Medische En Verpleegkundige Kennis En Gedragswetenschappen
Établissement
Hogeschool Windesheim (HW)
Book
Psychiatrie in de verpleegkunde
Dit is een samenvatting van Verpleegkundige Medische kennis en Gedragswetenschappen (Jaar 2, periode 3.2 of 4.2). Ik heb de leerdoelen per week uitgewerkt. Ook heb ik stukken uit de hoorcolleges die niet (duidelijk) terugkwamen in de leerdoelen erin verwerkt. Succes met leren!
verpleegkundige en medische kennis en gedragswetenschappen
vmkgdw 32
vmkgdw 42
Livre connecté
Titre de l’ouvrage:
Auteur(s):
Édition:
ISBN:
Édition:
École, étude et sujet
Hogeschool Windesheim (HW)
Verpleegkunde
Medische En Verpleegkundige Kennis En Gedragswetenschappen
Tous les documents sur ce sujet (3)
11
revues
Par: Noadevries • 10 mois de cela
Par: sebastiaansnoek95 • 1 année de cela
Par: iriswaterink12 • 1 année de cela
Par: naomiagterberg • 9 mois de cela
Par: moontje205 • 1 année de cela
Par: xaliceaa • 2 année de cela
Par: verpleegkunde_student • 2 année de cela
Traduit par Google
Too bad the summary didn't meet your expectations! The other reviews are 4/5 stars. Can you tell us why you only gave the summary 1 star?
Par: maitepostuma • 1 année de cela
Afficher plus de commentaires
Vendeur
S'abonner
verpleegkunde_student
Avis reçus
Aperçu du contenu
,WEEK 1: EEN INTRODUCTIE VAN DE PSYCHIATRIE
Psychiatrie voor verpleegkundigen: H2 (ELO)
Psychiatrie in de verpleegkunde: H1, 2.1 – 2.4 + 2.6 – 2.7, H3 + H4
Leerboek psychiatrie voor verpleegkundigen: 1.1.3, 1.1.4, box 1.1, 1.3.3, 1.3.4 + 1.4 (ELO)
De student kan maatschappelijke opvattingen en (voor)oordelen ten aanzien van psychiatrisch patiënten
benoemen
Maatschappelijke opvattingen en (voor)oordelen over psychiatrische patiënten zijn o.a.:
• Mensen met een psychiatrische aandoening zijn gewelddadig en gevaarlijk
• Mensen met een psychiatrische aandoening zijn minder intelligent
• Hun psychische problemen komen door persoonlijke zwakte
• Eens ziek betekent altijd ziek
• Het komt weinig voor
• Eigen schuld
• Mensen met een psychiatrische aandoening zijn dom of ontoerekeningsvatbaar
• Mensen met een psychiatrische aandoening kunnen niet meer deelnemen aan de maatschappij
De student kan het werkveld van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) beschrijven en de rol van de
verpleegkundige binnen het multidisciplinaire team beschrijven
• Kinder- en jeugdpsychiatrie
o Specifieke benadering
o Ouders betrokken
o Andere ziektebeelden (autisme, ADHD)
• Volwassen psychiatrie
o Verschillende afdelingen op basis van de hoofddiagnose
• Ouderen psychiatrie
o Vaker lichamelijke oorzaak
o Meer comorbiditeit
o Andere omstandigheden
o Levensfase problematiek
• Klinische psychiatrie
o Acute opnameafdeling
o Dagbehandeling
o Langdurige opnameafdeling
• Ambulante psychiatrie
o Thuiszorg
o Bemoeizorg (bij mensen die nadrukkelijk geen hulp of zorg vragen of accepteren en zorginstellingen
mijden)
• Verslavingszorg
o Dubbeldiagnose
De student kan omschrijven wat inleidende termen als psychiatrie, psychische stoornis en psychopathologie
betekenen
▪ Klinische psychologie: tak van de psychologie die zich bezighoudt met de beschrijving, de oorzaken en de
behandeling van psychische stoornissen
▪ Psychopathologie: het studiegebied dat zich bezighoudt met het beschrijven van de diverse vormen van
afwijkende emoties en gedachten en afwijkend gedrag
▪ Psycholoog: iemand die de studie psychologie heeft voltooid
▪ Psychotherapeut: iemand die na de studie psychologie of psychiatrie een vervolgopleiding heeft gedaan en
daardoor bevoegd is tot het geven van psychotherapeutische behandelingen en in het BIG-register staat
ingeschreven
▪ GZ-psycholoog: psycholoog die na zijn of haar studie een aanvullende, tweejarige opleiding heeft gevolgd en
is ingeschreven in het BIG-register
▪ Psychiater: iemand die na de studie geneeskunde een vervolgopleiding heeft gedaan waarin hij of zij zich
gespecialiseerd heeft in het diagnosticeren en behandelen van cliënten met psychiatrische stoornissen
, ▪ Psychische of psychiatrische stoornis: afwijkende emoties of gedachten of een afwijkend gedragspatroon dat
wordt gekenmerkt door een storing in het dagelijks sociaal functioneren van een persoon. Psychische of
psychiatrische stoornissen hebben ook een lichamelijke oorzaak, en zijn dus zeker niet alleen ‘psychisch’.
