ARCHITECTUUR IN CONTEXT B: GESCHIEDENIS VAN DE STEDENBOUW
Hoofdstuk 1: Wat is een ‘stad’? Wat is ‘verstedelijking’? En wat is ‘geschiedenis van de
stedenbouw’?
Een poging tot begripsbepaling.
1.Wat is een stad?
Steden zijn er in alle soorten, maten, groottes en verschijningsvormen.
In de literatuur veel omschrijvingen en pogingen tot definitie van een stad, maar weinige zijn echt
bruikbaar: eens ligt het accent op het juridische, dan weer op de grootte, of op de economische of
politieke betekenis. Een ‘totaalpersectief ontbreekt.
Welke gemeenschappelijke kenmerken kunnen we eruit distilleren?
Kernwoorden:
• Winkels
• Transport: (openbaar) vervoer = trein, tram, bus
• Cultuur: toerisme/monumenten/..
• drukte
• ziekenhuis
• universiteit/hoge school/middelbare school
Het beschrijven wat er is, wat zijn criteria?
• Voorzieningen die op een bepaalde plek aanwezig zijn: hoeveel + hoeveelheid per
oppervlakte
Bv. Vlaanderen = één stad: ja enorm veel faciliteiten/nee de intensiteit van de faciliteiten is
enorm laag
1.1. Wat is nu wel degelijk een stad?
Cultuurgeschiedenis: Lewis Mumford, ‘What is a City?’ (1937)
• “The city in its complete sense (…) is a geographic plexus, an economic organization, an
institutional process, a theater of social action, and an aesthetic symbol of collective unity.
The city fosters art and is art; the city creates the theater and is the theater. (…)”
Vijf criteria op te bepalen wat een stad is:
1. Ligt op een bepaalde plek om een bepaalde reden
Bv. Gent ligt hier omwille van de schelde/Brugge ligt daar omwille van de zee (nu niet
meer)
2. Economische band
3. Institutioneel proces: functioneert doordat alle individuen die hier wonen elkaar
respecteren overeenkomst/geven de macht om iemand over ons te laten waken
4. Theater van sociale actie: emoties verbinden een stad (herinneringen) =
decor/toneelstuk van wat er tussen de mensen afspeelt
5. Symbool van collectieve eenheid: elke stad heeft een symbool (gebouw/plek) wordt
gerecreëerd doorheen de tijd
• “Social facts are primary, and the physical organization of the city (…) must be subservient to
its social needs”
= Als we de stad willen bestuderen moeten we niet kijken naar het bebouwde gedeelte,
maar naar de mensen die er wonen
,Deze definitie van Mumford is ook een kritiek: ze is vooral van toepassing op de Middeleeuwse stad,
die hij als het ideale stadsmodel zag. In de moderne metropolis grote metropolen van zijn tijd vond
Mumford deze sociale en culturele kwaliteiten niet terug – integendeel.
Sociologie: Louis Wirth, ‘Urbanism as a Way of Life’ (1938)
• “While the city is the characteristic locus of urbanism, the urban mode of life is not confined
to cities. For sociological purposes, the city is a relatively large, dense and permanent
settlement of heterogenous individuals”
• “The city is not only in ever larger degrees the dwelling-place and the workshop of modern
man, but it is the initiating and controlling center of economic, political, and cultural life that
has drawn the most remote parts of the world into its orbit and woven diverse areas,
peoples, and activities into a cosmos.”
De essentiële karakteristieken van een stad (in vgl met andere nederzettingsvormen, zoals het dorp)
en of/hoe die het gedrag van de stedelingen beïnvloeden
1. relatief grote nederzetting (geen cijfers)
2. de intensiteit
3. Permanent: lange duur
4. Verschillende mensen/verschillende achtergronden (heterogeen)
In een omgeving met deze vier kenmerken ontstaat er een manier van leven die anders is in
nederzettingen die deze kenmerken niet bevatten
• Op schaal van de planeet stellen we vast dat er steeds meer mensen in een stedelijke context
wonen ‘urban way of life’ overnemen vroeger wat het de landbouw, nu de steden
Een stad/verstedelijking is m.a.w. niet alleen een ruimtelijk fenomeen maar heeft ook culturele en
sociale gevolgen!
