Hoofdstuk 1: Wat is psychologie?
Inleiding
Lessen worden opgenomen (panopto)
Volgorde HF handboek zie dia 4
Leerstof; slides (samenvatting handboek)
Bijkomende vb, experimenten, kaders etc begrijpend lezen (niet gezien in college = niet kennen)
Namen, locaties en data; alleen de belangrijkste
Oefenboek aanbevolen (vragen makkelijker dan op het examen)
Examen: schriftelijk, MC met 4 antwoordmogelijkheden en hogere cesuur
Proefexamen hoofdstuk 1-6 op 26 november (1u online via canvas en 1u nabespreking teams)
1.1. Een definitie van psychologie
Definitie: psyche (geest) – logie (logos, gebied van studie) → studiegebied van de geest
Academische psychologie <-> lekenpsychologie (volkswijsheden, speculatie, intuïtie)
<-> pseudopsychologie (niet onderbouwde psychologische aannamen
die zich als wetenschappelijke waarheid
voordoen)
Grafologie (pseudowetenschap) goed leesbare handtekening: zelfvertrouwen, onleesbare
handtekening; privacy nodig en moeilijk te doorgronden
Psychologie is geen leken- of pseudopsychologie → wat dan wel?
Psychologie is de wetenschap van het gedrag en de mentale processen
Gedrag = iets extern dat je kan waarnemen
Mentale processen = iets intern dat we denken, voelen,…
Meten van het externe om iets te weten te komen over de mentale processen (onmeetbaar)
Bvb Intelligentie; tests laten invullen, observeren en problemen laten oplossen,
1.2. Ontwikkelingen die de psychologie mogelijk gemaakt hebben
1.2.1. Geschiedenis
Ebbinghaus: Psychologie heeft een lang verleden laar een korte geschiedenis
Lang verleden = wortels in filosofie, nadenken over de menselijke geest
Korte geschiedenis = een officiële start in 1879 (oprichting eerste labo door Wundt) en de eerste
onderzoeksexperimenten → hiervoor ook al nagedacht over menselijke geest maar niet vanuit de
wetenschappelijke methode
Filosofie: moeder psychologie (nadenken over de menselijke geest)
Waarom zo laat? → wetenschappelijke studie vd geest vergde verandering in mensbeeld
(immateriële ziel>studieobject & nadenken>onderzoek)
1.2.2. Ontwikkelingen in de filosofie
Oud-Griekse filosofen (500-400 v. Chr)
Geocentristische model: aarde centraal/middelpunt in het universum → universum geschapen
voor de mens, dualisme van Plato (onderscheid lichaam en geest)
Mens = uniek wezen, we kunnen onze eigen rol in die speciaal geschapen wereld alleen maar
begrijpen door gebruik te maken van ons intellect
Kennis = product van rede, goddelijke ingeving en intuïtie
Tem 15e eeuw: weinig vooruitgang in wetenschapsdenken → vooral griekse ideeën vertalen
Dominante positie kerk; bepaalden wat de waarheid was
Kennis = vanuit het geloof de mens proberen te begrijpen via rede
Wetenschappelijke revolutie
nieuwe ideeën en productie van nieuwe kennis (16e eeuw)
,= Vertrokken vanuit het idee dat de oude wijsheden niet persé kloppen; katalysator = ontdekking
Copernicus heliocentrisme (zon staat centraal)
Klassieke religieuze ideeën maken plaats voor modern wetenschappelijk denken (reformatie,
boekdrukkunst, ontdekkingsreizen, contact met geleerden uit andere culturen,…)
Kennis = product van wetenschappelijke studie; observatie en experimenten
Rationalisme
17de eeuw: Rene Descartes
Waarheid kan enkel achterhaald worden door gebruik te maken van de rede
Cogito ergo sum: ik denk dus ik ben → zintuigen zijn bedrieglijk, je kan aan alles twijfelen buiten
aan het feit dat je aan het twijfelen bent
Begin toepassing wetenschappelijk onderzoek op mens, weliswaar enkel op lichaam
Kennis = product van de rede
Rede ook loslaten op kennis van de mens over de mens die van nature aanwezig is → nativisme
(kennis is aangeboren, nature bvb taalwetenschappen LAD)
Dualisme: lichaam is soort machine die wetenschappelijk onderzocht kan worden
Empirisme
<-> 17e-18e eeuw: Hobbes, Locke en Hume
Kennis komt tot stand door ervaring → geest = tabula rasa, leren door observatie en associaties
Geest kan wetenschappelijk onderzocht worden
Kennis = product van ervaring
Rationalisme vs empirisme → nature vs nurture
1.2.3. Ontwikkelingen in de evolutietheorie
19de eeuw : Darwin
Survival of the fittest : succesvolle voortplanting bij kenmerken aangepast aan de omgeving
