Psychologie
1. Inleiding
def! = wetenschappelijke studie van het menselijke gedrag en de interne processen (bv. mentale,
emotie) die hieraan ten grondslag liggen
methodologie:
o fase 1: observatie of beschrijving
o fase 2: stellen van hypothesen
o fase 3: onderzoeksplan (beslissen type design en meetmethode)
o fase 4: dataverzameling en -verwerking
o fase 5: interpreatie en hypothesen voor verder onderzoek
gedrag:
o overt = waarneembaar
o covert = attitudes, emoties, opinies
o individueel gedrag: sociale context maar in eerder kleine kring
o algemeen en specifiek gedrag: wetmatigheden, maar ook variatie
1.1 geschiedenis psychologie
o niet-waarneembare waarneembare
o introspectie/ rede objectief meetbaar
o lichaam valt samen met geest lichaam VS geest
o beginjaren:
structuralisme: experimentele psychologie (ontleden in deeltjes, objectieve introspectie,
oprichting eerste labo)
toegepaste psychologie in EU eerste intelligentie-test
functionalisme in USA: functies van ervaringen en gedrag? hoe helpen ervaringen en
gedachten ons functioneren?
gestaltpsychologie: mensen nemen de wereld. waar in gehelen/gestalten
behaviorisme: bewustzijn bestaat niet, enkel hetgeen dat observeerbaar is
psychoanalyse onbewuste is wat ons drijft en staat centraal
o vroege jaren:
humanistische psychologie: zelf controle en keuzevrijheid (subject ipv object),
basisbehoeften eerst vervuld, dan pas persoonlijke groei
ontwikkelingspsychologie: kennis is de relatie tss object vd kennis en verwerver
o hedendaags:
biopsychosociaal model: aangeleerd + aangeboren, wisselwerking lichaam en geest
de mens als sociaal wezen: mens zoekt nabijheid van anderen, maar culturele verschillen
,1.2 sociale psychologie
def! < Allport sociale psychologie: studie naar hoe gedachten, gevoelens, motivaties en gedrag van
mensen worden beïnlvoed door feitelijke of veronderstelde aanwezigheid van anderen 1 en hoe we
zelf een invloed hebben op anderen
Sociologie Sociale psychologie
ruimere focus op maatschappij nauwe focus op individu
volkstellingen, bevolkingsonderzoek experimenteel onderzoek bij individu/ kleinere groep
sociaal kapitaal sociale steun
1
De feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van anderen:
Beïnvloeding hoeft niet te gebeuren in de directe aanwezigheid van de personen die
verantwoordelijk zijn voor de beïnvloeding
We maken ook keuzes rekening houdend met de mening van personen die niet aanwezig zijn;
gedrag wordt meegestuurd door onzichtbare instanties (veronderstelde aanwezigheid,
maatschappelijke norm, sociale afkeuring)
1.2.1 fases in geschiedenis van sociale psychologie
jaren van bevestiging (1936-1960):
o onder inlvoed van beurscrash en WOII
o Kurt Lewin: gedrag wordt bepaald door hoe we de wereld zien en interpreteren
o afhankelijk van persoon en omgeving
o sociale psychologie om maatschappelijke problemen op te lossen
groei en debat (1960-1975)
o teleurstellend in oplossen maatschappelijke problemen
o labo experimenten
o ethiek?
o gedomineerd door (blanke) mannelijke onderzoekers
methodologisch en inhoudelijk pluralisme (1975-heden)
o emotie en cognitie
o pluralisme, internationalisering
o variaties op methodologisch vlak (niet enkel labo)
o NU: uitbreiding sociale neurowetenschap, internet, multicultureel onderzoek, open science
1.3 onderzoeksmethoden in sociale psychologie
Waarom onderzoeksmethoden?
1. ontwikkelen kritische blik
2. onderscheid maken tussen intuïtie en gezond verstand enerzijds en psychologie als wetenschap
anderzijds
,1.3.1 cyclisch onderzoeksproces
1. ideeën ontwikkelen
o observatie en praktijkervaringen
o theorie
o wetenschappelijke literatuur (primaire en secundaire bronnen)
2. ideeën verfijnen
o operationaliseren van variabelen
hypothese
conceptuele variabelen maken deel uit van hypothesen (= abstract, = impuls controle)
conceptuele variabelen omzetten naar operationele variabelen (meetbaar maken)
o meten van variabelen
zelfbeschrijving
observatie
o begripsvaliditeit (meet de variabele wat het zegt te meten, zorgen de manipulaties voor
variaties in de variabelen die ze bedoelen te manipuleren)
o verschillende operationaliseringen zijn mogelijk
o twee vaak voorkomende vormen van metingen in sociale psychologie zijn:
zelfrapportage
1. enkelvoudige schalen
2. meervoudige schalen (interne consistentie, minder vertekening = beter)
- beperkingen: sociale wenselijkheidsvertekening (anoniem is oplossing)
suggestieve vragen
inwilligingstendens (pos-neg afwisselen want neiging akkoord te gaan)
herinnerings-vertekening (bij retrospectieve schalen)
effect van antwoordschaal (neiging geen extremen te antwoorden)
observatie
- codeerschema’s en interbeoordelaar-betrouwbaarheid
- meestal voor een heel concreet gedrag
- soms gedragsregistratie door computers, sensoren, eye-trackers, ..
