Forensische Psychiatrie, samenvatting 'Psychiatrie: Van diagnose tot behandeling' van R. van Deth
Tout pour ce livre (18)
École, étude et sujet
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Minor Forensische Criminologie
Forensische Psychiatrie
Tous les documents sur ce sujet (35)
Vendeur
S'abonner
zoezorana
Aperçu du contenu
Belangrijke bronnen voor goede forensische-gedragskundige diagnostiek: Dossieranalyse, Klinische indruk, maar subjectief oordeel van
deskundige, Auto anamnese, maar is wat persoon over zichzelf verteld, maar vertelt hij de waarheid?, Hetero anamnese. Biopsychosociaal
model: Een uitbreiding van het medische model, waarbij niet alleen aandacht is voor biologische factoren maar ook voor psychologische en
sociale factoren. Biologische factoren vanuit erfelijkheid spelen een rol en ook vervolgens kindertijd ervaringen zoals mishandeling, misbruik en
scheiding. Ook de sociaal-culturele context speelt een rol, zoals religie of de culturele groep waar je toebehoort. Eventuele kwetsbaarheid slaat
op persoonlijkheidskenmerken die kunnen maken dat jij eerder geneigd bent criminaliteit te plegen. Dit in combinatie met situationele factoren
kan leiden tot een delict. Hippocrates: Ziekte is onjuiste mening van 4 belangrijke lichaamssappen: bloed, slijm, gele gal en
zwarte gal → behandeling met koude of warme baden Galenus van Pergamon: Bloed, sanguinisch type → levendig. Gal,
holerisch type → opvliegend (meeste verband met criminaliteit). Slijm, flegmatisch type → kalm en bedaard. Zwarte gal,
melancholisch → droefgeestig. Paracelsus: Zotheid der dollen (psychotisch), Zotheid der dwazen (LVB). Beide misschapenen, ofwel zo
geboren, ofwel in de loop der tijd. Beccaria: Misdaad is geen zonde, maar een resultaat van bewuste winst- en verliesrekening. Gelijkheid voor
de wet. Tegen de willekeur; waardoor discriminatie naar afkomst en stad voorkomen kunnen worden. Door gevangenisstraf zou misdadiger zijn
leven gaan verbeteren, dat is een keuze. Pinel: Verlichting: humanisering van de krankzinnigenzorg. Voor die humanisering was er de
isoleercel, slapen p een strozak en de po. Er was geen behandeling. Relatie tussen krankzinnigheid en criminaliteit werd gezien. Ontkerkeling
van krankzinnigenzorg: de overheid kreeg een grotere rol. Psychische stoornissen tasten niet altijd verstand aan, zorgt er dus niet perse voor
dat je dommer wordt. Quetelet: Mens en maatschappij gedetermineerd: dus geen vrije wil. Gemiddeld mens heeft alles tot misdaad en
afhankelijk van de omstandigheden komt dit tot uiting (biopsychosociaal model). Misdaad komt vooral voor onder armen, jonge mannen en
werkloze. De nadruk werd dus gezocht in sociale oorzaken. Lombroso: Misdadiger is van lagere orde dan de mens, hij is achtergebleven in de
ontwikkeling van de mensheid. Geboren misdadiger heeft uiterlijke kenmerken: grote jukbeenderen, brede kaken, weelderige haardos,
flaporen. Freud: Oorzaak afwijkend gedrag zijn innerlijke conflicten. Daardoor ontstaat een proces van schuld en straf. Jeugdervaringen spelen
een belangrijke rol: bepalen of je kan omgaan met driften. Niet god is de drijvende kracht, maar het onderbewuste. Pavlov: Afwijkend gedrag is
aangeleerd. Klassieke en operante conditionering. Distale factoren: spelen langere tijd een rol. Proximale factoren: spelen vlak voor het
delict een rol. Problemen diagnostiek: bepalen van geestestoestand tijdens het delict is moeilijk, motieven die de verdachte aandraagt roept
soms vragen op, gradaties van toerekeningsvatbaarheid zijn discutabel. Hetero-anamnese: vanuit buitenstaanders, zoals ouders, docenten,
jeugd, trauma’s, omgang leeftijdsgenoten, drugs/alcohol, impulscontrole, omgaan met stress. Auto-anamnese: vanuit de dader zelf.