Mens op de hoogste trap vd evolutie → je kan mensen hun gedrag ook op een wetenschappelijke
manier bestuderen, net zoals dieren
19de eeuw: verandering in mentaliteit → ook de menselijke geest is een studieobject (niet alleen
maar nadenken erover, nu is het ook een studieobject)
1.3. De beginjaren van de psychologie (psychologische scholen)
Structuralisme (EU), functionalisme (VS), gestaltpsychologie(EU), behaviorisme (VS) en
psychoanalyse (EU)
Wundt
Vader academische psychologie = Wilhelm Wundt → 1879 1ste psychologisch labo in Leipzig
Deed onderzoek naar de menselijke geest; prikkels aanbieden en gedrag uitlokken
Focus onderzoek; het bewustzijn
bvb verschil in kleur om als verschillend gezien te worden, hoe lang voor je reageert op een
geluid, mentale stappen bij een rekensom,…
Introspectieve methode = kijken naar eigen bewustzijn door objectieve, nauwkeurige rapportering
gevoelens, gedachten, herinneringen etc
Bvb snel tikken van een metronoom → iets objectief leidt tot een subjectieve interpretatie (pp
ervaart bvb spanning → zelf kijken naar eigen bewustzijn; wat wekt het object op?)
Structuralisme
Inspiratie gehaald bij Wundt
Belangrijk: Titchener en Külpe
,Onderzoek naar de structuur van het bewustzijn → bouwstenen menselijke geest, hoe vormen
deze mentale structuren? = afgeleid via introspectie
Maar: introspectieve methode is subjectief en onbetrouwbaar + wat is het praktisch nut?
❖ Slecht reproduceerbaar (grote variëteit binnen een subject en tussen subjecten)
❖ Limieten bewustzijn (we merken niet alles op
Functionalisme
Inspiratie gehaald bij evolutietheorie en James “stream of consciousness” (inhoud van het
bewustzijn fluctueert…) → Tegenbeweging structuralisme
Belangrijk: William James en John Dewey
Onderzoek functie bewustzijn → hoe kan de geest optimaal functioneren in zijn omgeving
Studie menselijke geest moet nuttig zijn voor de maatschappij Bvb intelligentie → rol van de
omgeving op intelligentie
Gestaltpsychologie
Nog een tegenbeweging structuralisme
Belangrijk: Wertheimer, Köhler en Koffka
Menselijke geest opdelen in verschillende delen (geheel is meer dan de som der delen)
Bvb schilderij via de introspectieve methode beschrijven = onnuttig volgens de
gestaltpsychologen, je moet naar het geheel kijken
Onderzoek perceptie → stuurt ons gedrag
Aantonen via visuele illusies bvb Hering illusie, zöllner illusie → naar onderdelen kijken; heeft
geen nut, je moet naar het geheel kijken (zelfs als je de illusie snapt verdwijnt de illusie niet)
Behaviorisme
Onderzoek naar bewustzijn is tijdverlies: gedrag (behavior) is het enige dat objectief gemeten kan
worden
Psychologie = de wetenschap van het gedrag (willen serieus genomen worden) → geen
introspectie meer maar objectieve observaties van gedrag in gecontroleerde setting
Belangrijk: Watson en Skinner
Geïnspireerd door positivisme (wetenschap moet streven naar objectief verifieerbare kennis →
toepassen wetenschappelijke methode, is enige manier om kennis te verwerven)
Andere naam: S-R (stimulus-respons) of Blackbox psychologie → behavioristen verklaren gedrag
dmv leerprincipes en conditionering
Zuiver nurture perspectief: je kan van elke mens om het even wat maken als je de omgeving maar
voldoende aanpast (zie citaat Watson)
Zeer wetenschappelijke benaderingen; doorgestroomd naar psychotherapeutische scholen en dan
naar gedragstherapie, opvoeding en onderwijs
Maar: starre, mechanische visie op de mens → mens is geen robot die volgens vaste principes op
alles reageert
Psychoanalyse
Belangrijk: Sigmund Freud
Onderzoek naar onbewuste processen en impulsen die ons sturen → bewustzijn én gedrag zijn
oppervlakkige fenomenen
Genezing (van bvb trauma) = inzicht in onbewuste processen
Bvb kleine Hans had een fobie voor paarden, was getuige van een ongeval met een paardenkar
Verklaring Freud; Oedipuscomplex (3-6j) → verliefd op de mama, concurrentie vd papa =castratie-
angst die zich vertaalde in de angst voor de paarden (papa Hans leek een beetje op een paard)
Kritiek op de psycho-analyse: geen onderzoek, in welke mate wetenschappelijk?
