samenvatting
lesbrief: Economische crisis
niveau: vwo
hoofdstukken: 1 t/m 6
ISBN: 978-94-6110-249-2
geschreven: schooljaar
zelf gebruikt ter voorbereiding van CE en SE
succes!!
ECONOMISCHE CRISIS
Hoofdstuk 1 t/m 6
LWEO 3e druk 2017
Gemaakt 2020-2021
,H1 De grote recessie (zie ook gemarkeerde opgaves lesbrief)
1.1 Van kredietcrisis naar recessie
De ineenstorting van de Amerikaanse huizenmarkt in 2007 bracht veel banken in de
problemen. Ze hadden te veel hypotheken met te hoge risico’s verstrekt. De val van deze
Amerikaanse zakenbank (Lehman Brothers Bank) veroorzaakte grote paniek op de financiële
markten en wordt als het begin gezien van de wereldwijde kredietcrisis.
Recessie = krimp van de economie minstens twee kwartalen aanhoud.
Het bbp = de totale productie in een jaar = het totale inkomen van dat jaar.
Eurogebied ook wel eurozone genoemd omvat de landen die de euro gebruiken als
betaalmiddel.
FIGUUR 1.1
De doorgetrokken lijn is de feitelijke ontwikkeling van het bbp. De stippellijn schetst het
lange termijn groeipad of pre-crisis trend.
Economen zijn het oneens over de oorzaken van de crisis. Een van de oorzaken die vaak
wordt genoemd is de lage rente in de jaren vóór de crisis.
1.2 Financiële markten
1.2.1 Vermogensmarkt
De vermogensmarkt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van vermogen.
Geldtekort vragers (vraag)
Geldoverschot aanbieders (aanbod)
De rente is de prijs die op de vermogensmarkt tot stand komt.
Aanbod van geld is afkomstig uit besparingen (= het niet besteden van inkomen),
gedwongen of vrijwillige besparingen.
Gedwongen besparingen:
- Pensioenpremie
Vrijwillige besparingen:
- Gedeelte oppotten voor bijvoorbeeld: (on)voorziene uitgaven
- Spaarrekening
- Beleggen (obligaties of aandelen) (wie is wilt verdienen met sparen kiest dit)
De belegger doet afstand van koopkracht op dit moment in ruil voor toekomstige
koopkracht.
Vraag is afkomstig van bedrijven die geld nodig hebben om te investeren, maar ook
gezinnen, en overheden behoren tot de vragers.
De vragers op de vermogensmarkt hevelen toekomstige koopkracht over naar het heden.
De spaarquote, het deel van het inkomen dat wordt gespaard neemt toe. Verklaring hiervoor
is:
, 1. De groei van de welvaart in grote delen in combinatie met een vergrijzing.
2. De groei van de investeringen blijft achter bij die van de besparingen.
Deelmarkten
De vermogensmarkt bestaat slecht in theorie. In de praktijk bestaat de vermogensmarkt uit
een verzameling deelmarkten met elk zijn eigen kenmerken:
Geldmarkt:
- Kortlopende kredieten (< 2 jaar).
- Kortlopend krediet aan consumenten en bedrijven bijvoorbeeld.
Kapitaalmarkt:
- Langlopend en soms zelfs permanent vermogen.
- Markten van onroerend goed, hypotheken, obligaties en aandelen.
(Voor verdere uitleg wat hypotheken, obligaties en aandelen zijn zie blz 8)
Aandelen en obligaties worden verhandeld op de effectenbeurs dit gebeurt op de
eerstehands markt (= nieuw uitgegeven effecten) en op de tweedehandsmarkt (= al
bestaande effecten).
Risico’s van beleggen
De positieve tijdsvoorkeur verklaart dat de belegger een beloning (rente) wil voor het
afstand doen van zijn huidige koopkracht en dat de geldlener bereid is een prijs (rente) te
betalen om zijn huidige koopkracht te kunnen vergroten.
De rente verschilt per deelmarkt. De verschillen zijn terug te voeren op verschillen in risico.
Er zijn twee soorten risico’s:
1. Geldgever loopt het risico dat er geen rente en/ of aflossing ontvangen wordt.
(wanbetaling of debiteurenrisico).
Hoogte van de rente wordt bepaalt door:
- Hoogte van risico
- Looptijd (geldmarkt lager; kapitaalmarkt hoger)
2. Inflatierisico, door inflatie verliezen de rentes en aflossingen die de geldgever
ontvangt een deel van hun koopkracht (dit is groter naarmate de looptijd langer is).
Dit speelt bij leningen met een vaste rente (obligatielening).
De reële rente (= rentepercentage gecorrigeerd met inflatie doormiddel van
indexcijfers) verandert dus.
Door inflatie daalt niet alleen de reële rente, maar ook de reële waarde van de lening:
Negatief voor geldgever, positief voor de schuldenaars (als het inkomen mee stijgt met
inflatie).
Mensen die het geld niet op juiste waarde schatten, lijden aan geldillusie. De belangrijkste
oorzaak hiervoor is inflatie.
1.2.2 Huizen en hypotheken
Hypothecaire leningen zijn er in veel soorten en maten:
- Variabele rente - verschillende aflossing mogelijkheden
- Vaste rente
,Een verandering van rente kan van grote invloed zijn op de maandelijkse lasten van
huishoudens met een hypotheek.
