Theoretische en historische grondslagen
van de psychologie
Syllabus bij de hoorcolleges
Prof. Dr. Wim Van den Broeck
,Hoofdstuk 1. Kenmerken van de moderne wetenschap
Achtergronden van de psychologie
De Griekse filosoof Plato zei al dat de verwondering de basis vormt van de filosofie. Wij zijn
nieuwsgierige wezens, maakt mogelijk dat we bv graag filosoferen. Ook de wetenschap vertrekt vanuit
de verwondering, m.n. over de werking van de natuur. Alle wetenschappen, ook de psychologie,
behoorden oorspronkelijk tot de filosofie. Over de eeuwen heen zijn de specifieke wetenschappen
geleidelijk aan losgekomen uit de filosofie en werden zelfstandige wetenschappen. De psychologie was
een van de laatste wetenschappen die onafhankelijk werd van de filosofie: tot de 19de eeuw behoorde
ze nog tot de filosofie. De grondleggers van de psychologie waren dan ook zowel filosoof als
wetenschapper, en probeerden wetenschappelijke antwoorden te formuleren op filosofische vragen.
De filosofie is de moederdiscipline, het is allemaal begonnen met de filosofie.
Psychologie betekent psyche-logos, letterlijk de studie van de ziel/geest. De term duikt echter pas op
in de 17de eeuw, en werd tot de 19de eeuw nauwelijks gebruikt. Filosofen en religieuze denkers over de
hele wereld worstelden met de aard van de ziel: Bestaat de ziel? Wat zijn de functies van de ziel? Hoe
verhoudt de ziel zich tot het lichaam? Hoewel psychologen de term ‘ziel’ liever niet gebruiken, en de
voorkeur geven aan het minder religieus getinte begrip ‘geest’, bleven de vragen dezelfde. Zelfs
psychologen die de psychologie niet definiëren als de studie van de geest maar van het gedrag,
proberen dergelijke vragen te beantwoorden. Het grootste deel van ons psychisch leven zit in de
hersenen, maar niet alles, ons hele lichaam doet er toe (embodied cognition – komt later terug).
Een van de belangrijkste vragen, waar de oude Griekse filosofen zich ook al over bogen, is de vraag
hoe mensen de wereld kunnen kennen (hoe komen we aan onze kennis). Dit is het domein van de
epistemologie (episteme betekent kennis). Hoe mensen de wereld kunnen kennen is een vraag die te
maken heeft met gewaarwordingen, perceptie, geheugen en denken. Dit is het huidige domein van de
cognitieve psychologie.
Ethiek is een ander gebied van gemeenschappelijke interesse van filosofen en psychologen. Ethiek =
moraalfilosofie. Hoewel ethiek in essentie gaat over hoe mensen zich zouden moeten gedragen,
praktische ethische vragen hangen sterk af van de visie die men heeft op de menselijke aard. Zijn
mensen van nature uit goed? (rousseau: mensen zijn van nature goed, puriteinen: de mens is
onvolkomen en moet tot het goede gebracht worden door opvoeding) Welke motieven drijven mensen?
Welke motieven zijn heilzaam en welke kunnen beter worden onderdrukt? (oosterse culturen hechten
meer belang aan de gemeenschap, niet aan het individu) Zijn mensen sociaal van aard? Bestaat er een
soort van gemeenschappelijk ideaal van wat een ‘goed leven’ is? Dergelijke vragen zijn in feite geen
2
,wetenschappelijke maar psychologische vragen (waardeoordelen) en kunnen deels worden
beantwoord door psychologisch onderzoek. Ethische bekommernissen komen voor in verschillende
domeinen van de psychologie. In de wetenschappelijke psychologie vinden we ze terug in studies over
motivatie en emotie, en over sociaal en seksueel gedrag. Ook de toegepaste psychologie houdt zich
bezig met ethische kwesties: bijvoorbeeld in bedrijven, bij de overheid, of in de klinische psychologie.
Mensen consulteren psychologen om zich meer gelukkig te kunnen voelen, of om meer productief te
kunnen zijn. De psycholoog gebruikt daarbij zijn kennis van motivatie, emoties, leerprocessen, en het
geheugen om het gedrag of de gevoelens van mensen te veranderen in de gewenste richting. Dat
betekent echter niet dat de psycholoog zomaar de dienstmaagd is van de cliënt. Soms zal zij of hij ook
moeten ingaan tegen de wensen en verwachtingen van de cliënt. Dus ook de psycholoog hanteert
ethische of deontologische principes. Wetenschap is op zich waarde-neutraal, maar omdat kennis
macht is, zoals Francis Bacon al wist, moet die kennis worden ingezet voor de ‘juiste’ of ‘goede’ doelen.
Mensen willen helpen als psycholoog is dus een ethisch motief, geen wetenschappelijk ondanks je
gebruik maakt van je wetenschappelijke kennis.