1.4. Hedendaagse psychologie
Psychologische scholen bestaan niet meer → ideeën zijn wel doorgevloeid
, Psychoanalyse bestaat nog als therapeutische stroming maar kent veel kritiek
Hedendaagse psychologie: deelgebieden
Deelgebieden: Klinische -, arbeids- en organisatie-, ontwikkelings-, persoonlijkheids-, sociale-,
biologische-, cognitieve-, en testpsychologie
Psycholoog Psychiater
Masterdiploma psy Medische specialisatie na basisopleiding arts
Bestudeert ook gezond gedrag Kunnen medicatie voorschrijven
Nu: biopsycho-sociale benadering (gedrag analyseren in termen van biologische, psychologische
en sociale factoren)
Bvb depressieve stoornis: erfelijkheid (bio), laag zelfbeeld (psycho) en gepest geweest (socio)
1.5. Onderzoeksmethoden
De wetenschappelijke methode → afkomstig van de natuurwetenschappen
Steunt op empirie: recent gegeven = van nadenken over naar objectieve waarnemen en registratie
van feiten
Gaat uit van de onderzoekscyclus (zie dia 60)
Wetenschap = nooit klaar → altijd aan onderzoek blijven doen
Theorie
Hoofddoel wetenschap = ontwikkelen theorie → komt niet zomaar uit de lucht vallen, start met een
observatie en wordt gevolgd door heel veel onderzoek
= ook zo in de psychologie
Hypothese
Concrete verwachting/voorspelling → gebaseerd op huidige stand van de wetenschap
Vereist een operationalisatie → variabelen die je wil meten vertalen naar concrete en meetbare
handelingen
1.5.1. Beschrijvend
Naturalistische observatie
Systematische observatie van gedrag in een natuurlijke context, registreren frequentie, tijdsstip en
context van bepaald gedrag bvb pestgedrag bestuderen op een speelplaats
Nadelen: reactieve gedragingen (de kinderen gedragen zich expres heel goed als ze merken dat
iemand hen observeert) dus ook niet-reactieve technieken bvb langer dan een week observeren
Survey
Vragenlijsten, peilingen en interviews
Voordelen: grote hoeveelheid info op korte termijn, niet wachten op gestelde gedrag
Nadelen: sociale wenselijkheid (bvb bij gevoelige thema’s), perceptie ondervraagde eerder dan
realiteit (bvb ouderen ondervragen over jeugdcriminaliteit → antwoorden van wel, de cijfers
zeggen iets anders: ze denken het gewoon) en representativiteit steekproef (bvb wat vind je van
reclame op tv: jongeren ondervragen → kijken niet veel tv meer; mening is niet representatief voor
de hele populatie)
Normen en waarden verschuiven dus altijd een steekproef kiezen die beantwoord aan de hele
populatie
Tests en gevalstudies
Tests: gestandaardiseerd testmateriaal (<-> flairtest) bvb intellegentietest