Bij de meeste goederen leidt een hogere prijs al snel tot een groter aanbod. Bij huizen ligt
dat anders. Omdat het bouwen van huizen lang duurt, reageert het aanbod van nieuwe
woningen met vertraging op prijsveranderingen. Prijsschommelingen op de woningmarkt
ontstaan vooral door veranderingen in de vraag.
(voorbeeld op blz 10) Selffulfilling prophecy = een voorstelling die uitkomt omdat mensen
zich er naar gaan gedragen. Als dit lang genoeg aanhoudt kan er een (opgeblazen) zeepbel
ontstaan: de prijzen drukken niet langer de werkelijke waarde (de verhouding tussen de
huizen prijs en het inkomen) uit.
Van overwaarde naar onderwaterhypotheek
Hypotheek gelijk aan waarde huis = 100% hypotheek. Als de waarde van het huis stijgt,
ontstaat er overwaarde. Men kan nu de hypotheek verhogen. De huizenprijzen bereiken hun
top Daarna stijgt de rente woonlasten stijgen en kunnen door veel niet meer betaald
worden huisuitzetting meer aanbod, flinke daling vraag daling huizen prijs
hypotheek meer dan waarde huis, onderwaterhypotheek.
1.2.3 Aandelen en obligaties
Beurskoers is de prijs op de beurs op een bepaald moment. Door de handel verandert de
koers steeds.
De graadmeter voor de Nederlandse beurs, de Amsterdamse Exchange (AEX), is de AEX-
koersindex. De AEX-index is een gewogen gemiddelde van de koersen van de 25 meest
verhandelde fondsen.
Rendement
Beleggers in aandelen letten niet alleen op het dividend, maar ook op veranderingen van
koers.
Gunstige vooruitzichten koersstijging (Verkoopprijs boven inkoopprijs ligt, belegger
koerswinst).
Rendement van een belegging is het totaal van de opbrengsten (koerswinst + dividend) in
procenten van het belegde bedrag.
Risico-aversie speelt een rol bij de keuze van beleggers tussen aandelen en obligaties.
Aandelen risico hoog
Obligaties lager risico, staatsobligaties hebben een lager risico dan bedrijfsobligaties.
Bij aandelen krijg je dividend (natuurlijk alleen bij winst) bij een obligatie krijg je altijd een
rente percentage. Als risicomijdende belegger kies je voor de obligatie.
Over het algemeen geldt: hoe hoger het risico hoe hoger het rendement.
De koersen van obligaties hangen niet alleen af van de risico’s, maar ook van de beloning die
beleggers elders op de markt kunnen krijgen. Als de marktrente stijgt zullen beleggers
minder willen betalen voor een obligatie met een vaste rente.
, Behalve op de huizenmarkt kunnen ook op aandelenmarkten zeepbellen ontstaan. Eenmaal
in de stijgende lijn lokt nieuwe beleggers koersten stijgen daadwerkelijk. Als de koers/
winst verhouding te hoog wordt is er sprake van een zeepbel.
De prijs ligt dan ver boven de daadwerkelijke of intrinsieke waarde. Een zeepbel of bubbel
barst uiteindelijk altijd waarbij veel beleggers hun geld verliezen.
Hefboom (zie voorbeeld in lesbrief)
Bij een lage rente is het verleidelijk om met geleend geld te beleggen. Hierdoor ontstaand
een hefboomwerking (= extra – rente over geleend extra). Beleggen met geleend geld kent
grote risico’s. Als de rente stijgt of het rendement op beleggingen daalt, neemt de
hefboomwerking af. Hij kan zelfs negatief worden.
Solvabiliteit
De vraag naar vermogen wordt gedomineerd door bedrijven die hun investeringen willen
financieren. Dit kan door het aantrekken van eigen of vreemd vermogen.
Eigen vermogen: verschaft door eigenaars van een onderneming, permanent beschikbaar,
ook wel risicodragend vermogen genoemd (door winst neemt het EV toe, door verliezen af
het kan zelfs volledig verdwijnen). Het eigen vermogen van een nv of bv ontstaat door het
uitgeven van aandelen.
Vreemd vermogen: geld lenen, grote bedrijven kunnen dit doen door het uitgeven van
obligaties.
Als de rente daalt wordt het voor bedrijven goedkoper om te lenen. Door de lagere
rentekosten zijn investeringen eerder rendabel. De investeringen kunnen daardoor
toenemen.
Zolang het gemiddelde rendement hoger is dan de rente over de leningen, ontstaat een
positief hefboomeffect. De verschaffers van het eigen vermogen profiteren daarvan.
Bij een lage rente is het voor bedrijven dus verleidelijk zich in schulden te steken. Dit is niet
zonder risico. De leningen verslechteren de solvabiliteit = de mate waarin een onderneming
in staat is haar schulden terug te betalen (de verhouding tussen EV en totaal vermogen).
1.3 Banken (zie voorbeeld blz 15/16)
De banken spelen een dubbele rol op de vermogensmarkt.
- Bemiddelen tussen de vraag en het aanbod
- Zelf actief als vrager en als aanbieder
De oprichting van een bank begint met het aantrekken van vermogen:
- Uitgifte van aandelen
- Aantrekken van spaargeld, spaarder vertrouwen geld toe aan de bank en ontvangen
daarvoor rente. Voor de bank is dit vreemd vermogen.
De hypotheekleningen zijn voor de bank vorderingen; daarom staan deze debet. De bank
vraag hier een hogere rente dan ze zelf betaald aan de spaarders.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur evabardoul. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,44. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.