Fonetiek en Psycholinguïstiek
Inhoudsopgave
i. Communicatie......................................................................................................................................2
ii. Productie en comprehensie................................................................................................................2
iii. Vorm, inhoud en gebruik...................................................................................................................3
iv. Spreken en verstaan..........................................................................................................................4
ii. Sonorante spraakklanken...................................................................................................................5
iii. Obstruente spraakklanken.................................................................................................................5
iv. Indeling van de spraakklanken en fonetische tekens.........................................................................6
v. Coarticulatie en assimilatie.................................................................................................................8
vi. Klankdistributie en frequentie van voorkomen..................................................................................9
vii. Spraakklanken herkennen.................................................................................................................9
i. Kenmerkdetectoren...........................................................................................................................10
viii. De eenheid van perceptie..............................................................................................................10
ix. Bottom-up vs Top-down..................................................................................................................10
x. Woordherkenning.............................................................................................................................11
i. Geschreven woorden herkennen: lezen............................................................................................12
xi. Priming.............................................................................................................................................12
xii. Informatie uit zinsverband halen....................................................................................................13
xiii. Boodschappen begrijpen................................................................................................................14
xiv. Boodschappen opstellen................................................................................................................14
xv. Formuleren.....................................................................................................................................15
i. Woorden vinden................................................................................................................................15
xvi. Woorden ordenen..........................................................................................................................16
xvii. Woorden morfo-fonologisch vormen............................................................................................16
xviii. Foneren en articuleren.................................................................................................................16
i. Ademvolumes....................................................................................................................................19
ii. Fonatie..............................................................................................................................................21
i. Glottale cyclus en laryngaal brongeluid.............................................................................................24
iii. Resonantie.......................................................................................................................................32
i. Resonantie bij sonoranten.................................................................................................................33
unoconv_1397623151.docx
1
, i. Communicatie
Vooral Oraal-aurale communicatie
Verbaal vs Non-verbaal
o Vb. lied, lezing vs verveeld kijken, zwaaien
Mondeling vs Schriftelijk
o Fluiten, spreken vs krant, poster
Eenzijdig vs Tweezijdig
o Speech, krant, boeken vs discussie, forum
Geef een vb. v. volgende communicatievormen:
Verbaal, mondeling en eenzijdig: Radio
Non-verbaal, mondeling en tweezijdig: Gebaar van niets weten
Non-verbaal, schriftelijk en eenzijdig: Politieagent gebaar
Verbaal, schriftelijk en tweezijdig: brief naar iemand waarvan je weet dat die persoon gaat
antwoorden
ii. Productie en comprehensie
Communicatiemodel zie
Figuur 1- 1
Interne vs externe ruis:
Intern: wordt veroorzaakt door interne factoren bij de ontvanger, zoals emoties, irritaties en
vooroordelen. (Zaken die in het hoofd van de ontvanger spelen)
Vb.
Syntactische ambiguïteit: Dubbelzinnigheid binnen een bepaalde zin
vb. Dit is een schilderij van mijn zus.
Hoeveel betekenissen heeft deze zin…
Extern: wordt veroorzaakt door externe factoren
Vb. Lawaai door werkzaamheden in het gebouw, geklets van twee mensen
Totale communicatie: De idee om alle communicatiekanalen te gebruiken, ook in de opvoedingen
van dove of intellectueel minder begaafde kinderen
unoconv_1397623151.docx
2
, Kinderen gebruiken deze totale communicatie al in hun beginfase van de taalontwikkeling
(Pas later gebruiken ze auraal-orale communicatie)
McGurkeffect: De interpretatie die in de menselijke hersenen plaatsvindt, is van cruciaal
belang voor de perceptie van de spraak.
Boodschap coderen: relatie tussen voorwerp en code
1(=verwijst naar) relatie tussen het ding en het mentale concept is gevolg van cognitieve
ontwikkeling
2(=symboliseert) relatie tussen mentale concept en teken is gevolg van taalontwikkeling
3(=staat voor) relatie tussen voorwerp en teken is willekeurig
Uitzonderingen: onomatopeeën en iconische gebaren
Nonvocaal Vocaal
Gebaren (gestueel) Schrift (grafisch) (oraal-auraal)
Symbolisch Gebarentalen, Orthografie (=alfabet), Praten, zingen
gebarensystemen, Blisssymbolen,
vingerspelling pictogrammen
Pre-symbolisch Uitbeelden met Tekeningen, foto’s Vocaliseren, brabbelen
vervangende
voorwerpen, aanwijzen
Niet-symbolisch Blikrichting houding of Lachen, huilen, gillen,
beweging zuchten
Waar horen smileys en emoticons thuis? ☺
iii. Vorm, inhoud en gebruik
3 taaldimensies:
o Inhoudelijke dimensie: Taal gaat altijd ergens over
o Vormelijke dimensie: Om de inhoud aan te wijzen worden teken/symbolen gebruikt
o Utilitaire dimensie: Wordt als een bedoeling gebruikt (contact leggen)
Taaldaden(= speech acts):
Directieve: proberen anderen tot actie zetten
Expressieve:
Representatieve: bedoeling om info te geven
Commissieve: jezelf tot acties zetten
Declaratieve (performatieve): probeert om een institutionele
institutie te veranderen
Opdat taaldaad geslaagd zou zijn, moet hij goed aangepast zijn!
unoconv_1397623151.docx
3
,
Aan de bedoeling en omstandigheden (luisteraar, situatie, hetgeen al
gezegd is)
Pragmatische vaardigheden: Mate waarin men in de sociale omgang taal als een instrument
kan gebruiken
iv. Spreken en verstaan
Figuur 2- 2 (Model voor de taalgebruiken in ons (naar Levelt en Rietveld & van Heuven)
Model van Levelt (Figuur 2 -2 (Model voor de taalgebruiken in ons (naar Levelt en Rietveld & van Heuven) )
Functie: Functionele architectuur van de taalgebruiker in de mens blootleggen
OPGELET!: Niet omdat de modules successief voorgesteld zijn dat het betekent dat ze enkel
na elkaar kunnen werken
o Kunnen ook parallel te werk gaan en mekaars werkzaamheden beïnvloeden :
Vb. klank makkelijker herkennen als we al vermoeden hebben in welk woord
hij staat. (Woordherkenning bemoeit zich met de spraakklankherkenning
o Psycholinguïstische module KAN, maar HOEFT NIET, te corresponderen met een
hersenzone
Of een model correct is kan geverifieerd worden met neuropsychologisch en
neurolinguïstisch onderzoek
Onderste elementen in Figuur 2 -2 vergen de studie van fonetiek.
Vb. psycholinguïstisch experiment: “The housewife cooked the chips”
unoconv_1397623151.docx
4