Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Uitgewerkte examenvragen Histologie en Histopathologie €15,49   Ajouter au panier

Examen

Uitgewerkte examenvragen Histologie en Histopathologie

5 revues
 277 vues  13 fois vendu

Alle examenvragen uit de lijst uitgewerkt. Uitgewerkte examenvragen Histologie en Histopathologie

Aperçu 4 sur 42  pages

  • 17 janvier 2022
  • 42
  • 2021/2022
  • Examen
  • Questions et réponses
Tous les documents sur ce sujet (25)

5  revues

review-writer-avatar

Par: mathijs4 • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: jonaswinckelmans • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: hermansthibeau • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: noahhorbach2501 • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: hannevetters • 2 année de cela

avatar-seller
StudantBMW
1


1. Bespreek de functionele histologie en voorkomen van de verschillende types capillairen.

Bouwplan:
- Endotheel: bestaat uit eenlagig plaveiselepitheel met zeer platte cellen (kern van de cellen puilt uit in lumen)
- Het cytoplasma bevat ER, intermediaire filamenten (desmine, vimentine), golgi, centriolen,
transportvesikels (diacytose) en weinig mitochondriën
- Tussen de cellen onderling zijn er weinig adhesiecontacten, wel zijn er occludensverbindingen
- Basaalmembraan: het belangrijkste bestanddeel hiervan is laminine, bestaat uit de lamina basalis en de
lamina reticularis (de lamina reticularis bestaat uit collagene BW vezels)
- Pericyten: dit zijn speciale cellen in de buitenste lagen, welke contractiele eigenschappen hebben

Verschillende typen capillairen:
- Type 1 capillairen: (bijv. in spier- en zenuwweefsel)
- Niet-gefenestreerd (continu) endotheel
- Continue lamina basalis
- Gelijkmatige dikte van endotheliale wand
- Type II capillairen: (bijv. in endocriene organen, gastro-intestinale tractus en nier)
- Gefenestreerd endotheel (al dan niet met diafragma): bevat openingen, diafragma in de fenestrae
verhindert doorgang van vloeistof en/of deeltjes
- Continue lamina basalis
- Sinusoidale capillairen (bijv. in lever en milt)
- Aaneengesloten endotheelcellen die gefenestreerd zijn,
- Bevatten geen lamina basalis
- Hebben een verwijd lumen

2. Bespreek de cellen in het hart die de bloeddruk en hartfrequentie bepalen.

Hartgeleidingssysteem:
- Nodus sinuatrialis / sinusknoop van Keith-Flack): subepicardiaal t.h.v. de overgang van de vena cava cranialis
in het rechter atrium
- Nodus atrioventricularis / AV-knoop van Aschoff-Tawara: subendocardiaal in het laagste deel van het
interatriaal septum
- Fasciculus atrioventricularis / bundel van His: ontspringt uit AV-knoop, doorboort het atrioventriculair
septum en splitst in crus dexter en crus sinister, rafelen uit in vezels van Purkinje

De sinus- en AV-knoop bestaan beiden (samen met het eerste deel van de bundel van His) uit nodale cellen. Dit
zijn gemodifieerde hartcellen;
- Zijn kleiner en rijk aan collageen
- Hebben onduidelijke intercalaire schijven en een onduidelijke dwarsstreping
- Vormen een onduidelijk georiënteerd netwerk

De vezels van Purkinje zijn cellen welke zwaarder zijn dan gewone hartcellen. Ze beschikken over een centrale
zone die rijk is aan glycogeen en MT. Myofibrillen komen enkel perifeer voor, de intercalaire schijven zijn
onduidelijk en er is geen transversaal tubulair systeem.

