Financieel management
Hoofdstuk 1: Doelstellingen en functies van het financieel beleid
o De rol/functies van de financieel manager:
• In welke activa moet de onderneming investeren
- Investeringsbeslissingen
• Hoe kan/moet de onderneming deze activa financieren?
- Financieringsbeslissingen
- Veel soorten schulden: lange termijn, korte termijn, crowdfunding,…
• Hoe moeten de financiële stromen worden beheerd?
- Financiële planning (binnenkomende- en uitgaande geldstromen)
- Geld op overschot brengt ook niks op dus goed management nodig
Doelstellingen van financieel management
o Maximalisatie van
• Omzet?
• Winst?
• Winst per aandeel?
- Winst voor de aandeelhouders
• Waarde per aandeel?
- Verwachte toekomstige winst en risico wordt mee in rekening gebracht
o Voorbeeld: een onderneming heeft momenteel een rentabiliteit van 20% en een winst per
aandeel van €2 (geen schulden). De onderneming kan nieuw aandelenkapitaal aantrekken en
de opbrengst investeren in obligaties aan 10%
Vermogen van 200 creëren door 10 extra
aandelen uit te geven
Winst per aandeel daalt dan
o Doelstelling:
• De creatie van waarde voor de aandeelhouders
- Waarde wordt niet bepaald door de huidige winst per aandeel, maar door de
verwachte toekomstige winsten en het risico verbonden aan die winsten!
- In een “efficiënte” markt geeft de marktprijs per aandeel de waarde per
aandeel weer
• Maar is de maximalisatie van de aandeelwaarde wel echt de doelstelling van
ondernemingen?
- Moeten we geen rekening houden met de bredere maatschappelijke
context? Bv. ontwikkeling vaccins -> verdienen veel geld voor gezondheid
o Door de ondernemingen zelf gerapporteerde ondernemingsdoelstellingen
• Vaak vermelden ze vaak maximalisatie van aandeelhouderswaarde niet
- Wel tevredenheid, groei, winsten,…
• Maar hebben ondernemingen eigenlijk wel een “doelstelling”?
• In cursus veronderstellen we dat ondernemingsdoelstelling waardemaximalisatie is
1
,Corporate governance
o Hoe kunnen de aandeelhouders er voor zorgen dat het management van de onderneming de
aandeelhouderswaarde maximaliseert?
o Belangenconflicten tussen het management en de aandeelhouders van een onderneming
• Wat goed is voor aandeelhouders is niet altijd goed voor de managers en andersom
o De agency-theorie (soort oplossing voor belangenconflicten)
• De ‘agent’ (manager) ageert in het belang van de ‘principal’ (aandeelhouder)
• In realiteit kunnen de belangen van de agent afwijken van die van de principal
- De agent is meer bekommerd om zijn eigen belang dan dat van de principal
▪ Agent heeft meer informatie dan de principal = asymmetrische info
- De aandeelhouder heeft door gebrek aan informatie een onvolledig beeld
van wat de manager doet
▪ Manager kan onderneming gebruiken om zijn persoonlijke belangen
na te streven, ten koste van de waarde van de aandeelhouder
• Oplossen door manager incentives te geven om belang aandeelhouders na te streven
o Toepassing “party on Dennis” (slide 18 H1)
o Andere agency-relaties binnen een onderneming
• Controlerende aandeelhouders versus minderheidsaandeelhouders
- Beursgenoteerde familiebedrijven
• Aandeelhouders versus schuldeisers
- Maximalisatie van de waarde voor de aandeelhouders kan ten koste gaan
van de waarde voor de schuldeisers (niet dezelfde waarde)
• Ook klanten, leveranciers, ‘gewone’ werknemers en de overheid hebben specifieke
belangen in de onderneming
DEEL 1: WAARDERING
Hoofdstuk 2: Basisbegrippen van waardering
2.1 Huidige waarde en toekomstige waarde
o Veronderstel dat je € 1000 voor 1 jaar belegt tegen 5%. Wat is de waarde binnen een jaar?
• Interest = 1000 x 0,05 = 50
• Waarde binnen een jaar = hoofdsom + interest = 1000 + 50 = 1050
• Toekomstige waarde = 1000 x (1 + 0,05) = 1050
o Als je het geld vervolgens voor een jaar herbelegt, wat is dan de waarde na twee jaar?
• Toekomstige waarde
• = 1000 x (1,05) x (1,05) = 1000 x (1,05)2 = 1102,50
o E = B x (1 + i)t
• E = eindwaarde of toekomstige waarde
• B = beginwaarde of huidige waarde
• i = interestvoet voor de beschouwde
beleggingsperiode
• t = aantal beleggingsperioden
• (1 + i)t = interest- of verdisconteringsfactor
o B = E / (1 + i)t
• Het principe van de samengestelde interest
2
,o Voorbeeld: bij de geboorte van zijn jongste kleindochter schenkt opa haar een initieel
kapitaal van €30.000, dat wordt belegd aan een cumulatieve jaarlijkse interest van 7%.