Holistische visie: het samenvoegen van al je informatie uit de bronnen. Objectiveren: van het bestaan van een ziekelijke stoornis/gebrekkige
ontwikkeling. Individualiseren: of er een verband is tussen de stoornis en het delictgedrag. Objectiverend onderzoek: sprake van
abnormaal verschijnsel → afwijking van de sociale norm mbt normaal gedrag. Verschijnsel brengt ongemak, lijden of
bezorgdheid. Het verschijnsel vertoont kenmerken die ook bij anderen als storend worden ervaren (DSM-5). Criteria
gebrekkige ontwikkeling: abnormaal verschijnsel → afwijking van de sociale norm mbt normaal ontwikkeld gedrag. Verschijnsel
brengt ongemak, beperkingen en handicaps in het functioneren van de betrokkene al dan niet in relatie tot zijn sociale
, omgeving. Kenmerken die ook bij anderen worden erkend als gebrekkig ontwikkeld en die te beschrijven en te ordenen zijn
binnen het begrippenkader van de ontwikkelingspsychologie en psychopathologie (DSM-5). Individualiserend onderzoek:
doorwerking van de pathologie ten tijde van het plegen van het strafbare feit → verband tussen stoornis en delict. Drie
soorten verbanden: Gelijktijdigheidsverband: stoornis ten tijde van het delict. Betekenisverband: stoornis is van betekenis geweest
bij de gedragskeuze ten tijde van het plegen van het delict. → cognitief betekenisverband: stoornis/gebrekkige ontwikkeling
heeft effect voor de kennende functies → niet adequaat handelen → ontbreken oorzaak en gevolg inzicht. Voluntatief
betekenisverband → het willen en het vermogen om vanuit willen het gedrag te sturen. Direct causaal verband: het delict is
direct veroorzaakt door de stoornis → psychose. Criteria ontoerekenbaarheid: als verdachte ten tijde van het delict lijdt aan een
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogen, als gevolg waarvan hij niet kan begrijpen dat het feit wederrechtelijk
was of onvoldoende in staat was in overeenstemming met zijn begrip van wederrechtelijkheid van het feit te handelen. Klinische indruk:
algemene beschrijvingen cliënt (uiterlijk), oogcontact → meer aansluiting, reacties op testmateriaal → iemand is gefrustreerd,
omgaan met falen → in stress raken, reactie op kritische vragen → motivatie of geïrriteerd. 3 principes DSM: 1.
ontwikkelingsperspectief → vroeger in de levensloop → vooraan DSM → neurobiologische ontwikkelingsstoornissen op de
eerste plaats. 2. mate van verwantschap → stoornissen die veel op elkaar lijken staan dicht bij elkaar. 3. graad van ernst →
gaat niet op sprake van stoornis, maar in welke gradatie. Kritiek DSM: 1. plakt een label op → selffulfilling prophecy. 2.
mensen zijn verschillende en hebben andere zorg nodig. 3. weinig ook voor niet-stoornis gebonden verschijnselen zoals een
laag zelfbeeld, perfectionisme of verstoorde emotieregulatie. → meer gepersonaliseerde zorg. Differentiële diagnose: het
afwegen van verschillende diagnoses. Cognitieve behoefte: behoefte om te weten wat er aan de hand is, wat eraan gedaan kan
worden → diagnose en behandelplan maken. Affectieve behoefte: gesteund, gekend en begrepen voelen. Psycho-educatie:
uitwisselen van informatie met cliënten en/of hun directe omgeving over de aard en behandelopties van problematiek. Circulair
interactiemodel: bestuderen van verschijnsel wordt geplaatst in een ruimer geheel, waarbij delen elkaar wederzijds
beïnvloeden → kringloop → dus geen causaal verband. Voorbeschikkende factoren: of iemand een kwetsbaarheid heeft om onder
bepaalde voorwaarden een psychische stoornis te ontwikkelen. Uitlokkende factoren: factoren onmiddellijk voorafgaand aan het
verschijnsel → causaliteit. Bestendigende factoren: instandhoudende factoren → belemmering om weer beter te worden.
Beschermende factoren: iemands competenties, veerkracht, sociaal netwerk, etc. compenseren. Statische factoren: kunnen niet veranderd
worden. Dynamische factoren: kunnen wel veranderd worden, over de persoon, zijn vaardigheid, zijn gedrag, zijn sociale situatie.
Leertheorie: elk gedrag is te herleiden tot gedragselementen die zijn aangeleerd → ook weer af te leren → klassieke
conditionering. Cognitieve theorie: de manier waarop informatie verwerkt wordt. Gevoelens en gedragingen zijn niet puur biologisch, maar
gaat om de betekenis die het individu eraan geeft. Systeemtheorie: bredere context → mens is een systeem en onderdeel van een
groter systeem. 1. gezinsstructuren 2. communicatiepatronen 3. intergenerationele invloeden. Milieu theorie: individu of gezin
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur zoezorana. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.