De mens
H 5 Leren en omgeving
Leren= een proces waardoor ervaring een blijvende verandering veroorzaken in het gedrag of in de
mentale processen.
Leren versus instinct= in tegenstelling tot leren wordt instinctief gedrag sterk door genetische
programmering beïnvloed, zoals bij trek gedrag met vogels. Leren geeft een evolutionair voordeel ten
opzichte van instinct.
Eenvoudige & complex leren=
De simpele manier van leren wordt habituatie genoemd: leren niet te reageren op een herhaalde
aanbieding van een stimulus.
Het complex leren is de mere exposure- effect: aangeleerd voorkeer voor stimuli waaraan we al
eerder zijn blootgesteld.
Kernvraag 1 hoe verklaart klassieke conditionering leren?
Klassieke conditionering is een elementaire vorm van leren waarbij een stimulus die een aangeboren
reflex oproept, wordt geassocieerd met een voorheen neutrale stimulus, die daarop het vermogen
verwerft om dezelfde respons op te roepen.
hoe bouwen we voort op bestaande ‘natuurlijke’ reacties.
een stimulus, die een aangeboren reflex oproept,
wordt geassocieerd met een voorheen neutrale stimulus,
die daarop het vermogen verwerft om dezelfde respons op te roepen.
Gewoontes ontstaan via klassieke conditionering. Dit gebeurt automatisch.
bv. we eten onze soep terwijl we lezen.
We geven hier redenen aan, onze denkprocessen worden gekoppeld aan
onze gewoontes.
bv. rokers, emotie-eter (bestaat eigenlijk niet, is uit verveling, dit is een
excuus)
Pavlov =
,Neutrale stimulus=
iedere stimulus die voorafgaand aan de verwervingsfase geen geconditioneerde respons oproept.
Verwerving=
eerste leerstadium in de klassieke conditionering waarin de geconditioneerde stimulus steeds vaker
de geconditioneerde respons oproept.
Ongeconditioneerde stimulus (UCS/OS): stimulus die een ongeconditioneerde respons
oproept. De stimulus die automatisch de respons oproept.
bv. vlees, akelig geluid (kleine Albert), salmonella, …
Ongeconditioneerde respons (UCR/OR): respons die voorafgaande aan het leerfase wordt
opgeroepen door een UCS. Is de respons die, voorafgaande aan het leerfase, wordt
opgeroepen door een UCS.
Het gaat om een automatische respons op de UCS.
bv. kwijlen, angst (Alert), ziek, misselijk, allerlei fysiologische responsen (buiten controle
individu)
Geconditioneerde stimulus (CS): oorspronkelijk neutrale stimulus die na een leerproces de
geconditioneerde respons oproept.
bv. Albert: rat, Pavlov’s hond: toon, garnalen
Geconditioneerde respons (CR): respons die wordt opgeroepen door een oorspronkelijk
neutrale stimulus die na een leerproces wordt geassocieerd wordt met de
ongeconditioneerde stimulus.
bv. Albert: angst, Pavlov’s hond: kwijlen, garnalen: misselijk
deze reactie is mogelijk zwakker dan UCR.
Timing klassieke conditionering=
Timing: de tijdsperiode tussen de CS en UCS die tot beste conditionering leidt.
Meeste situaties : CS en UCS kort na elkaar
Timing is afhankelijk van soort conditionering
Voorbeeld: Dennis heeft op een feestje met vrienden teveel bier gedronken, waardoor hij erg ziek
werd. Sindsdien wil hij niet meer naar feestjes gaan. De geur van bier alleen al maakt hem misselijk.
Basisconditionering:
UCS : te veel bier drinken
UCR : misselijkheid met overgeven
,Eerste conditionering
CS : De geur van bier
CR: misselijkheid
Tweede conditionering
CS: Uitnodiging voor een feestje
CR: misselijkheid
Hoelang duurt het voordat de CS de CR uitlokt?
◦ In dit voorbeeld maar 1 keer
◦ Vaak is dit een gradueel proces
◦ De verwervingstijd hangt af van welke OS en CS
◦ Luchtpuf/toon: ongeveer 100x
◦ Salmonella/voedsel: 1x
Dit is de biologische factor in klassieke conditionering.
Extinctie en spontaan herstel:
Extinctie (uitdoving): de afname van een geconditioneerde associatie als gevolg van de afwezigheid
van een ongeconditioneerde stimulus of bekrachtiger.
Een jaar later wordt Dennis niet meer misselijk van de geur van bier
Spontaan herstel: het terugkeren van een uitgedoofde geconditioneerde respons na een rustperiode.
Na twee jaar wordt hij terug misselijk van de geur van bier. Hij besluit nu geen bier meer te drinken.
Respons verdwijnt niet helemaal uit het gedragsrepertoire
Extinctie onderdrukt de CR.
Herhaaldelijke extinctie: spontaan herstel verdwijnt
Generalisatie:
Stimulusgeneralisatie:
uitbreiding van een aangeleerde respons naar stimuli die lijken op de geconditioneerde stimulus.
In dit voorbeeld zou Dennis niet alleen bij de geur van bier, maar ook bij de geur die
geassocieerd is met alcoholgebruik (bv de typische geur in een café) misselijk worden.
Kleine Albert: ook angst voor witte konijnen.
, Andere voorbeelden:
Rex de pitbullterriër bijt je in je been. Dit veroorzaakt pijn en angst (OR). Na dit incident ben
je bang voor Rex; maar ook voor een herdershond, bouvier, enz. Gevaar van generalisatie:
Je wordt ook bang voor poedels, teckels, katten, konijnen, muizen, …
Pleinvrees na een keer in elkaar geslagen te zijn
Stimulusdiscriminatie:
Selectief leren. Het leren van een nieuwe respons op een specifieke stimulus, maar niet op andere
daarop gelijke stimuli.
◦ Tegenovergestelde van generalisatie
◦ Bv. reclame onderscheid tussen Cola Cola en Pepsi
Organisme reageert verschillend op twee soortgelijke CS’en.
Een schorpioen bijt je. Na afloop angst voor schorpioenen en spinnen.
Daarna speel je met spinnen; er gebeurt niets. Angst voor spinnen verdwijnt; voor
schorpioenen niet.
Je vertoont nu stimulusdiscriminatie. CS1 geeft wel een CR; maar CS2 niet.
Toepassing klassieke conditionering
Watson & Rayner: little Albert
Albert ziet een witte rat.
Dit lokt geen reactie uit.