Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Hoorcolleges interventies bij personen met beperkingen €8,49
Ajouter au panier

Notes de cours

Hoorcolleges interventies bij personen met beperkingen

 20 vues  5 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Alle colleges van het vak interventies bij personen met beperkingen uitgeschreven

Aperçu 4 sur 150  pages

  • 17 janvier 2022
  • 150
  • 2021/2022
  • Notes de cours
  • Saskia damen
  • Toutes les classes
avatar-seller
Interventies bij personen met beperkingen

Hoorcollege 1 Het jonge kind 16/11/2021
Docent: Suzanne Houwen

Literatuur
› Dunst, C. J., & Espe-Sherwindt, M. (2016). Family-centered practices in early childhood
intervention. In Handbook of early childhood special education (pp. 37-55). Springer, Cham.
› Guralnick, M.J. (2017). Early intervention for young children with developmental delays. In H.
Sukkar, C.J. Dunst, & J. Kirkby (Eds.), Early Childhood Intervention (pp. 17-35). Oxon, UK:
Routledge

Leerdoelen vak
› Aangeven waar orthopedagogische interventies zich op richten bij personen met
beperkingen
› Basiselementen van interventies beschrijven
› Resultaten en conclusies beschrijven van interventie-studies en betekenis voor de praktijk
› Beoordelen geschikte interventies voor personen met beperkingen op basis van de
hulpvragen, kenmerken van de persoon en diens context

Vandaag
• Om welke kinderen gaat het? → het jonge kind met een
ontwikkelingsachterstand/beperking, het risicokind
• Theoretisch modellen m.b.t. interventies voor het jonge kind
• Voorbeelden gezinsgerichte-/ouderinterventies → Steffie zal volgend college ingaan
op interventies meer gericht op specifieke ontwikkelingsstimulering van het jonge
kind

Om welke kinderen gaat het?
› Kinderen in de leeftijd van 0 – 7 jaar → waarbij er sprake is van ontwikkelingsproblematiek of
een vermoeden van bv zintuigelijke, verstandelijke of lichamelijke beperking. Ook kunnen we
te maken hebben met stoornissen in het autisme spectrum of bv een chronische ziekte. Het
gaat hierbij dus om het gehele functioneren van het kind zelf – dus op lichamelijk gebied, op
cognitief gebied, op sociaal gebied en niet alleen het functioneren van het kind, maar ook het
functioneren van een kind binnen een gezin/bredere context. Bij deze kinderen is bij aanvang
van het vroeghulptraject – dus het moment dat ouders zich gaan melden dat er mogelijk iets
aan de hand is met hun kind, vaak nog niet duidelijk wat er aan de hand is. Er zijn bij
ouders/professionals wel zorgen over de ontwikkeling, maar wat er aan de hand is, is vaak
nog niet duidelijk. In het eerste levensjaar ontstaan vaak problemen omtrent basisfuncties
zoals slapen en eten voorop en dat zijn vaak redenen waarom ouders hulp gaan zoeken, dus
als er problemen bij deze basisfuncties zijn. Bij peuters/kleuters (2-6) staan vaak – naast
achterblijven van taal of motorische vaardigheden, ook gedrags- en emotionele problemen
meer voorop (bv angst, driftbuien ed.). En daarnaast kan er vroeg – in de eerste jaren na de
geboorte, al sprake zijn van bredere ontwikkelingsproblematiek waarbij er achterstanden zijn
op allerlei gebieden en ook al meer specifiek op sociaal communicatief gebied of in het
autisme spectrum. Dus er is een hele brede range aan problemen/stoornissen waarvan
sprake kan zijn. Een term die bij deze kinderen ook nog vaak gebruikt wordt zijn
zorgintensieve kinderen. Dit is een soort verzamelterm waarbij niet de beperking van het
kind centraal staat, maar de betekenis die de beperking heeft voor ouders/broertjes/zussen
omdat deze zogeheten zorgintensieve kinderen veel en langdurige zorg en ondersteuning
nodig hebben van anderen. Dus het gaat om een zeer brede doelgroep van kinderen. Een
jong kind met een ontwikkelingsbeperking is niet ‘oh zo’n kind’ want het kan dus van alles