2.Verstedelijking
2.1.Wat is verstedelijking?
“On the most straightforward level, urbanization describes a shift in the composition of the
population. The fraction living in towns grows in relation to the fraction that
remains rural. In practice, though not as a matter of logical necessity, the shift involves a flow of
people from rural to urban habitats” (Hohenberg & Lees, The Making of Urban Europe, p. 17)
• Verstedelijking beschrijft een verschuiving in de compositie van de bevolking
betekent niet meer dat mensen fysiek verhuizen van landbouw naar steden, maar mensen
blijven op de plaats wonen maar hebben een soort van eigen stedelijke leefomgeving
ontwikkeld
De stad komt naar de mens ipv dat de mens naar de stad komt
Steeds meer mensen leven van industrie en diensten, steeds minder van landbouw het voedsel
voor een stad moet van ver komen: te kort aan transport voor dit De druk op de omgeving wordt
groter
• Mensen worden afhankelijk van de logistiek = gevolg van de verstedelijking
Voorbeeld:
Vier beelden van Mumbai (India), met 25 miljoen inwoners de 4e grootste stedelijke agglomeratie
ter wereld, die de gevolgen/uitdagingen van snelle verstedelijking goed samenvatten:
• (kans)armoede
• lucht- en watervervuiling
• duurzaam transport
• impact op de (natuurlijke) omgeving
, Ontwrichting = te snelle verstedelijking): te veel mensen verhuizen naar de stad hopen op een
betere toekomst
Mensen zijn arm, kunnen niet wonen in het centrum van de stad belanden aan de rand, maar werk
is wel in het centrum gevolg: de druk in de omgeving in onhoudbaar
3.De geschiedenis van de stedenbouw?
= (studie van de) interactie tussen bebouwde omgeving en de politieke, sociale, technische,
wetenschappelijke, culturele, …, aspecten van haar inrichting
= een discipline op de grens van de sociale en de exacte wetenschappen, de planologie en de
architectuur
Perspectieven op de stedenbouw
• Morfologische invalshoek
Stad als een ruimtelijk artefact: zoeken naar patronen in ontstaan, ontwikkeling en
planning.
• Socio-culturele invalshoek
De stad als ruimtelijke neerslag van maatschappelijke verhoudingen en (politieke)
ideologieën: stedenbouw en planning als instrumenten van macht
• Stedenbouw als discipline
Aandacht voor het denken en discours over de stad: de bebouwde omgeving als
wetenschappelijk, artistiek en sociaal studie-object
Waarom?
• Gordon Childe, ‘The Urban Revolution’ (1957)
• Marxistische benadering:
Geschiedenis evolueert in ‘sprongen’ (‘revoluties’)
Materialisme: focus op economie, industrie, landbouw
• 3 ‘revoluties’ of ‘paradigm shifts’ i/d evolutie van de menselijke beschaving:
Plotselinge ingrijpende gebeurtenissen die in een korte tijd tot nieuwe situaties lijden:
omwentelingen
1. Neolitische revolutie: van nomadische jagerscultuur naar sedentaire, agrarische
bestaansvorm.
2. ‘Urban revolution’ (3500-1500 BC): ontstaan van een complex, hiërarchisch
maatschappijsysteem gebaseerd op productie en handel
Volgens Childe is de stad product én katalysator van menselijke beschaving: dit type
nederzetting heeft een beslissende rol gespeeld in de ontwikkeling van onze
maatschappij geschiedenis van de stedenbouw geeft een bijzonder inzicht in de
menselijke beschavingsgeschiedenis
3. Industriële revolutie (19e eeuw): grootschalige transformaties door mechanische
productie en distributie
Plattelandsvlucht: steden worden industriële productiecentra vol fabrieken