HC 8 – Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
1. Ontstaan van middelgerelateerde en verslavingsproblemen: een
dynamisch proces
LES 1 – Van experimenteel tot schadelijk gebruik
STAP 1
Is middelengebruik per defintie een probleem?
Alcohol, illegale drugs, gokken en gamen zijn voor velen een bron van bezorgdheid, maar
niet elk gebruik betekent automatisch een probleem. Experimenteren leidt niet per definitie
tot regelmatig gebruik en eindigt zeker niet altijd in een verslaving. Veel mensen drinken af
en toe een glas alcohol, zonder erg. Veel cannabisgebruikers experimenteren en stoppen
nadien met hun gebruik. Veel jongeren games zonder hiermee in de problemen te komen.
Spontane remissie of nood aan hulpverlening?
Maar er zijn ook mensen die op bepaalde momenten in hun leven veel of heel veel
gebruiken. Sommigen stoppen daar op een bepaald moment zelf mee, zonder enige hulp.
Dit noemen we spontane remissie.
In de alcohol en drug hulpverlening zien we vooral mensen die er niet in slagen om op eigen
kracht hun gebruik onder controle te krijgen. Zoals we verder in deze presentatie zullen zien,
heeft deze groep vaak meerdere kwetsbaarheden.
Experimenteel en recretief gebruik
De meeste mensen gebruiken middelen om positieve redenen. Het kan experimenteel
gebruik zijn, waarbij ze een middel eenmalig of een tijdje uitproberen (uit nieuwsgierigheid,
mee doen met vrienden, stoer of aantrekkelijk overkomen, …).
Het kan ook gaan om recretief gebruik: mensen die af en toe gebruiken, gewoon omdat ze
de effecten leuk vinden. Sommigen stoppen er zelf mee en gaan uit zichzelf minder
gebruiken.
Éenmalig overmatig gebruik
De redenen voor experimenteel en recreatief gebruik mogen dan positief zijn, toch is ook dit
soort gebruik niet ongevaarlijk.
Een psychoactief middel zorgt voor een toestand van intoxicatie of roes. Dat verstoord de
waarneming, het denken, het bewegen en het gedrag, hierdoor onstaan risico’s op het vlak
van gezondheid en veiligheid (bv. rijden onder invloed, ongeval door roekeloos gedrag, …)
Er is ook het risico op overdosis, dat voor de ene drug al belangrijker is dan voor de andere.
Sommige middelen zijn in zeer kleine hoeveelheden al werkzaam, hierdoor is het moeilijk
om niet meer te nemen dan nodig voor het gewenste effect. Het risiso op een overdodis is
dan erg groot. Het gebruiken van verschillende producten verhoogt dit risico nog. (Zo komen
experimenterende gebruikers soms op de spoed terrecht).
,Kwetsbaarheid kan een risico zijn
Een kleine groep van gebruikers doet aan middelengebruik om met bepaalde persoonlijke
moeilijk heden om te gaan (door gebruik makkelijker contact leggen, krijgen zelfvertrouwen,
kunnen ontvluchten aan negatieve gedachten. Het gebruik krijgt hierdoor een probleem
oplossende functie: zulke kwetsbaarheden zijn een extra risicofactor voor het ontwikkelen
van middelengerelateerde en verslavingsstoornissen.
STAP 2
Niet elk gebruik is problematisch - soorten gebruik en de risico’s op een rijtje:
Experimenteel gebruik
= het eenmalig gebruik of een tijdje uitproberen van middelen. Uit nieuwsgierigheid, om
mee te doen met vrienden, om stoer te doen of aantrekkelijk over te komen.
Recretatief gebruik
= recreatief gebruik slaat op mensen die af en toe gebruiken, gewoon omdat ze de effecten
leuk vinden. Sommigen stoppen er na een tijdje zelf mee, of gaan uit zichzelf minder
gebruiken.
Wanneer wordt het een probleem?
Experimenteel en recreatief gebruik zijn niet zonder risico’s. Een psychoactief middel zorgt
voor een roes. Dat verstoort de waarnemeing, het denken, het bewegen en het gedrag. Zo
ontstaan risico’s op het vlak van gezondheid en veiligheid. Denk aan rijden onder invloed,
ongevallen of een overdosis. Kwetsbaarheid kan een risico zijn: sommigen gebruiken om
bepaalde moeilijkheden om te gaan. Als gebruik zo’n probleemoplossende functie heeft,
betekent dat een extra risisco op ontwikkeling van middelengerelateerde- of
veslavingsstoornissen.
STAP 3
Welke factoren verhogen de kens op gebruik en problemen?
Hoe een persoon met middelengerbuik omgaat, hangt af van heel wat factoren.
Er zijn zowel beschermende factoren die de kans op gebruik en op problemen verkleinen als
risicofactoren, die die kansen verhogen.
We kunnen al deze factoren opdelen in 3 verschillend elementen: mens, middel en milieu
(MMM-model genoemt) verder in tweede module.
We moeten wel een belangrijk onderscheidt scherpstellen: de risicofactoren voor beginnent
gebruik zijn niet dezelfde als deze voor een middelengerelateerde stoornis. Het milieu (de
omgevingsfactoren) speelt in verhouding een belangrijkere rol in de vraag of iemand met
een middel gaat experimenteren (is het middel gemakkelijk beschikbaar, gebruikt de
vriendenkring, is het middel legaal of illegaal? heeft een grote impact op al dan niet met
een drug beginnen).
