Anatomie van de vertebraten: partim dierkunde
6/20 = dierkunde
Multiple choice examen
Geen gis maar verhoogde cesuur, 24/40 = 10/20
Voorbeeld examen op blackboard
Tijdens les ook examenvragen die gesteld worden
Practicum evaluatie oefening en aanwezigheid verplicht
Gewone en microscopische observaties en dissectie
Algemene lichaamsbouw en structuren herkennen
Woordjes in vet zeker kennen!
Blauwe vraagjes = voorbeeldvraagjes uit de les voor het examen
Les 1: 1 oktober
Hoofdstuk 1: Inleiding
1. Inleiding
Dierkunde is erg divers: benamingen kennen
Naar diergroep
Malacologie studie van weekdieren
Entomologie studie van insecten
Helminthologie studie van wormen
Parasitologie studie van allerlei groepen van parasieten
Ornithologie studie van vogels
Mammalogie… studie van zoogdieren
Naar vraagstelling
Morfologie studie van vormen
Histologie studie van de weefsels
Fysiologie studie van de levensprocessen in een dier
Ecologie studie van de relaties van een dier met zijn omgeving
Ecofysiologie studie van de processen die zich in een dier afspelen, in relatie tot de
omgevingsfactoren
Systematiek… studie van de verscheidenheid
Wat betekent de term ‘ethologie’?
→ De studie van het gedrag van een dier
1
,1.1 Wat is leven?
• = onderworpen aan evolutie
• Belangrijke eigenschappen om leven te karakteriseren:
− Unieke chemische samenstelling:
▪ Levende systemen bezitten macromoleculen die complexer zijn dat
moleculen bij niet-levende systemen = organische moleculen (onderscheiden
leven van de dood)
▪ Macromoleculen: nucleïnezuren, proteïnen, koolhydraten, lipiden
− Hiërarchische organisatieniveaus:
▪ Hogere organisatieniveaus zijn meer dan de som van de delen
• Moleculen
• Cellen
• Weefsels
• Organen
• Individuen
• Populaties
• Gemeenschappen
▪ Bv. spieren bestaan uit cellen met een cytoskelet → schuiven over elkaar →
spier trekt samen adhv pezen en gewrichten ➔ beweging gebeurt door
samenwerking van spiercellen + de hogere niveaus
− Voortplanting:
▪ Gepaard met erfelijkheid en het inbouwen van variatie (→ ze zijn nooit 100%
gelijk aan ouders)
− Genetische code:
▪ Meestal uit DNA = lange keten nucleotiden met 4 mogelijke N-groepen →
volgorde nucleotiden bepaalt welke AZ worden samengevoegd tot eiwitten
− Metabolisme:
▪ Voedingsstoffen opnemen uit omgeving – afbreken tot eenvoudigere
moleculen → energie
− Ontwikkeling:
▪ Van klein naar groot en zich uiteindelijk voortplanten
1.2 Wat is een dier?
1.2.1 Indeling van levende organismen
• Prokaryoten (bacteriën) = geen celkern en eenvoudigere cellulaire structuren (geen
organellen)
− Archaebacteria (Archaea)
− Eubacteria (Bacteria)
• Eukaryoten = alle organismen met een volledige celbouw (celkern + intracellulaire
structuren)
− Protista (eencelligen)
− Fungi (schimmels)
− Plantae (planten)
− Animalia (dieren)
• Binnen Protista 10-tallen groepen, waarvan sommige meer verwant met dieren/schimmels
dan met eencelligen
2
, LUCA = last universal common ancestor = laatst
gemeenschappelijke voorouder
Welk organisme is GEEN dier?
→ Pantoffeldiertje = eencellig en dieren zijn per definitie meercellig
1.2.2 Diagnose van de grote onderverdelingen Algemene kenmerken kennen
1.2.2.1 Domein van de Eubacteria (Bacteria)
• Prokaryoot
• Meestal unicellulair, soms multicellulair
• Foto-autotroof, chemo-autotroof of heterotroof
− Chemotroof = uit chemische verbindingen energie halen
• Meestal saprotroof (= leven van dood materiaal) of parasitair
• Ubiquist (= knn in alle mogelijke biotopen voorkomen)
• Beweeglijk of onbeweeglijk
• Problematische systematiek
• Twee belangrijke groepen:
− Proteobacteria of purperbacteriën: Salmonella, Yersinia, Escherichia, Campylobacter
▪ Endosymbiont als mitochondria in eukaryoten
▪ Sommige fotosynthetisch
▪ Men denkt dat die ooit (voorgangers van de groepen die we nu kennen) dat
die zijn gaan samen leven met groepen met mitochondriën en hebben die
zo ‘overgekregen’
− Cyanobacteria of blauwwieren:
▪ Fotosynthetisch, zuurstof producerend
▪ Vaak in kolonies
▪ Ontstaan van planten/chloroplasten?
− Endosymbiose: naar binnen stulpen van membraan bij vroegere prokaryoten →
vorming van kern → andere bacteriën dringen binnen → vorming endosymbiont
▪ Celkern bevat nucleair DNA, maar ook chloroplasten/mitochondriën
bevatten eigen DNA
• Prokaryoot
• Microscopisch klein
• Meestal anaëroob, soms aëroob
• Sommige autotroof (fotosynthese)
• Eigen bacteriofage virussen
• Op allerlei plaatsen voorkomend
− Soms plaatsen waar geen zuurstof is, waar het enorm warm is, waar vreemde gassen
aanwezig zijn
• Drie groepen:
− Methanogene bacteriën:
▪ Meest voorkomend
▪ Compleet anaëroob
▪ Reduceren CO2 tot CH4 (methaan)
▪ In stilstaand water, rumen runderen, darmen veel dieren, oceaanboden,
heetwaterbronnen
• Enkel als vrije zoorstof volkomen ontbreekt!
• Pens rund: verteren van gras door de bacteriën
− Extreem halofiele bacteriën
▪ Enkel in zeer hoge zoutconcentraties
▪ Carotenoïde stof in celwand → bescherming tegen UV
▪ Soms fotosynthese
− Thermofiele non-methanogene bacteriën
▪ In zeer zure omstandigheden of hete zwavelhoudende bronnen
▪ Zeer weerstandig membraan
▪ Bacillen, kokken, filamenten, discusvormig
1.2.2.3 Regnum Protista
• Alle unicellulair, eukaryote organismen
• Unicellulair, evtl kolonievormend
• Meestal microscopisch klein
• Vaak foto-autotroof (chloroplasten en chlorofyl)
− = mbv lichtenergie hun eigen energierijke moleculen maken
− Andere soorten: opnemen organisch materiaal of absorptie opgeloste organische
moleculen = heterotroof
• Twee grote groepen obv voedingswijze:
− Algae = autotroof (fotosynthese)
− Protozoa = heterotroof (dierlijke eencelligen)
• Voorouders van meercellige eukaryoten
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur willemijnopdeweegh. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.