De student kan criteria benoemen die professionals gebruiken bij het bepalen of gedrag afwijkend is
Professionals op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg gebruiken verschillende criteria om te beoordelen of
emoties, gedachten en gedrag afwijkend zijn. Dit is een overzicht van de meest gebruikte criteria:
1. Uitzonderlijk. Uitzonderlijk gedrag wordt meestal als afwijkend beschouwd.
2. Sociaal afwijkend. Alle samenlevingen hebben normen (maatstaven) die bepalen welke vormen van gedrag
acceptabel zijn in een bepaalde context.
3. Foute perceptie of interpretatie van de realiteit. Normaal gesproken vormen onze zintuigen en cognitieve
processen een accurate mentale representatie van onze omgeving. Als iemand dingen of stemmen hoort die
er niet zijn, zeggen we dat diegene hallucineert. Dit wordt in de westerse cultuur gewoonlijk opgevat als
teken van een onderliggende psychische stoornis.
4. Aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon. Persoonlijk lijden als gevolg van problematische emoties als
angst, vrees en depressie kan afwijkend zijn.
5. Ongepast of contraproductief gedrag. Gedrag dat onprettige gevoelens oproept in plaats van bevrediging
vinden we over het algemeen afwijkend. Gedrag dat ons beperkt in ons vermogen om bepaalde rollen te
vervullen of dat ons ervan weerhoudt om ons aan onze omgeving aan te passen, kan ook als afwijkend
worden opgevat.
6. Gevaar. Gedrag dat gevaar oplevert voor de betrokkene zelf of voor anderen wordt gewoonlijk ook
afwijkend genoemd.
De student kan de culturele en historische veranderingen beschrijven in de beeldvorming en behandeling van
afwijkend gedrag in de Westerse cultuur
Concepten van gezondheid en ziekten kunnen in verschillende culturen verschillende betekenissen hebben. De DSM-
5 (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders), de laatste versie van het handboek voor de classificatie
van psychische stoornissen, houdt meer rekening met culturele diversiteit dan eerdere edities. Er is meer
gedetailleerde informatie in opgenomen over de relatie tussen cultuur en psychische nood.
In de hele geschiedenis van de (westerse) cultuur zijn concepten van afwijkend gedrag bepaald foor het
overheersende wereldbeeld van die tijd. Hippocrates (460-366 v.Chr.) was de eerste die met een naturalistische
verklaring voor afwijkend gedrag kwam. Hij stelde dat ziekten van lichaam en geest het gevolg waren van natuurlijke
oorzaken, en niet van bezetenheid door bovennatuurlijke geesten. Hij stelde dat de gezondheid van lichaam en geest
wordt bepaald door een evenwicht in de humores, of lichaamssappen: slijm, zwarte gal, bloed en gele gal. Een
verstoring van het evenwicht tussen de humores was verantwoordelijk voor afwijkend gedrag. Een lethargische of
trage persoon zou een overvloed aan slijm (flegma) hebben; flegmatiek. Een overschot aan zwarte gal zou de
oorzaak zijn van depressie, ofwel melancholie. Een overvloed aan bloed zou tot een sanguinische dispositie leiden:
vrolijk, zelfverzekerd en optimistisch. En een overvloed aan gele gal zou mensen ‘korzelig’ en cholerisch maken –
driftig dus. Hippocrates classificeerde abnormale gedragspatronen aan de hand van 3 hoofdcategorieën, die nog
steeds herkenbaar zijn:
1. Melancholie is de categorie van de ernstige depressie
2. Manie verwijst naar sterke opwinding
3. Bezetenheid omvat het bizarre gedrag dat we bijvoorbeeld zien bij mensen met schizofrenie
In de middeleeuwen, na de ondergang van het West-Romeinse rijk (476), verdween de ‘beschaving’ met haar
wetenschap grotendeels en nam het geloof in bovennatuurlijke oorzaken weer toe, met name de doctrine van de
bezetenheid. Volgens deze doctrine is afwijkend gedrag een teken van bezetenheid door boze geesten of de duivel.
Bezetenen werden bij voorkeur door middel van exorcisme of uitdrijving behandeld.
De Belgische arts Johann Weyer (1515-1588) stelde dat afwijkend gedrag en afwijkende gedachten werden
veroorzaakt door lichamelijke problemen. Rond het jaar 1600 werden overal in Europa krankzinnigengestichten,
ofwel gekkenhuizen, gebouwd. In de gestichten woonden zowel bedelaars als mensen met psychische stoornissen
en de levensomstandigheden waren slecht.
Wat de behandeling van psychiatrische patiënten betreft, begint het moderne tijdperk rond 1800 met de
inspanningen van de Franse artsen Jean-Baptiste Pussin en Philippe Pinel. In hun ogen waren mensen die afwijkend
,gedrag vertoonden gewoon ziek en hadden ze daarom recht op een menselijke bejegening. Deze visie was in die tijd
niet populair; de algemene opvatting was dat mensen met psychische stoornissen een bedreiging vormden voor de
samenleving, niet dat zij patiënten waren die behandeling nodig hadden. Philippe Pinel (1745-1826) maakte een
einde aan wrede praktijken als aderlating en purgatie: hij verhuisde de patiënten van duistere kelders naar goed
geventileerde en zonnige kamers. Pinel voerde ook lange gesprekken met de bewoners, omdat hij ervan overtuigd
was dat het tonen van begrip en medeleven hen zou helpen bij hun herstel. Vanuit deze inspanningen ontstond een
behandelfilosofie die morele therapie werd genoemd. Deze filosofie was gebaseerd op het idee dat patiënten door
een menselijke bejegening en verblijf in een ontspannen en respectvolle omgeving weer normaal zouden gaan
functioneren.
In de 2e helft van de 19e eeuw raakte het idee dat afwijkend gedrag succesvol behandeld of genezen kon worden
met behulp van morele therapie langzaam maar zeker in ongenade. Er volgde een periode van apathie, waarin alle
deskundigen opnieuw meenden dat afwijkend gedrag ongeneeslijk was.
In de 20e eeuw is er veel veranderd in de wijze waarop (in de westerse wereld) met patiënten wordt omgegaan. Tot
ruim na de Tweede Wereldoorlog lag het zwaartepunt van de behandeling van patiënten met ernstige psychische
stoornissen in de diverse psychiatrische ziekenhuizen, die meestal ver van de bewoonde wereld lagen, op mooie
terreinen in een rustige omgeving. Dit zorgde voor rust en een gezonde omgeving voor de patiënt, maar op die
manier waren ze ook weggestopt en had de gewone burger geen last van hen. Midden jaren ’50 van de vorige eeuw
begon er een nieuwe wind te waaien, enerzijds veroorzaakt door de veranderde maatschappelijke opvattingen en
anderzijds doordat er met betrekking tot de behandeling meer mogelijkheden kwamen. Door de introductie van
nieuw, effectieve medicijnen, zoals antipsychotica en antidepressiva, en socio- en gedragstherapeutische
behandelingen konden tot dan toe ‘ongeneeslijke’ patiënten in de gewone maatschappij functioneren.
Sociaalpsychiatrische principes kwamen steeds meer op de voorgrond te staan en men ging vaker naar de patiënt
toe in plaats van te verwachten dat de patiënt naar de behandelaar kwam.
De veranderingen vonden niet zonder slag of stoot plaats en dit alles bereikte een hoogtepunt in de
‘antipsychiatriebeweging’ in de jaren ’70. Deze beweging ging ervan uit dat psychiatrische stoornissen überhaupt
niet bestaan, maar een product of gevolg zijn van de (kapitalistische) maatschappij. Cliënten moesten volgens deze
beweging daarom helemaal niet behandeld worden, en zeker niet in ziekenhuizen. Wel heeft deze beweging een
positieve invloed gehad op de latere grootschalige vermindering van het aantal psychiatrische ziekenhuizen en het
vaker ambulant behandelen van de cliënten. Daarnaast heeft het effect gehad op de verbeterde wetgeving en de
rechten van de psychiatrische patiënt. Sinds het eind van de 20e eeuw is het uitgangspunt van de behandeling om
cliënten niet op te nemen, tenzij er werkelijk geen alternatief is.
Het jaar 1800 vormde een keerpunt in de verzorging van mensen met een psychische aandoening. Vanaf toen
kwamen er vernieuwingen en verbeteringen tot stand waardoor psychisch zieke mensen humaner behandeld
werden. J.L.C. Schroeder van der Kolk (1797-1862) hield in 1837 een rede in de regentenzaal van het Willem Arntsz
Huis die leidde tot vernieuwing van de krankzinnigenzorg in Nederland. Mede door zijn bemoeienissen trad op 5
oktober 1841 de eerste Krankzinnigenwet in werking. De essentie hiervan was:
• Verbetering van de verpleging door het instellen van staatstoezicht
• Een poging om in de plaatsruimte te voorzien
• Voorschriften over het beheer van eigendommen van (tijdelijke) zorgvragers
• Een interneringsprocedure, waardoor opname in de geneeskundige gestichten gemakkelijker werd dan in de
bewaarplaatsen
Dr. B.H. Everts (1810-1883) voerde in Nederland het ‘no restraint’-systeem’ in (geen dwang ofwel ‘open deur’-
systeem) en schafte in zijn behandeling de dwangmiddelen af. In 1860 werd het patronaat voor van krankzinnigheid
herstelden opgericht. De patronaten kunnen worden gezien als voorlopers van de SPV’ers (sociaalpsychiatrisch
verpleegkundigen). In 1871 werd de Nederlandse Vereniging van Psychiatrie opgericht. Geestelijk gestoorden
mochten vanaf dat moment niet meer in huizen van bewaring worden opgesloten. In 1884 werd de nieuwe
Krankzinnigenwet van kracht: de Wet tot regeling van de krankzinnigenverpleging en het staatstoezicht op
krankzinnigen binnen en buiten gestichten. Deze wet is in 1994 vervangen door de Wet bijzondere opnemingen in
psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ).
,De student kan psychologische modellen beschrijven van afwijkend gedrag en de belangrijkste theoretische
grondleggers hiervan benoemen
1. De psychodynamische benadering (Sigmund Freud)
Het uitgangspunt van de psychoanalytische theorie is dat psychologische problemen een gevolg kunnen zijn van
onbewuste motieven en conflicten, die zijn terug te voeren op de kindertijd. Deze onderliggende conflicten hangen
samen met primitieve seksuele en agressieve instincten en de behoeften om deze impulsen uit het bewustzijn te
weren. Volgens Freud zijn abnormale gedragingspatronen niets anders dan ‘symptomen’ van de dynamische
worstelingen die plaatsvinden in de menselijke geest. Er is dan sprake van diepere drijfveren (es of id), de normen en
waarden (superego) en het ik zoals het in de realiteit handelt (ego).
• Het id = de driften, onderbewuste verlangens, instinctieve impulsen (honger, seks en agressie), lustprincipe
• Het ego = het ‘ik’; moet ontwikkeld worden door het kind, ‘rede en gezond verstand’, realiteitsprincipe
• Het superego = het geweten, het ideaalbeeld
Het id/de driften willen voortdurend van alles, maar het superego zorgt ervoor dat je je aan de regels houdt. Een
sterk ego is de baas over het id en het superego.
Het ego bevindt zich deels in hert bewuste, deels in het onbewuste. Het onbewuste deel van het ego is een soort
waakhond of censor die de impulsen van het id controleert. Het gebruikt afweermechanismen (psychologische
afweren) om te voorkomen dat sociaal onacceptabele impulsen in het bewuste terechtkomen. Enkele
afweermechanismen van het ego, volgens de psychodynamische theorie:
, Freud meende dat de fundamentele relatie van een kind met de wereld in zijn eerste levensjaren gebaseerd is op
het nastreven van sensueel of seksueel genot. Hij formeerde 5 psychoseksuele stadia van ontwikkeling:
1. Het orale stadium (1e levensjaar) → baby’s bereiken seksueel genot door aan hun moeders borst te zuigen
en door alles wat zich in hun buurt bevindt in hun mond te steken
2. Het anale stadium (2e levensjaar) → het kind ervaart seksueel genot door samentrekking en ontspanning van
de sluitspieren rond de anus
3. Het fallische stadium (circa 3-5 jaar) → de belangrijkste erogene zone bevindt zich in dit stadium rond de
uitwendige geslachtsorganen (de penis van een jongen en de clitoris van een meisje)
4. Het latente stadium (circa 6-12 jaar) → de seksuele impulsen verkeren in een latente (sluimerende)
toestand. De aandacht wordt nu gericht op school en spelen.
5. Het genitale stadium (begin van de puberteit) → de seksuele driften komen weer tot leven, om zich
uiteindelijk volledig te ontplooien in de volwassen seksualiteit, het huwelijk en het verwekken van kinderen.
De seksuele gevoelens voor een ouder van het andere geslacht (die in het latente stadium sluimerend
aanwezig zijn) komen tijdens de adolescentie weer boven.
In het freudiaanse model wordt de geestelijke gezondheid bepaald door de dynamische balans tussen de psychische
structuren id, ego en superego. Geestelijk gezonde mensen hebben volgens deze theorie een ego dat sterk genoeg is
om de instincten van het id te beteugelen en de afkeuring van het superego te weerstaan.
2. Behaviorisme (Ivan Pavlov en John B. Watson)
Het behavioristische perspectief legt bij het verklaren van zowel normaal als afwijkend gedrag de nadruk op de rol
van leren. Vanuit het leerperspectief is afwijkend gedrag het gevolg van het verwerven, of leren, van verkeerd,
ongepast gedrag. De mens is het product van omgevingsinvloeden die het gedrag vormgeven en manipuleren. De op
deze visie gebaseerde theorie bestaat uit het bijsturen van gedrag, in plaats van uit het zoeken naar inzicht in de
roerselen van de geest. Behavioristen concentreren zich op 2 vormen van leren in de ontwikkeling van zowel
normaal als afwijkend gedrag: klassieke conditionering en operante conditionering.
Klassieke conditionering is een vorm van leren. Dit gebeurt door een neutrale prikkel (stimulus) te koppelen aan een
stimulus die leidt tot een reflex. Voorbeeld honden en speekselproductie:
• Geconditioneerde respons (CR): geleerde respons op een voorheen neutrale stimulus (geen
speekselproductie bij het horen van een bel)
• Ongeconditioneerde stimulus (US): stimulus die een niet-aangeleerde respons oproept (voedsel – die op
natuurlijke wijze tot speekselproductie aanzet)
• Ongeconditioneerde respons (UR): niet-aangeleerde, natuurlijke respons (speekselproductie tijdens het
eten)
• Geconditioneerde stimulus (CS): een voorheen neutrale stimulus die een geconditioneerde respons oproept
nadat deze herhaaldelijk is gekoppeld aan de ongeconditioneerde stimulus die eerder die respons heeft
opgeroepen (bel)
Klassieke conditionering is een vorm van leren waarin men zorgt dat een respons op de ene stimulus ook optreedt
na een andere stimulus door beide stimuli samen aan te bieden of aan elkaar te koppelen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur verpleegkunde_student. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.