Ouderdom:
(examen januari: gebaseerd op de doelstellingen)
1. Verschillende visies, modellen en kijk op ouderdom vroeger en
nu.
Defictimodel: gericht op de gebreken die voorkomen tijdens
de ouderdom.
Multifactorieel: interactief gebeuren (biologische,
psychologische en sociale factoren.)
Vroeger ouderdom: 60-65 tot 70-75.
Midden ouderdom: 70-75 tot 80-85.
Hoge ouderdom: na 80-85
3e leeftijd 60+
4e leeftijd 80+
2. Biologisch, psychologisch en sociale factoren wederzijds
beïnvloeden + voorbeeld.
3. Lichamelijke veranderingen & individuele verschillen.
-> moeilijk verschil tussen effect veroudering en effect
ziekteproces of levensstijl. (individuele verschillen)
Uiterlijk: haar, huid, gezicht, lengte & gewichtsdaling.
Zintuigen: zicht, gehoor, reukzin, huid, gewichtsdaling.
Motoriek: spierkracht neemt af.
Inwendige organen: hart, longcapaciteit, spijsvertering,
urineweg en nieren.
Immuunsysteem: verminderde werking: ziekten.
-> verkoudheid en griep kunnen gevaarlijk zijn.
Zenuwstelsel: aftakeling hersenen, hersenvolume,
achteruitgang autonome zenuwstelsel, functieherstel
vermindert, leeftijdsgevoelige gebieden:
-> hippocampus: interpreteren en geheugen materiaal.
-> prefrontale cortex: abstract redeneren.
-> cerebellum: kleine hersenen.
4. Psychologische reacties op lichamelijke veranderingen.
1) Publieke lichaamsbewustzijn: ervaren uiterlijke veranderingen.
2) Private lichaamsbewustzijn: innerlijke veranderingen zoals
toenemende gewrichtspijn, slaap,..
3) Lichaamscompetentie: fysieke mogelijkheden.
5. Hulpmiddelen die ondersteunend zijn.
-> levenswijze en verwachtingen aanpassen aan ouderdom.
Medicatiegebruik.
Chirurgische ingrepen.
Prothesen, pacemaker.
Leesbril, hoorapparaat, tandprothese.
Gesproken boek.
Looprek, traplift, antislip douch/bad.