Hoewel de conceptuele grondslagen van de psychologie te vinden zijn in de filosofie, komt de inspiratie
voor het creëren van een onafhankelijke wetenschap uit de biologie. Het idee dat de functies die
filosofen en anderen toeschreven aan de menselijke geest afhankelijk zijn van onderliggende
hersenprocessen was al aanwezig bij de oude Grieken, maar werd een overtuiging in het midden van
de 19de eeuw. De grondleggers van de psychologie hoopten dat door het pad in te slagen naar de
fysiologie, wat eerst speculatief filosofische en religieuze ideeën waren, de status kon verwerven van
een echte natuurwetenschap. Een jongere tak van de biologie, de evolutieleer, vormde ook mede de
grondslag van de wetenschappelijke psychologie. Vooral in Engeland en Amerika begonnen filosofen
en psychologen zich af te vragen wat de functie van de geest was in de strijd voor het bestaan door
natuurlijke selectie. Waarom zou de mens überhaupt bewust moeten zijn? Zijn dieren bewuste wezens?
Vanwege de recente opgang van de cognitieve neurowetenschap, verdient de hoop van de vroege
psychologen betreffende de fysiologie onze aandacht. Omdat ze helemaal geen toegang hadden tot
de moderne technieken om het brein te bestuderen, keerden de meeste psychologen in de 20 ste eeuw
de fysiologie de rug toe. Vandaag echter, met de komst van de 21ste -eeuwse technieken om het brein
te bestuderen, zijn psychologen teruggekeerd naar hun oude liefde. Tezelfdertijd probeert het nieuwe
domein van de evolutionaire psychologie ook terug te keren naar de ultieme vragen over de menselijke
natuur.
3
, Beeld van de moderne wetenschap
De Newtoniaanse stijl (van aan wetenschap doen)
Isaac Newton was de eerste die bijdroeg aan de moderne stijl van wetenschappelijke verklaring.
Wetten zijn een soort korte samenvatting van wat men empirisch van regelmatigheden observeert.
Hij definieert zijn wetenschappelijke benadering als het onderzoek naar een beperkt aantal wetten
waarvan geobserveerde regelmatigheden in de natuur kunnen afgeleid worden. Dus volgens hem zijn
het vooral de uitkomsten van de observaties en experimenten (over zwaartekracht) die hij uitvoert die
doorslaggevend zijn. Hij zal geen waarom vragen stellen. Hij zegt zelf: “ Hypotheses non fingo.’ Dit
betekent dus dat hij geen hypotheses opstelde, hij wilde geen achterliggend mechanismen
(verklaringen) verzinnen die aan de basis liggen van de zwaartekracht! Dit zou volgens hem tot
theologische (= religie) en metafysische (= kern van de filosofie = wat de fysica/natuur overstijgt: bv:
het zijnde als zijnde, typisch filosofische vragen) verklaringen leiden (te veel WAAROM-vragen). Een
wet is een instrument om de werkelijkheid te begrijpen, hij ging uit van het positivisme. Alleen wat we
kunnen waarnemen is belangrijk. ‘Stick to the facts’ blijf bij de feiten, geen speculaties, geen
verzinsels. Francis bacon - kennis is macht: als we wetmatigheden kennen kunnen we dingen
voorspellen en onder controle krijgen – predictie en controle.
Positivisme
Een van de aanhangers van het positivisme is de socioloog Auguste Comte (zelfde trant van denken als
Newton). Deze stroming (positivisme) gaat ervan uit dat wetenschap de enige bron van geldige kennis
is. Het zijn vooral de observeerbare feiten die geldig zijn, niet de hypothetische verklaringen. ENKEL
descriptie GEEN verklaring. Er is dus een afwijzing van alle filosofie en theologie, van elke normatieve
kennis of ethiek en van alle kennis die zintuiglijk niet controleerbaar is. Comte paste dit ook toe op de
samenleving, wat leidt tot vormen van social engineering: hoe kan je de psychologie toepassen op de
maatschappij (een werk van Skinner gaat hier ook over)
Volgens het positivisme zijn wetten samenvattingen van observaties, geen essenties van de natuur.
Dus men verkrijgt eigenlijk de wetten NA de observaties. Twee doorslaggevende termen die bij het
positivisme horen zijn predictie en controle. Predictie: a.d.h.v. bepaalde wetten of theorieën (vb.
wetten van Newton) kunnen wetenschappers toekomstige gebeurtenissen voorspellen. Controle:
kennis van wetmatigheden maakt dan uiteindelijk de controle van de natuur mogelijk. Kennis is macht,
zou Francis Bacon zeggen. Nazisten waren zeer positivistisch ingesteld (denk aan de rassenleer),
Marxisme ook. Het idee dat een samenleving volledig kan verwetenschappelijkt worden (op
wetenschappelijke principes laten functioneren) is een zeer gevaarlijke gedachte. Sciëntisme =
wetenschap kan alle problemen oplossen geen wetenschappelijke stelling en waarschijnlijk onjuist)
4