Het hart wordt gereguleerd door:
- Baroreceptorvezels: deze registreren de bloeddruk
- Chemoreceptoren: registreren de zuurstof- en koolstofdioxideconcentratie en de pH van het bloed, t.h.v. het
carotis lichaampje bestaan deze uit 2 types cellen;
- Glomerulus type I cellen: zijn secreterende sensorische neuronen
- Glomerulus type II cellen: hebben een ondersteunende functie

3. Bespreek de chemoreceptoren t.h.v. het carotislichaampje.

Deze chemoreceptor is gelegen in de wand van de a. carotis communis en registreert de zuurstof- en
koolstofdioxideconcentratie en de pH van het bloed. Eventuele schommelingen in deze factoren worden
doorgegeven en gereguleerd. Dit lichaampje bestaat uit 2 types cellen;
- Glomerulus type I cellen: zijn secreterende sensorische neuronen
- Glomerulus type II cellen: hebben een ondersteunende functie

, 2


4. Vergelijk de structuur van de arteria en vena femoralis

De a. femoralis is een musculeuze arterie.

A. femoralis V. femoralis
Tunica intima Endotheel met hieronder weinig Endotheel met hieronder dunne laag
subendotheliaal BW subendotheliaal BW
Membrana elastica interna Aanwezig en sterk geplooid (sterke -
grens)
Tunica media Dikke spierlaag met circulair Maar enkele (2) lagen glad
verlopende gladde spieren en ECM spierweefsel, tussen de lagen
rijk aan collageen en elastine collageen en elastisch BW
Membrana elastica externa Aanwezig (sterke grens) -
Tunica adventitia Longitudinale vezels die naar buiten Grootste deel van de wand, bevat
toe losser worden, gaat over in het longitudinaal verlopende bundels
omliggende BW gladde spiercellen en collagene
BW-vezels
5. Bespreek de structuur van de milt a.h.v. het verloop van de bloedvaten

De milt bestaat uit rode en witte pulpa.

Witte pulpa:
- De a. lienalis (de miltarterie) komt via het hilusgebied het orgaan binnen en vertakt in trabekelarteriën, welke
omgeven zijn door PALS (periarteriolaire lymfocytenschede) als ze het parenchym binnendringen.
- Deze lopen over in de centrale arteriën, welke centraal in de trabekels liggen.

Rode pulpa:
- De centrale arteriën lopen over in de penseelarteriën (deze hebben een dunnere lymfocytenschede/PALS en
deelt zich in uitwaaierende recht verlopende terminale arteriolen).
- Deze arteriolen zetten zich voort als gewone capillairen.
- Vanuit de capillairen ontstaan de strengen van Billroth, oftewel de open circulatie. Deze strengen bestaan uit
reticulumcellen, macrofagen, lymfocyten en rode bloedcellen (er is dus geen daadwerkelijke
verbinding tussen het arteriële en het veneuze systeem).
- Hierop volgen de veneuze sinussen of sinusoïden, welke overlopen in de trabekelvenen.
- De trabekelvenen lopen richting de hilus, waar ze overgaan in de v. lienalis (welke de milt verlaat).

6. Bespreek de plasmacellulaire reactie en de follikelcentrumreactie in de lymfeknoop.

Plasmacellulaire reactie: de meeste antigenen zijn thymusafhankelijk, oftewel de hulp van T-lymfocyten is
nodig om B-lymfocyten te activeren tot proliferatie en differentiatie.
- T-lymfocyten scheiden lymfokinen uit na herkenning van antigeen en MHC-klassen op het celmembraan van
de APC (dendritische cel of macrofaag) m.b.v. TCR (T-celreceptoren)
- B-lymfocyten transformeren tot plasmablasten op de grens van de binnenste en buitenste schorszone aan de
onderzijde van het follikel.
- Plasmablasten delen en differentiëren tot onrijpe plasmacellen welke daarna veranderen in rijpe plasmacellen
- Plasmacellen komen in grote getale in mergstrengen te liggen en geven Ig af aan de langsstromende lymfe.
Het hoogtepunt van deze reactie is 3-4 dagen na het eerste contact met het antigeen

Follikelcentrumreactie: is de lokale proliferatie van B-lymfoblasten. De AL die via de circulatie het
ontstekingsgebied bereiken zullen hier met de Ag aan het oppervlak van de bacteriën reageren en deze zo
onschadelijk maken. Hierbij ontstaan immuuncomplexen, welke gedeeltelijk d.m.v. de lymfe de lymfeknoop
terug bereiken.

