DINSDAG 05/10 (2 UUR) – 1e week
1. PRAKTISCHE INFORMATIE
- Groepspaper (10/01) + individuele presentatie tijdens examenperiode.
- Samenstelling van de groep +artikel kiezen: deadline eind oktober.
- 4 modules + werkcolleges
- Leesopdracht: duurt ongeveer 2 uur om voor te bereiden.
2. TWEEDETAALVERWERVING - TWEEDETAALLEREN
- Tweedetaalverwerving: Het heeft betrekking op elke taal die na de moedertaal
geleerd wordt. Dit kan dus ook verwijzen naar een derde taal, vierde taal… Je leert
die in een context waarbij die taal de omgangstaal is. Bijvoorbeeld: je leert het
Nederlands in Vlaanderen, Brussel, Nederland.
o Het tweedetaalonderwijs is gericht op taalcompetenties/taalvaardigheden.
De leerder gaat namelijk de taal meteen moeten gebruiken als hij uit de klas
gaat, zowel mondeling als schriftelijk. Het aanleren van grammatica en
woordenschat is meer functioneel. Wil de taal gebruiken.
- Vreemdetaalverwerving: Wanneer je Nederlands in Hongarije, Wallonië gaat leren.
o In een vreemdetaalcontext is dit minder het geval. Legt dan meer nadruk op
van de twee aspecten.
Op het gebied van taalaanbod is het anders. Ook voor de leerder en de leerkracht die
lesgeeft in zo’n context is het anders.
- T1- en T2- verwerving:
o Gelijkenissen: interactie en taalaanbod nodig voor taalverwerving.
o Verschillen:
Eerstetaalverwerving van kinderen: overvloedig aanbod in T1.
Tweedetaalverwerving van volwassenen: thuis in T1-omgeving, soms
weinig spreekkansen.
T2: schoolse, vaak bestuurde context. Typisch meer gericht op
schriftelijke vaardigheden.
- In dit hoofdstuk hebben we drie opvattingen beschreven over het verloop van het
T2-verwervingsproces. Welke zijn dat?
1. Imitatie en transfer: Komt uit de stroming behaviorisme (tot de jaren 50). Hier wordt
de nadruk gelegd op taalgedrag via imitatie. Heel veel van de leerprocessen gebeurd
door imitatie. Imiteren we wat we horen? Het is deels waar. Bij de aanvangsfasen, bij
oudere leerders en uitspraak is er veel imitatie. Dit is minder bij zinsbouw en
grammatica. In een tweedetaalcontext gaat het over transfer van eerste taal naar
tweede taal. Bij het leren van een vreemde taal maak je fouten vanuit je eerste taal.
Duidelijke invloed van moedertaal in productie T2. Toch is de invloed kleiner dan
gedacht en transferhypothese is geen goede voorspeller van fouten.
1|Pagina
,2. Creatieve constructie en ontwikkelingsvolgorde: Het gaat fel in tegen imitatie.
Chomsky: Wat een kind hoort, is erg beperkt. In het aanbod van een kind zitten veel
fouten in, ontoereikend taalgebruik. Toch slaagt het kind erin snel een eerste taal te
leren. Wij imiteren niet gewoon wat we horen, we creëren ook nieuwe taal. Je kan in
het Nederlands een zin maken die nog nooit iemand heeft gezegd of geschreven. We
kunnen creatief omgaan met de taal. Transfer moeten we nuanceren, want we gaan
door ontwikkelingsfasen als we ene nieuwe taal leren, die ontwikkelingsvolgorde.
Elke leerder, ongeacht zijn moedertaal, maakt bij de aanvangsfase dezelfde soort
fouten. Er wordt een bepaalde volgorde gevolgd, die onafhankelijk is van de
moedertaal. Het i dus niet puur transfer. Heeft te maken met hoe ons cognitief
systeem in elkaar zit. Bijvoorbeeld: congruentiefouten.
Je ziet bij mensen, ongeacht hun moedertaal, op een bepaald moment dat ze een
taalregel leren, bijvoorbeeld de verleden tijd, dat ze die regel toepassen op alle
werkwoorden: ik zwemde creatieve constructie. Het is onafhankelijk van de
moedertaal. Het is een soort tussentaal die ze ontwikkelen. Men verzint regels op
basis van de imput die ze hebben. Bij tussentaal denken we hier niet als hetgene dat
zich tussen AN en dialect bevindt. Ze gaan de regel overgeneraliseren. Het is niet
puur transfer.