Of iemands gebruik daarne evolueert naar een middelengerelateerde stoornis hangt meer af
van de mens-factoren. Dus, van de kwetsbaarheid van de persoon. Is er bijvoorbeeld sprake
van genetische kwetsbaarheid of andere psychiatrische probelemen?
,Schadelijk gebruik
Hoe langer men gebruikt en hoe vaker men dit doet, hoe groter de risico’s worden. Wanneer
dit schade veroorzaakt, ookal is dit eenmalig dan spreken we van schadelijk gebruik. Deze
schade kan zowel op gezondheidsvlak als op relationeel vlak zijn of op het werk. De
gebruikers gaan ondanks deze nagatieve gevolgen, door het het gebruik. Het langdurig en
overmatig gebruik van een middel zal voor sommigen lijden tot een middelengerelateerde
stoornis die verschillende graden van ernst kan hebben.
STAP 4
Het MMM-model
Er zijn zowel BESCHERMENDE ALS RISICOFACTOREN die de kans op gebruik en eventuele
problemen bepalen.
!BELANGRIJK: De risicofactoren voor beginnend gebruik zijn niet noodzakelijk dezelfde als de
risicofactoren voor de ontwikkeling van een middelgerelateerde stoornis!
LES 2 – Van keuze naar automatisme
De eerste keer dat iemand een middel gebruikt, is dat vaak een relatief bewuste keuze. maar
bij wie langdurig overmatig gebruikt, kan de impuls om te grbuiken onweerstaanbaar
worden. Het gebruik is dan niet langer een keuze, maar een automatische. In dit deel gaan
we dieper op deze verandering in.
STAP 1
Langdurig overmatig gebruik verandert de hersenen
Bij overmatig en langdurig gebruik van psychoactieve middelen gaan de hersenen zich hier
aan aanpassen. Daardoor ontstaan er automatische en onbewuste processen die de
motivatie om middelen te gebruiken beïnvloeden. De reden waarom iemand gaat gebruiken
verandert geleidelijk aan. Zo wordt een proces naar een ernstige middelengerelateerde
stoornis in gang gezet.
Naast middelengerelateerde problematieken zijn er aanwijzingen dat gedragingen zoals
gokken en gamen op vergelijkbare manier het beloningssysteem in de hersenen activeren en
ontregelen. Gokken en gamen kunnen dus problemen veroorzaken die vergelijkbaar zijn met
middelengerelateerde stoornissen.
Nieuwe processen in de hersenen
Mensen die langdurig en overmatig middelen gebruiken, verliezen de controle over hun
gebruik. Ze blijven hiermee doorgaan, zelfs als dit gepaard gaat met ernstige negatieve
gevolgen op lichamelijk, psychologisch of sociaal vlak.
Personen die langdurig of overmatig middelen gebruiken hebben steeds meer van het
middel nodig om dezelfde effecten, dus dezelfde sterke beloning te ervaren. Dat noemen we
toleratie.
, Ze kunnen steeds minder goed zonder het middel. Wanneer ze even niet gebruiken, krijgen
ze last van onthoudings-verschijnselen.
Ze worden steeds sterker geprikkeld door voorwerpen, personen en situaties die met het
gebruik te maken hebben, zo ontwikkelen ze een onweerstaanbare drang naar het middel.
Dit wordt ook wel craving genoemd.
Ze zijn bereid steeds grotere moeite te doen om het middel te verkrijgen. Ze vertonen
drugzoekend gedrag.
Ze hebben steeds meer en steeds sterkere druggerelateerde gewoontes. Aan die gewoontes
hangt een grote relationele betrokkenheid vast.
Ze hebben steeds minder hun imulsen onder controle. Ze ervaren contoleverlies.
Bij wie probeert te minderen of stoppen is er een groot risico op terugval in het oude
gedrag.
Controleverlies
Er is een drijvende kracht achter het proces dat naar middelengerelateerde stoornissen leidt.
Om dat te begrijpen moeten we even kijken naar de processen in onze hersenen die ons
gedrag sturen.
Enerzijds zorgt het beloningscentrum in onze hersenen ervoor dat we gemotiveert zijn om
bepaald gedrag te stellen. Het zorgt ervoor dat bepaald gedrag bekrachtigd wordt en dat
hieraan krachtige herinneringen gekoppeld worden. Wanneer we iets leuks doen of een
succes behalen komen er in het beloningscentrum stoffen vrij die ons een gevoel van plezier
en voldoening geven. Het vooruitzich het gevoel opnieuw te ervaren leert ons om dingen te
gaan doen, van kleine handelingen tot grote uitdagingen. Maar het zorgt ook voor impulsen.
Die komen plots op en sturen aan op het op korte termijn bevredigen van een behoefte.
Ingaan op die impulsen is op langere termijn niet altijd een goed idee, daarom worden ze in
toom gehouden door het reflectief controlerend systeem.
Wanneer iemand gedurende langere tijd overmatig psychoactieve middelen gebruikt wordt
het beloningscentrum overgevoelig voor stimuli die samenhangen met het gebruik.
Daardoor gaat alle aandacht daar naartoe en onstaat er een drang om te gebruiken.
Overmatig en langdurig gebruik van psychoactieve middelen of gokken/gamen leidt tot
aanpassingen in de hersenen. Zo ontstaan automatische en onbewuste processen.
STAP 2
Belangrijke begrippen:
Tolerantie = steeds meer nodig hebben van het middel om dezelfde sterke beloning te
ervaren
Onthoudingsverschijnselen = symtomen die optreden wanneer er minder of niet gebruikt
wordt
Craving = de onweerstaanbare drank naar het middel
Terugval = terigkeer naat het ouder gedragspatroon