• Over welk bedrag zal ze kunnen beschikken wanneer ze 21 jaar wordt?
- En = (1+i)n x B met
- i = 7%
- B = 30.000
- n = 21 jaar
- En = 4,14 x 30.000 = 124.200
• Wat indien u slechts € 20.000 kunt schenken?
- En = (1+i)n x B met
- i = 7%
- B = 20.000
- n = 21jaar
- En = 4,14 x 20.000 = 82.800
• -> bepaling toekomstige waarde
o Voorbeeld 2: opa wenst dat zijn kleinzoon, die nu 10 jaar is, op zijn 21ste verjaardag over
eenzelfde kapitaal beschikt als zijn kleindochter, namelijk € 124.217.
• Welk bedrag moet daarvoor vandaag worden belegd als de interestvoet 7% is?
- B = En/(1+i)n met
- i = 7%
- En = 124.217
- n = 21 – 10 = 11 jaar
- B = 0,48 x 124.217 = 59.624,16
• Wat indien de kleinzoon reeds 15 jaar zou zijn ?
- B = En/(1+i)n
- i = 7%
- En = 124.217
- n = 21 – 15 = 6 jaar
- B = 0,67 x 124.217 = 83.225,39
• -> bepaling huidige waarde
o Toekomstige waarde van €1, belegd gedurende n jaar tegen een interestvoet van x%
o Toekomstige waarde van €1, belegd gedurende n jaar tegen een interestvoet van x%
3
, 2.2 Interestperiodiciteit kleiner dan een jaar
o Toekomstige waarde bij halfjaarlijkse interestverrekening
o Voorbeeld: deposito € 100 met 8% jaarinterest, betaald per half jaar
• E1/2 = 100 (1 + 0,08/2)1 = 104
• E1 = 100 (1 + 0,08/2)2x1 = 108,16
o Algemeen: En = B (1 + i/m)m x n met n het aantal jaren
o Interestverrekening per kwartaal:
• Na 1 jaar E1 = 100 (1 + 0,08/4)4x1 = 108,24
• Na 3 jaar E3 = 100 (1 + 0,08/4)4x3 = 126,82
o Bij een halfjaarlijkse intrestverrekening bedraagt de toekomstige waarde na 3 jaar:
• E3 = 100 (1 + 0,08/2)2x3 =
o Bij een jaarlijkse intrestverrekening bedraagt de toekomstige waarde na 3 jaar:
• E3 = 100 (1 + 0,08/1)1x3 = 125,97
o Hoe groter het aantal deelperioden per jaar, hoe groter het verschil in eindwaarde met een
jaarlijkse interestverrekening
o Toekomstige waarde bij een continue interestverrekening: En = B x ei x n
o Voorbeeld: toekomstige waarde voor een deposito € 100 met 8% interest op jaarbasis?
• In geval van continue interestverrekening: E3 = (100) x (2,71828)0,08 x 3 = 127,12
• In geval van jaarlijkse interestverrekening: E3= (100) x (1 + 0,08)3 = 125,97
o Huidige waarde met een periodiciteit kleiner dan één jaar: B = En/(1 + ei x n)
o Huidige waarde bij een continue interestverrekening: B = En/ei x n
o Voorbeeld: E3 = € 100 en i = 10%
2.3 Toekomstige en huidige waarde voor verschillende geldstromen
o In de meeste economische problemen worden geldstromen Ct (t = 1...n) ontvangen of
betaald op verschillende tijdstippen in de toekomst
• En = ∑𝑛𝑡=1(1 + 𝑖)𝑛−𝑡 ∗ 𝐶𝑡
𝐶
• B0 = ∑𝑛𝑡=1 (1+𝑖)
𝑡
𝑡
2.4 De waardering van annuïteiten en perpetuïteiten
Perpetuïteit = een oneindige reeks gelijke geldstromen
𝑪 𝟏 𝑪
o B = ∑∞ 𝒕=𝟏
(𝟏+𝒊)𝒕 =C*
∑∞𝒕=𝟏 𝒕 =
(𝟏+𝒊) 𝒊
o Voorbeeld: Wat is de huidige waarde van een jaarlijks te ontvangen bedrag van € 1000,
indien dit bedrag oneindig lang ontvangen wordt en rekening houdend met een interestvoet
van 8%?
𝐶 1000
• B= = = 12.500
𝑖 0,08
4