheden ontwikkelen zich doorgaans afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar, maar worden
later geïntegreerd in complexe vaardigheden
IV. PRINCIPE VAN DE ONAFHANKELIJKHEID VAN SYSTEMEN
= ≠ lichaamssystemen kennen een ≠ groeitempo, vb. rijping geslachtscellen
2. ONTWIKKELING VAN HOUDING VAN HOOFD, ROMP EN LEDEMATEN
A. PASGEBORENE
Hoofd + romp Ledematen
- Hypotoniciteit - Hypertoniciteit, vooral flexoren v/d ledematen
- Onvoldoende spierspanning - Buiklig → foetushouding
B. 1 MAAND
Hoofd + romp Ledematen
- Soms kin opheffen - Ruglig → ledematen soepeler
- Hoofd valt nog steeds achterover bij - Buiklig → soort kruipbeweging, knieën niet meer
rechttrekken van baby opgetrokken onder buik
C. 2 MAAND
Hoofd + romp Ledematen
- Hoofd valt nog steeds achterover - Ruglig → flexie/semi-flexie
- Zittende positie → hoofd even recht - Buiklig → zichzelf rechtduwen
D. 3 MAANDEN
3