, zijn op allerlei domeinen, het kan variëren qua type en ernst, het probleem kan aan de kind-
kant liggen maar ook aan de kant van de omgeving/gezin of de interactie daartussen.
› Brede range aan problemen en stoornissen, zowel qua type en ernst als qua oorzaken en
mechanismen. (zie ook PABA5235)
• Bijv. achterstanden op één of meerdere ontwikkelingsgebieden, problemen in het
contact, moeite met het leren van nieuwe dingen, minder ontdekkingsdrang, ….etc.
• Bij aanvang vroeghulptraject vaak nog niet helder wat er met kind aan de hand is.
› Die zowel primair gelegen kunnen zijn in het kind, als in de omgeving, als in de interacties
tussen kind en omgeving. → we zien altijd dat het om iets complex gaat, want
problemen/stoornissen kunnen zich op allerlei domeinen en in allerlei facetten bevinden. Ze
bevinden zich dus ook op een continuüm
› ‘Zorgintensieve’ kinderen: verzamelterm waarbij níet de beperking van het kind centraal
staat maar de betekenis die dit heeft voor de ouders en brussen, doordat deze kinderen veel
en/ of langdurig zorg en ondersteuning nodig hebben van anderen.
→ we spreken van een stoornis bij een kind als de problemen/symptomen leiden tot een duidelijke
lijdensdruk en/of belemmering in het functioneren waarbij we natuurlijk rekening houden met het
ontwikkelingsniveau van een kind op dat moment en of deze problemen leiden tot belemmering in
de participatie van het kind en gezin aan dagelijkse activiteiten.

DC 0-5
› Diagnostische classificatie van psychische en ontwikkelings-stoornissen: de DC 0-5
• In een DC:0-5 classificatie worden de uiteenlopende dimensies en domeinen van het
kind, zijn/haar omgeving en de relaties daartussen, geïntegreerd tot een
diagnostische classificatie die het profiel weergeeft van het kind in zijn/haar context
en de basis legt voor een geïndividualiseerd behandelingsplan.
• Bij elke classificatie staat informatie over:
• Diagnostisch criteria (incl. leeftijd en duur)
• Effect op gezins-/familie functioneren
• Bijkomende kenmerken
• Beloop
• Prevalentie
• Risico- en prognostische factoren
• Culturele factoren
• Sekse verschillen
• Differentiaaldiagnose
• Co-morbiditeit
• Koppeling naar DSM-5 en ICD-10 classificaties
→ een belangrijke voorwaarde voor tijdige/vroege signalering en daarmee dus
behandeling/interventie, is dat we goed onderbouwde/gedefinieerde criteria hebben voor
ontwikkelingsstoornissen en dan ook specifiek voor jonge kinderen, want die zijn bv belangrijk voor
heldere communicatie tussen professionals onderling en ook andere betrokkenen om te weten
waarover we het hebben, maar ook om kennis over deze ontwikkelingsstoornis wat er allemaal aan
de hand kan zijn te stimuleren. Voor kinderen in de leeftijd 0 tot 6 jaar is er een specifiek
diagnostisch classificatiesysteem ontwikkeld, namelijk ‘diagnostische classificatie van psychische en
ontwikkelingsstoornissen’, afgekort DC 0-5. En dit is een volwaardig classificatiesysteem die gebruikt
wordt voor deze leeftijdsrange en dat deels maar niet volledig compatibel is met de DSM-5. De DC 0-
5 vraagt een clinicus om eerst een aantal andere belangrijke zaken in kaart te brengen om een breed
beeld van de problematiek van het kind te krijgen. Dus eigenlijk zou je kunnen zeggen dat deze DC 0-
5 beoogt om de vroege ontwikkeling van het jonge kind op een multidimensionele manier
transdiagnostisch – dus niet specifiek gericht op één diagnose maar overstijgend, in kaart te brengen.
En binnen dit classificatiesysteem zijn 5 assen geformuleerd om uiteenlopende dimensies en
domeinen die betrekking hebben op het kind, diens omgeving en de relatie daartussen (want hier

