Kwaliteit van het leefmilieu daalt door:
1) verontreiniging
- = direct of indirect door toevoeging van iets chemisch of fysisch
2) uitputting
- = verwijderen van (a)biotische componenten met schadelijke snelheid
3) aantasting
- = kwaliteitsvermindering door verandering zoals kappen van bomen
Maatschappelijke reactie op milieuproblemen bepaald door:
- aard verontreiniging
- gevoeligheid mensen
- invloed van mensen in de maatschappij
- maatschappijbeeld
- belang van het probleem
- beschikbaarheid van oplossingen
→ cultuur, ontwikkelingsniveau en maatschappijvorm spelen een rol bij aanpak
Voorbeelden lokaal VS wereldwijde problemen:
- verlies van akkerbouwgrond door industrialisatie
- vervuiling oppervlaktewater
- ontbossen van tropisch regenwoud
- klimaatsverandering
Aspecten van milieuverontreiniging:
1) effect van verontreinigende stoffen?
2) preventie of sanering?
3) welke bronnen?
- distributief of niet distributief
→ distributieve bronnen komen verspreid voor + in grote getalen
→ niet distributieve bronnen komen minder veelvuldig voor, ze lozen
specifieke stoffen en kunnen hoge plaatselijke concentraties veroorzaken
- plaats
- mobiel of statisch
→ mobiele bronnen zijn auto’s, bussen,...
→ statische bron is kerncentrale
1
,H1: Ecologie
1.1 Inleiding
Def. ecologie = de wetenschap van de interrelaties tussen levende organismen en hun
omgeving.
Ecologie VS economie:
- duurzaamheid VS exploitatie (= het gebruik met het doel winst te maken)
Sinds het einde van de 20e eeuw wilt de industrie dat:
- de vervuiler betaalt
Ecologie als onderdeel van de biologie:
- horizontaal = basisdomeinen & verticaal = soorten organismen
-
Ecologie in een biologisch spectrum:
-
Def. systeem = regelmatig interagerende en onderling afhankelijke componenten.
Def. populatie = groep individuen van eenzelfde soort in één gebied.
Def. gemeenschap = alle populaties in één gebied.
2
,1.2 Het ecosysteem
Def. biosfeer = een continue wisselwerking tussen levende organismen en hun natuurlijke
leefomgeving, deze is opgebouwd uit ecosystemen.
Def. ecosysteem = gemeenschap en zijn natuurlijke leefomgeving.
Ecosystemen bestaat uit een:
1) kringloop van materialen
2) stroom van energie
- overheersen t.o.v. elementen buiten het systeem (uitgezonderd zonne-energie)
1.2.1 Samenstelling van een ecosysteem
Een ecosysteem bestaat uit:
1) abiotische componenten
- fysische omstandigheden
→ licht, temperatuur, bodemstructuur, verontreiniging,...
- anorganische bestanddelen
→ H2O, CO2, silicaten,...
- organische bestanddelen
→ suikers, vetten, organisch afval, humus,...
2) biotische componenten
- autotrofe organismen, zijn de producenten
→ foto autotrofe & chemo autotrofe
→ bv. blauwwier
- heterotrofe organismen, zijn de consumenten
→ fagotrofe & saprotrofe, zijn de macro en microconsumenten
→ bv. koe
Biomassa:
- is de som van de biotische componenten
Verschil foto en chemo autotrofe:
- foto autotrofe gebruiken lichtenergie om organische stoffen op te bouwen, en chemo
autotrofe gebruiken chemische oxidatie energie om organische stoffen op te bouwen
Verschil fago en saprotrofe:
- fagotrofe hebben een inwendig verteringsysteem (herbivoren, carnivoren,
omnivoren), en saprotrofe hebben een uitwendig verteringsstysteem (paddenstoel)
3
, 1.2.2 Materie- en energiestroom in een ecosysteem
Een ecosysteem is een:
- open thermodynamisch systeem = er is input en output van energie, en eventueel
materie
De twee wetten van de thermodynamica:
1) energie kan niet gecreëerd of vernietigd worden, maar enkel worden omgezet
2) een proces verloopt spontaan wanneer energie wordt omgezet in een minder
bruikbare vorm (= degradatie van energie) en er een toename is van entropie
Motor van het ecosysteem:
- lichtenergie van de zon
-
Energiestroom doorheen het ecosysteem:
1) afname van energie binnen één niveau (a)
- gedeelte wordt omgezet naar warmte
- gedeelte wordt uitgescheiden, sommige verbindingen in voedsel kunnen niet
verbroken worden
- organisme heeft energie nodig om te blijven bestaan
2) afname van energie van het ene niveau naar het andere (b)
- niet alles wordt opgegeten door de herbivoren
-
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur laurabrouwers. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,93. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.