- beperkingen: sociale wenselijkheid
volgorde-effect (eerste wordt kritischer beoordeeld dan de laatste)
3. ideeën testen
o beschrijvend: vragen naar trends en tendensen
observationeel: systematisch observeren van personen, meestal in natuurlijke situaties
vaak gebruik gemaakt van handlangers
validiteit verhogen door meerdere observatoren (interbeoordelaars-
betrouwbaarheid) & objectieve registratie (camerabeelden)
archiefonderzoek: bestaande verslagen of documenten bestuderen
opinipeilingen (polls): enquëtes met de bedoeling om uit een steekproef
veralgemeningen te doen naar de algemene bevolking
vaak gebruikt door media en (markt-)onderzoeksbureaus
afhankelijk van hoe representatief steekproef en hoe goed vraag is
o correlationeel onderzoek: zoeken naar verbanden
mate van overeenkomst tussen continue variabelen
kan enkel met ordinale/continue variabelen die op een continuüm gemeten kunnen W
, kan niet met categorische variabelen zoals geslacht (interactie-effect)
gebaseerd op data verzameld via observationeel-, achiefonderzoek, opiniepeiling
correlatiecoëfficiënt tss -1 en +1
voordelen: beste optie als het niet mogelijk is experimenteel te manipuleren
verbanden tss verschillende variabelen tegelijk onderzoeken
zowel in labo als in natuurlijke omgeving
beperkingen: zicht op neg of pos, maar geen causale relatie vaststellen
bekijkt enkel lineaire verbanden, geen verbanden met andere vorm
longitudinaal correlationeel onderzoek (minstens 2 tijdmomenten)
o experimenteel onderzoek: oorzaak-gevolg
controle en Volledig Toevallige Toewijzing zijn basisvoorwaarden
- een variabele wordt gemanipuleerd (= onafhankelijke variabele – OV): op voorhand
wordt bepaald welke kenmerken die variabele moet aannemen
- van deze variabele wordt het effect op een andere variabele bekeken
1. controle: enkel de variabele(n) die worden gemanipuleerd verschillen, alle andere
mogelijke beïnvloedende variabelen blijven constant en onveranderd
– nodig om invloed van OV op de AV te kunnen toeschrijven aan de OV
– In labo-condities:
invloed van andere variabelen uitschakelen
Reactief (onnatuurlijke setting)
– In natuurlijke settings:
invloed van andere variabelen in beide groepen gelijk (bijv. tijdstip,
vermijden van sociale beïnvloeding)
Minder controle maar wel meer natuurlijke reacties
2. volledige toevallige toewijzing (at random toewijzing/ allocatie)
– Elke deelnemer heeft evenveel kans om toegewezen te worden aan elk van de
condities
– Door toevallige toewijzing garandeert men dat de personen in conditie 1 niet
substantieel verschillen van de personen in conditie 2
– Niet te verwarren met het trekken van een random steekproef uit de populatie
Samengevat: door controle en volledig toevallige toewijzing elimineert de onderzoeker
de invloed van alle andere variabelen, met uitzondering v/d experimentele manipulatie
!! een random steekproef trekken = NIET mensen ad random aan iets toewijzen !!
validiteit in experimenteel onderzoek:
– interne validiteit:
de redelijke zekerheid waarmee we kunnen stellen dat een effect op de AV
enkel door de OV werd veroorzaakt
controlegroep (= vergelijkingsgroep): ondergaat alle zelfde invloeden behalve
de experimentele manipulatie
uitdagingen interne validiteit:
- ethische aspecten in natuurlijke settings om een controlegroep te gebruiken
- proefleidereffect: mogelijk de deelnemers in bepaalde condities (onbewust)
anders te behandelen door hun eigen verwachtingen
oplossing: randomisatie blinderen voor onderzoeker
oplossing: contact tss onderzoeker en deelnemer beperken
– externe validiteit
de mate waarin dezelfde resultaten zouden bekomen worden met andere
personen en op een ander moment
kunnen de resultaten veralgemeend worden naar andere situaties, deelnemers,
tijdstippen, …