,gaat het altijd om) in kaart te brengen. En met die 5 assen die we zo gaan behandelen krijg je een
omvattend multidimensioneel beeld van het functioneren van het kind. Je zou je kunnen afvragen:
die DC 0-5 is een diagnostisch classificatiesysteem, maar er is ook een DSM-5, dus waarom is er zo’n
apart systeem nodig voor jonge kinderen? Dit is omdat de criteria zoals ze vermeld staan in de DSM-5
niet zonder meer toepasbaar zijn op jonge kinderen, omdat jonge kinderen echt een aparte groep
zijn qua ontwikkeling en functioneren vergeleken met oudere kinderen en daarna. In die DSM-5 komt
dat perspectief van die vroege ontwikkeling en context waarin kinderen opgroeien onvoldoende tot
hun recht. En daarnaast – en dat is meer een algemeen argument, wordt in de DC 0-5 veel belang
gehecht aan het betrekken van verschillen in culturele normen en waarden, dus er is echt oog voor
diversiteit in ontwikkeling, cultuur, ed. Ondanks dat DC 0-5 een op zichzelf staand
classificatiesysteem is, is er wel continuïteit/verbinding met de DSM-5. Voor hoofdclassificaties van
stoornissen ed. volgt de DC 0-5 dan ook de structuur van de DSM-5. En er is ook waar relevant en
mogelijk een koppeling naar de DSM-5. In elke classificatie van de DC 0-5 wordt informatie voor
zover bekend/relevant opgenomen naast die diagnostische criteria voor een bepaalde classificatie of
gekeken wat zijn effecten op gezins- en familiefunctioneren, dus hier zie je echt weer die relatie met
context/gezin waarin een kind opgroeit, bijkomende kenmerken, beloop, prevalentie, risico- en
prognostische factoren (= voorspellende factoren), culturele factoren (dus het idee van diversiteit en
ontwikkeling ook in verschillende culturen), sekse verschillen, differentiaaldiagnose (d.w.z. een
diagnose waarbij meerdere aandoeningen de symptomen van een kind kunnen verklaren),
comorbiditeit (ontwikkelingsproblematiek staat vaak niet op zichzelf maar hangt vaak samen met
problemen op andere gebieden) en er wordt dus altijd de koppeling gemaakt naar de DSM-5 of de
ICD-10.

DC 0-5
› Vijf-assig classificatiesysteem
• As I Klinische stoornissen
• As II Relationele context
• As III Medisch-somatische aandoeningen en overwegingen
• As IV Psychosociale stressoren
• As V Ontwikkeling van competenties
→ Dit zijn die 5 assen waarmee binnen de DC 0-5 informatie over het kind wordt verzameld. We
kijken niet alleen van ‘oh dit zijn de symptomen van de stoornis, dus dit is waarschijnlijk de
classificatie van het probleem’, nee: het is heel belangrijk ook naar die andere assen te kijken. Het
cruciale belang van de informatie op de 4 laatste assen voor interpretatie van
symptomen/problemen komt naar voren in de aanbeveling van de DC 0-5 om te beginnen met de
laatste 4 assen als je begint met zo’n diagnostische classificatie. Dus niet met as 1 maar juist met
assen 2/3/4/5 (aanbeveling volgorde: 3, 4, 5, 2 en daarna pas 1 om te kijken naar een klinische
stoornis). Dit strookt met het idee dat een classificatie van een stoornis eigenlijk niet voldoende is als
je niks weet van de verdere situatie van het kind en de factoren op al die andere domeinen die
invloed kunnen hebben op het functioneren en hoe een onderzoeker of clinicus bijvoorbeeld
klachten en beperkingen van een kind classificeert, dus je moet altijd meer informatie hebben over
het kind op allerlei andere vlakken voordat je die symptomen die mogelijk bij een bepaalde klinische
stoornis horen goed kunt duiden. As 1 is dus de classificatie van klinische stoornissen en dat zijn dus
zelfstandige classificaties die ook erg lijken op de classificaties van de DSM-V. As 2 (relationele
context) gaat over adaptatie/maladaptatie (dus als het niet goed gaat binnen de relationele context)
die altijd bij ieder kind beoordeeld dient te worden, want je zou kunnen zeggen dat deze relationele
context van oorsprong één van de belangrijkste pijlers is binnen de diagnostiek van jonge kinderen
vanuit de visie dat vroege ontwikkeling en vroege kenmerken van stoornissen alleen goed begrepen
en daarmee ook behandeld kunnen worden in de context van de relatie met de omgeving, dus we
kijken nooit naar het kind an sich, maar altijd in relatie met de omgeving. Vraag: ‘wordt een score op
deze assen gescoord met behulp van scorelijsten e.d.?’, antwoord: ‘ja, binnen elk van deze assen zijn
er allerlei instrumenten waaronder vragenlijsten maar ook bv prestatiegerelateerde testen; binnen al