De follikelcentra worden ten gevolge van de delingsactiviteit veel groter. Deze activiteit neemt enkele weken na
contact met het Ag weer af. Hierbij ontstaan B-geheugencellen, welke bij hernieuwd contact met hetzelfde Ag
een snellere secundaire immuunrespons zullen induceren. Als deze reactie zich in een primaire follikel afspeelt
zal deze transformeren tot een secundaire follikel.

7. Bespreek de ontwikkeling van de T-lymfocyten in de thymus.

, 3


Allereerst vindt er een positieve selectie plaats, waarbij de overleving afhankelijk is van de mogelijkheid tot
binding aan een MHC-molecuul. Corticale epitheliale cellen presenteren MHC-moleculen met antigenen aan
voorlopercellen van T-lymfocyten.

Binding aan een MHC molecuul?
- Nee: dood door apoptose
- Ja: overleving en verplaatsing naar de medulla

Vervolgens vindt er een negatieve selectie plaats, waarbij de overleving afhankelijk is van het niet-herkennen
van eigen antigeen. Dendritische cellen presenteren lichaamseigen antigenen aan de voorlopercellen.

Herkenning van lichaamseigen antigeen?
- Ja: dood door apoptose
- Nee: overleving en complete maturatie

Maar 2% van alle T-lymfocyt voorlopercellen overleeft dit proces en ondervindt selectief verlies van CD4+ of
CD8+ expressie. Dit zijn de naïeve immuuncompetente cellen;
- T-helpercellen: behouden het CD4+ eiwit
- Cytotoxische T-cellen: behouden het CD8+ eiwit.

8. Geef een overzicht van de verschillende klassen van immunoglobulinen en hun functie.

- IgM: dit is het eerste antilichaam dat wordt geproduceerd bij een primaire immuunreactie, kan het
complement activeren.
- IgG: neutraliseert het antigeen, bevordert de fagocytose en beschermt pasgeborene doordat het de placenta
kan passeren.
- IgA: speelt een rol bij de afweer van darmflora.
- IgD: speelt een rol bij de activering van B-cellen.
- IgE: speelt een rol bij allergische reacties en lysis van parasitaire wormen.

9. Bespreek de functionele histologie van het nierlichaampje/bespreek de microscopische bouw van het nefron.

De nierlichaampjes of lichaampjes van Malpighi bestaat uit een glomerulus (vaatkluwen) en het eerste deel van
het nefron met het viscerale en pariëtale blad van het kapsel van Bowman dat de filtratieruimte omsluit.

Het bloed wordt gefiltreerd tot primaire urine dankzij de hoge druk in het nierlichaampje (veroorzaakt door de
gladde spiercellen in de wand van de vas afferens en efferens) en wordt vervolgens opgevangen de
filtratieruimte. Vervolgens wordt het doorgegeven aan de niertubulus, waarin de concentratie wordt bewerkt.

Het nefron eindigt waar de niertubulus uitstroomt in de ductus colligens.

Vasculaire pool: het bloed stroomt het kapsel van Bowman binnen via de vas afferens en verlaat na het vormen
van een vaatkluwen/glomerulus het kapsel via de vas efferens. De glomerulus bestaat hier uit 2-5 primaire
takken die opdelen in capillairkluwen zonder anastomosen.

10. Vergelijk structuur en functie van proximale en distale tubulus en verzamelbuis in de nier.

Proximale tubulus: bestaat uit eenlagig kubisch epitheel met borstelzoom, reabsorbeert de meeste
componenten van het filtraat die van nutritionele waarde zijn. Kan worden onderverdeeld in 2 delen;
- Proximale tubulus contortus: kronkelige deel gelegen in de schors
- Pars recta van proximale tubulus: recht verlopend deel op de grens tussen schors en merg

Distale tubulus: bestaat uit eenlagig kubisch epitheel zonder borstelzoom, voor reabsorptie van ionen.
- Pars recta van distale tubulus: recht opstijgend deel dicht op de vaatpool van het eigen nierlichaampje
- Distale tubulus contortus: kronkelige deel

Verzamelbuis/ductus colligens: bestaan uit duidelijk begrensde kubische cellen zonder borstelzoom, brengen
het filtraat door de medulla. De openingen hiervan vormen de are cribrosa. De laatste ionen en water kunnen
hier worden geresorbeerd.

11. Bespreek het verloop van de bloedvaten in de nier.

, 4


- De a. renalis splitst op in 2 hoofdtakken, waarvan 1 de nier binnendringt via het craniale gedeelte en de ander
langs het caudale gedeelte.
- Deze takken splitsen in het hilusgebied op in de interlobaire arteriën. Deze lopen doorheen de
nierpyramiden.
- In het grensgebied tussen de cortex en de medulla vertakken de interlobaire arteriën in aa. arcuatae
(boogarteriën). Deze arteriën verlopen evenwijdig aan het nieroppervlak en zijn eindige arteriën
(zullen niet gaan anastomoseren).
- Op regelmatige afstand ontspringen uit de boogarteriën de aa. radiatae (interlobulaire arteriën). Deze
dringen de cortex binnen en zijn loodrecht op het nierkapsel gericht.
- De vaten gaan vervolgens verder als vas afferens naar een glomerulus, waaruit zij weer vertrekken als vas
efferens.
- Van hieruit loopt het bloed verder naar capillairen rondom de tubuli; de peritubulaire capillaire plexus die
uitmondt in de v. interlobularis.
- Uit de efferente arteriën van de juxtamedullaire glomeruli ontspringen vervolgens de vasa recta (dunne
rechte vaten.
- De peritubulaire capillairen van de buitenste schors komen samen in de vv. stellatae en vervolgens de vv.
interlobulares.
- Deze lopen verder in de vv. arcuratae, welke doorlopen in de vv. interlobares.
- De bloedstroom van de nier eindigt in de v. renalis.

12. Bespreek de functionele histologie van de bloed-luchtbarrière.

De lucht in de alveoli wordt van het hemoglobine in de RBC gescheiden door:
- Een laag surfactant
- Het alveolaire epitheel
- De lamina basalis van het epitheel
- Interstitieel BW
- De lamina basalis van het endotheel van de longcapillairen
- Het endotheel van de longcapillairen
- Het bloedplasma
- Het celmembraan van de RBC

Zuurstof uit de alveolaire lucht diffundeert naar de erytrocyten waarin het wordt gekoppeld aan hemoglobine.

Koolstofdioxide diffundeert in tegengestelde richting.

Gasuitwisseling: wordt verzorgd door de alveolen. Dit zijn zakvomige uitstulpingen van de bronchiolus
respiratorius (= overgang tussen het geleidende deel en het respiratoire deel). Rondom de alveolen bevinden
zich longcapillairen.

Bloed-luchtbarrière: het bloed mag niet migreren naar de alveolen, maar de zuurstof in de alveolen moet wel
kunnen migreren naar het bloed.

13. Bespreek de functionele histologie van de bronchiaalboom.

Geleidende deel:
- BRp / bronchi principales: pseudomeerlagig trilhaarepitheel met slijmbekercellen
- BRl / bronchi lobares: pseudomeerlagig trilhaarepitheel met slijmbekercellen
- BRs / bronchi segmentales: pseudomeerlagig trilhaarepitheel met slijmbekercellen
- B / intralobulaire bronchioli: pseudomeerlagig trilhaarepitheel met Clara cellen
- Bt / bronchioli terminales: eenlagig cilindrisch trilhaarepitheel met Clara cellen

Respiratoir deel:
- Bronchioli respiratori: eenlagig kubisch epitheel met Clara cellen + elastine BW vezels + kruisgewijs lopende
spiervezels
- Ductus alveolaris: eenlagig kubisch epitheel + elastine BW vezels + enkele gladde spiercellen
- Alveoli pulmonales: pneumotcyten type I (zeer dunne plaveiselcellen) + pneumocyten type II (kubische cellen,
produceren surfactant)

14. Bespreek de ortho- en parasympatische innervatie van de bronchiolen.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur StudantBMW. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €15,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

64438 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€15,49  13x  vendu
  • (5)
  Ajouter