Studiegebied Onderwijs
Educatieve Bachelor in Kleuteronderwijs
Campus Aalst
Examen samenvatting communicatieve
cursus
hoofdstuk 1 dertien doelen in een dozijn
Een goede taalbeheersing is heel belangrijk voor toekomstige leerkrachten. Waarom is deze
goede beheersing van de Nederlandse taal zo belangrijk voor élke leerkracht? Heel
algemeen kunnen we drie grote redenen opsommen:
Bij de taken die de leerkracht uitvoert, maakt hij voortdurend op een zo duidelijk en
efficiënt mogelijke manier gebruik van taal om zijn doelstellingen te realiseren.
Bovendien moet een leerkracht steeds in staat zijn om het taalbeheersingsniveau van
zijn leerlingen of kleuters in te schatten en daarop in te spelen.
Ten slotte kan elke leerkracht door zijn lessen bijdragen aan de ontwikkeling van de
taalvaardigheid van zijn leerlingen of kleuters.
Van welke drie grote domeinen van taal maakt een leerkracht gebruik bij het
beoefenen van zijn beroep?
1. De leraar in interactie met zijn leerlingen of kleuters
Zowel in de klas als buiten de klas treedt de leerkracht voortdurend in interactie met
zijn leerlingen of kleuters. Taal speelt daarbij een erg belangrijke rol.
Binnen de klas moet de leraar er bijvoorbeeld voor zorgen dat de taal in de
opdrachten die hij geeft, aangepast is aan het taalbeheersingsniveau van zijn
leerlingen of kleuters.
2. De leraar in interactie met volwassenen in en buiten de school
Een leerkracht treedt ook in tal van situaties in interactie met volwassenen in en
buiten de school. Een goede beheersing van het Nederlands is daarbij vaak
essentieel.
Een leerkracht schrijft ook tal van teksten die bestemd zijn voor volwassenen.
3. De leraar als lerende
Hij maakt gebruik van taal om zijn eigen sterke en zwakke punten te kunnen
formuleren en op basis daarvan zijn onderwijs bij te sturen. Zijn mondelinge
taalvaardigheid komt van pas wanneer hij in gesprek treedt met zijn collega’s over de
gebruikte onderwijsmethoden of wanneer hij overlegt met een begeleider. Zijn
luistervaardigheid is van belang wanneer hij deelneemt aan een nascholingssessie.
En een goede leesvaardigheid is een onmisbaar instrument wanneer hij nieuwe
vakliteratuur bestudeert.
, Studiegebied Onderwijs
Educatieve Bachelor in Kleuteronderwijs
Campus Aalst
Een goede beheersing van het Nederlands, zowel wat lezen,
schrijven, luisteren als spreken betreft, is onmisbaar bij de
uitoefening van het beroep van leraar.
Binnen de 3 grote domeinen zijn 13 doelstellingen opgesteld.
Domein 1: De leraar in interactie met zijn leerlingen of kleuters
Doelstelling 1: Gesprekken voeren met leerlingen
De leerkracht maakt gebruik van gesprekken om zijn leerlingen of kleuters te motiveren, om
ze tot denken en discussiëren aan te zetten, om leerinhouden aan te brengen en om naar de
gevoelens en gedachten van zijn leerlingen of kleuters te peilen.
Doelstelling 2: Beoordelen en toegankelijk maken van teksten
de leerkracht is in staat om gepaste ondersteunende ‘teksten’ te selecteren. Dat kan gaan
om schriftelijke teksten, bijvoorbeeld een krantenartikel of een verhaal, maar ook om
mondeling en audiovisueel tekstmateriaal, zoals radio- en tv-programma’s, of om
mengvormen ervan.
Doelstelling 3: Mondelinge opdrachten geven
De opdracht moet zo geformuleerd zijn dat de handelingen die van de leerlingen of kleuters
verwacht worden in een logische volgorde gezet zijn. De taal moet begrijpelijk zijn en
afgestemd op het taalbeheersingsniveau van de kinderen.
Doelstelling 4: Schriftelijk vragen en opdrachten formuleren (voor lager onderwijs)
Zowel voor taken in de klas, als voor huiswerk en voor toetsen, stelt de leerkracht vaak
schriftelijke vragen en opdrachten op. Daarbij houdt hij allereerst rekening met het doel dat
hij door middel van die opdrachten wil bereiken.
, Studiegebied Onderwijs
Educatieve Bachelor in Kleuteronderwijs
Campus Aalst
Doelstelling 5: Een uiteenzetting geven met schriftelijke ondersteuning (voor lager
onderwijs)
De leerkracht zet zijn leerlingen zo veel mogelijk zelf aan het werk in de les, maar soms is
een uiteenzetting toch het meest efficiënte middel om een doel te bereiken. Vaak
ondersteunt de leerkracht zijn mondelinge uiteenzetting met een bordschema of een
PowerPointpresentatie.
Doelstelling 6: Een schriftelijke evaluatie geven (voor lager onderwijs)
Kwaliteitsvolle feedback bij een toets of een opdracht gaat verder dan het geven van een
cijfer.
Doelstelling 7: Vertellen
Alle leerkrachten vertellen verhalen. Soms gaat dat om dingen die ze zelf meegemaakt
hebben, soms gaat het om historische gebeurtenissen, soms gaat het om fantasie. Door te
vertellen bevordert de leerkracht de taalontwikkeling van de leerlingen of kleuters, hun
cognitieve ontwikkeling, maar ook hun sociale en morele ontwikkeling.
Doelstelling 8: Voorlezen
Hoewel vertellen en voorlezen veel overeenkomsten vertonen, is er één belangrijk verschil:
tijdens het vertellen kan de taal voortdurend bijgestuurd worden, maar tijdens het voorlezen
is de leerkracht trouw aan de tekst.
Domein 2: De leraar in interactie met volwassenen in en rond de school
Doelstelling 9: Gesprekken voeren
Hij overlegt bijvoorbeeld met zijn collega’s over de keuze voor een nieuwe taalmethode. Met
de directeur bespreekt hij zijn jaarplanning. Op ouderavonden bespreekt hij de vorderingen
van de leerlingen of kleuters met hun ouders, enzovoort.
Doelstelling 10: Een presentatie houden met schriftelijke ondersteuning
Af en toe moet een leerkracht ook een presentatie houden voor een volwassen publiek. Op
een ouderavond bijvoorbeeld kan hij een uiteenzetting houden over een geplande excursie
of over het nieuwe klasreglement.
Doelstelling 11: Schrijven
Een leerkracht schrijft niet enkel teksten voor zijn leerlingen. Vaak moet hij ook schrijven
voor een volwassen publiek: een brief aan de ouders, bijvoorbeeld, of een verslag van een
vergadering.
Doelstelling 12: Lezen
Een leerkracht komt voortdurend in aanraking met teksten van uiteenlopende aard. Hij leest
officiële documenten, zoals schoolreglementen, eindtermen en leerplannen. Ook gaat hij
voortdurend zelf op zoek naar allerhande teksten. Hij zoekt informatie die hij nodig heeft om
zijn lessen voor te bereiden.
, Studiegebied Onderwijs
Educatieve Bachelor in Kleuteronderwijs
Campus Aalst
Domein 3: De leraar als lerende
Doelstelling 13: Innoveren en professionaliseren
Een goede leerkracht is in staat en bereid om over zijn eigen functioneren, over zijn sterke
en zwakke punten na te denken en om die ook te kunnen en te durven formuleren. Ook
denkt hij na over het onderwijs in het algemeen en over de plaats van het onderwijs in de
maatschappij. Bovendien moet hij zichzelf levenslang kunnen bijscholen en verder
ontwikkelen.
Hoofdstuk 2 wat is communicatie
het proces waarbij een zender (a) de intentie heeft via een bepaald
medium (c) een boodschap (b) over te brengen aan een (groep)
ontvanger(s) (d).
communicatiemodel van Jakobson
(a) Zender:
Dit is diegene die een boodschap wil overbrengen. Dit kan een persoon zijn, maar
ook een lerarenteam, een ouderraad, een bedrijf, etc.
(b) Boodschap:
De boodschap is de tekst, die wordt doorgegeven. Dat kan een uitnodiging zijn, een
groet, een belangrijk bericht, reclame voor een eetfestijn of schoolfeest, etc.
(c) Medium:
Het medium is het middel dat gebruikt wordt om de boodschap over te brengen. Een
boodschap kan mondeling of schriftelijk worden overgebracht. Voorbeelden van
media zijn de televisie, de briefkaart, de radio, een e-mail, een tijdschrift, reclame op
een tas, de telefoon of communicatie kan ook gewoon face to face gebeuren.
(d) Ontvanger:
De ontvanger is diegene die de boodschap ontvangt, voor wie het bedoeld is. Dit kan
een persoon zijn, maar ook een (doel)groep. Bijvoorbeeld bij reclame, dan wordt een
groep mensen aangespoord iets te kopen of ergens heen te gaan.