3. Interactie en taalaanbod: Hier is het meer op het individuele niveau. Hier wordt ook
sterk het sociale benadrukt. Communicatievere methode.
o Interactie: leren doe je met anderen. Je maakt dus gebruik van de kennis van
anderen. Het taalaanbod moet afgestemd zijn op de leerder. Feedback van de
leerkracht is ook erg belangrijk.
Binnen de tweedetaalverwerving is dit de belangrijkste stroming geworden.
- Welke aanpassingen in de vorm van het taalaanbod zijn belangrijk voor T2-
verwervers?
1. Het spreektempo
2. Eenvoudigere woordkeus en zinsbouw
3. Contextuele inbedding
o Verbale context: Een context creëren doormiddel van woorden.
o Non-verbale context: Bijvoorbeeld wijzen naar een object in de werkelijkheid.
o Een sterke leeromgeving: deel van didactiek.
4. Herhaling en parafrase: De informatiedichtheid van het taalaanbod wordt op
deze manier geringer. Parafrase: vanuit verschillende invalshoeken een nieuw
concept aanbrengen.
5. Accentuering en topicalisatie: De moedertaalsprekers benadrukken de woorden
een beetje. Het is bevorderlijk voor interpretatie en T2-verwerving. Bij
topicalisatie zondert de moedertaalspreker het onderwerp af.
6. Feedback: modeling, recasting en expansie. Hoort bij taalaanbod en is belangrijk.
o Expliciete feedback: Dit is de juiste regel. Hierdoor ga je niks meer zeggen,
aangezien je op je fouten wordt gewezen.
o Impliciete feedback: de leerder beseft het minder. Hij verbetert impliciet
door de onvolledige of foute uiting in de juiste vorm te herhalen. Voelt
natuurlijk aan. De communicatie gaat verder. Docent kan ook helpen door
2|Pagina
, een woord te zeggen. Vormelijke feedback, maar wil communicatie
gaande houden. Daarom is hij zo effectief. De inhoud wordt gebruikt om
iets over de vorm van de taal weer te geven. Het is een actieve
luisterhouding.
o Modeling is een algemene term en recasting en expansie zijn twee
voorbeelden van modeling. 3 vormen van impliciet die in elkaar
overlopen.
Modeling: je geeft het juiste model als de leerkracht. Je geeft het
voorbeeld van een correcte zin. Is een vorm van impliciete feedback op
een ongrammaticale uiting waarbij de leerkracht het correcte model geeft.
Recasting: je herhaalt de foute zin, maar correct. Je vestigt hier de
aandacht niet op. Gebruiken we vaak. Meestal blijft de conversatie verder
gaan. De uiting is volledig, maar grammaticaal foutief.
‘Ik heb gevallen’. Dit verbeter je door te zeggen ‘ben je
gevallen?’
Expansie: je gaat die eigenlijk uitbreiden, omdat iemand een woordje is
vergeten. Je vervolledigt de onvolledige uiting. De uiting is onvolledig en
hierdoor grammaticaal foutief.
‘Ik ben het mee eens’. Het morfeem ‘er’ zou moeten
toegevoegd worden.
7. Aanbodfrequentie en herhaling (voor verwerving woorden en woordvormen.
- Moet het taalaanbod aan alle T2-verwervers op dezelfde manier en tot op dezelfde
hoogte worden aangepast? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
o Nee, je gaat je aanpassen aan het niveau van de cursist. Het taalaanbod moet
net boven de kennis van de cursist zijn. Het zit erg dicht bij wat de cursist al
kent, 1 stapje hoger. Je blijft rondom bij wat iemand al weet.
o Nee, je kan het ook koppelen aan imitatie en transfer, maar soms moet je ook
aandacht hebben voor de moedertaalachtergrond van de cursist.
o ‘Valse vrienden’: Duits: bellen = blaffen. Valse vrienden geven aanleiding tot
fouten.
o Nee, het hangt ook af van de ontwikkelingsfase waarin de leerder zich bevindt
en of hij/zij al “klaar” is het nieuwe taalelement te verwerven (creatieve
constructie en ontwikkelingsvolgorde). Er zijn bepaalde grammaticale
constructies die moeilijker zijn dan anderen, zoals de passieve constructie.
- Om welke twee redenen is het niet goed om aan T2-verwervers Foreigner Talk in de
vorm van ‘krom’ Nederlands aan te bieden?
o We kijken naar hoe mensen praten met anderstaligen in echte contexten. Je
gaat fouten overnemen van de taalleerder om het gemakkelijker te maken.
o Moedertaalsprekers kunnen hun taal zo ongrammaticaal aanpassen, dat de
T2-verwervers er niks van kunnen bijleren.
3|Pagina