, deze assen zijn er verschillende instrumenten beschikbaar om informatie te verzamelen en dat kost
ook behoorlijk veel tijd. Het idee is dat er wel meerdere sessies van meer dan een uur nodig zijn om
informatie op al deze domeinen binnen te krijgen, dus dat heb je niet zo even binnen een uurtje
gedaan, dus we gebruiken inderdaad o.a. score-/vragenlijsten om informatie te verzamelen’. As 3:
daarmee worden allerlei somatische d.w.z. lichamelijke medische aandoeningen die vanaf het begin
van de zwangerschap aanwezig zijn (geweest) vermeld. As 4 psychosociale stressoren: ook jonge
kinderen kunnen al last van psychosociale stress hebben, hierbij kun je denken aan stress als ze bv op
worden genomen in een ziekenhuis, maar ook bijvoorbeeld indirect als een ouder wegvalt door bv
opname in ziekenhuis. Deze zijn dan ook van invloed op de ontwikkeling van kinderen. As 5
ontwikkeling van competenties: hier wordt het ontwikkelingsniveau – het niveau waarop een kind
functioneert op motorisch/cognitief/sociaal-emotioneel gebied, beschreven. Dit ook o.b.v.
onderzoek, observatie en anamnese. Dus om een beeld te krijgen van wat er met een kind aan de
hand is, kijken we niet alleen maar naar ‘oh deze symptomen horen waarschijnlijk bij deze klinische
stoornis’, maar verzamelen we dus informatie op allerlei gebieden. Als je al deze informatie hebt,
heb je een alomvattend beeld waardoor je de problemen kunt duiden en beter kunt aangrijpen op
wat er aan de hand is.

Het perspectief van vroegkinderlijke ontwikkeling en (relationele) contexten
› Complex samenspel van factoren speelt een rol in de ontwikkeling (van problemen en
stoornissen) (zie ook PABAP038 en PABA5235)
› Kindfactoren
› Sociaal-relationele contexten
• Primaire verzorgers
• Brede context
› Ouderfactoren
› Ouder-kindinteractie-/relatiefactoren
→ het mag al duidelijk zijn (al een paar keer gezegd maar ook in eerdere vakken): we weten dat in
die vroegkinderlijke ontwikkeling – of überhaupt in de ontwikkeling, sprake is van een complex
samenspel van factoren die ontwikkeling beïnvloeden en zo is er dus ook een complex samenspel van
factoren die kunnen leiden tot problemen en stoornissen in die ontwikkeling. Vooral op jonge leeftijd
gebeurt er echt veel aan ontwikkeling op allerlei domeinen en die domeinen interacteren ook nog
met elkaar, dus je kunt je voorstellen dat die vroegkinderlijke ontwikkeling – doordat er zoveel
gebeurt en met een ongelofelijke snelheid, maakt dat dat extra gevoelig is voor stoornissen en dat
zo’n stoornis/vertraging op één van die gebieden heel vaak doorwerkt op andere gebieden. Dus als
er een probleem is op het gebied van taal, zien we ook vaak problemen op het gebied van sociaal
emotioneel functioneren of motoriek. En ook kan het zo zijn dat bv bepaalde gedragsmatige uitingen
gebaseerd kan zijn op veel verschillende onderliggende processen en mechanismen. Dus hoewel een
uiting bij kinderen er op dezelfde manier uit kan zien, kan het een resultaat zijn van verschillende
onderliggende mechanismen. Dus een complex samenspel van factoren in de ontwikkeling in het
kind zelf, maar we hebben dus ook te maken met die omgeving. Bij jongere kinderen zijn meestal de
primaire verzorgers – vaak de ouders, de meest directe omgeving van het kind. En bij die interactie
tussen ouders en kind kunnen diverse factoren aanwezig zijn bij zowel kind als ouders die mede rol
kunnen spelen in het ontstaan van ontwikkelingsproblematiek bij het jonge kind of er kunnen juist
factoren aanwezig zijn bv bij ouders die beschermende factoren zijn. Eigenlijk weten we – gelet op
risicofactoren, dat problemen bij kinderen ook altijd implicaties hebben voor het gezin en de
opvoedingssituatie omgekeerd. Dus problemen in het gezin of in de opvoedingssituatie hebben ook
bijna altijd implicaties voor de ontwikkeling van het kind gezien het aspect van dat risico idee. In die
interactie tussen ouders en kind kunnen problemen bij ouders – bv verminderde sensitiviteit van een
ouder (denk hierbij terug aan het concept van hechting – gehad bij ontwikkelingspsychologie) of
verminderde opvoedingsvaardigheden (dat ouders niet zo goed weten hoe te handelen) en die
problemen van het kind elkaar dan ook versterken, dus als er problemen zijn bij kind en ouders
weten niet goed hoe ze hiermee om moeten gaan of weten het niet goed te interpreteren, dan kan

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur losvanmalenstein. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

50843 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€8,49  5x  vendu
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté