2.3 Stabiliteit ......................................................................................................................................... 32
3. Zenuwen: N. Ulnaris & N. Radialis......................................................................................................... 36
3.1 N. Ulnaris........................................................................................................................................ 36
3.2 N. Radialis ...................................................................................................................................... 37
3.3 Conclusie ........................................................................................................................................ 38
4. Stijfheid: stijve elleboog .......................................................................................................................... 39
4.1 Elleboogstijfheid ............................................................................................................................. 39
4.2 Klinische evaluatie van een stijve elleboog .................................................................................... 39
4.3 Behandeling stijve elleboog ............................................................................................................ 39
4.4 Conclusie stijve elleboog ................................................................................................................ 40
5. Elleboog instabiliteit ................................................................................................................................ 41
5.1 Acute instabiliteit ............................................................................................................................ 41
5.2 Chronische elleboog instabiliteit..................................................................................................... 42
5.3 Mediaal elleboog letsel ................................................................................................................... 43
6. Tendinopathie .......................................................................................................................................... 45
6.1 Tenniselleboog ................................................................................................................................ 45
6.2 Golferselleboog............................................................................................................................... 47
6.3 Biceps peesscheur ........................................................................................................................... 47
6.4 Triceps ruptuur................................................................................................................................ 49
7. Elleboog fracturen ................................................................................................................................... 50
7.1 Radiuskop fracturen ........................................................................................................................ 50
7.2 Proximale ulna letsel ....................................................................................................................... 51
7.3 Olecranon fractuur .......................................................................................................................... 51
7.4 Processus coronoideus fractuur....................................................................................................... 52
7.5 Terrible triad ................................................................................................................................... 52
7.6 Distale humerus fractuur ................................................................................................................. 52
8. Elleboog artroscopie ................................................................................................................................ 53
Les 5: Laterale elleboog tendinopathie = tenniselleboog (K. Kuppens) ............................................................... 54
1. Casus tenniselleboog ............................................................................................................................... 54
1.1 Laterale elleboog tendinopathie ...................................................................................................... 54
1.2 Wat weten we over tendinopathie? ................................................................................................. 54
Les 6: Pols en hand (Prof. Verstreken) ................................................................................................................. 62
1. Polsproblemen bij sporters ...................................................................................................................... 62
1.1 Scaphoid fractuur ............................................................................................................................ 63
1.2 Ligamentaire letsels van de pols ..................................................................................................... 64
1.3 Ulnaire letsels van de pols .............................................................................................................. 67
2. Handproblemen bij sporters..................................................................................................................... 68
2
,Theorie bovenste extremiteiten K. Meyvis
Les 1: Schouder (Prof. Verborgt)
1. Schouder instabiliteit
1.1 Relevante anatomie
Wat zijn belangrijke kenmerken van het schoudergewricht?
- = het meest mobiele gewricht van het lichaam vb. hand naar overal brengen
- = het meest instabiele gewricht
Leg de mismatch van het schoudergewricht uit?
- Reden voor deze mismatch = een grote humerale kop oppervlakte t.o.v. het glenoid.
- = een factor 3 verschil → grote mobiliteit en grote instabiliteit bij bepaalde patiënten.
Hoe komt dat het schoudergewricht niet onmiddellijk luxeert bij elke beweging?
- De humerus kop rust op het glenoid → niet direct een luxatie ontstaan bij elke beweging.
- Reden: er zijn een aantal statische stabilisatoren aanwezig.
Wat zijn statische stabilisatoren van het schoudergewricht?
- Kraakbeen: zorgt voor een betere match tussen convexiteit kop en platte glenoid.
- Labrum
→ Geven het schoudergewricht een betere congruentie.
- Kapsel
- Ligamenten: inferieur glenohumeraal ligament (posterieur, anterieur en mediaal)
Wat is het inferieur glenohumeraal ligament. Welke rol heeft het in de schouder?
- = een hangmat met een voor- en achterzijde. De kop hangt in de hangmat t.o.v. het glenoid.
- Zorgt voor de stabiliteit van de schouder!
o In neutrale positie = ligament is ontspannen.
o Arm in exorotatie = ligament aan de voorkant (anterieur) spant op.
o Arm in endorotatie = ligament aan de achterkant (posterieur) spant op.
- Hierdoor ontstaat er geen luxatie van de schouder bij elke rotatie beweging!
Vb. een sporter die zijn schouder luxeert:
- Reden: het ligamentaire complex is volledig gescheurd aan de glenoidale zijde.
- Dit geeft blijvende problemen.
3
, Theorie bovenste extremiteiten K. Meyvis
Wat is een bankart letsel?
- = indien het glenohumeraal ligament loskomt van het glenoid.
- Het glenohumeraal ligament scheurt los van het glenoid → luxatie schouder.
Wat zijn de dynamische stabilisatoren van het schoudergewricht?
- Actieve contractie van de rotator cuff → kop wordt continu tegen het glenoid aangedrukt
- Correct scapulothoracaal ritme
- = gewricht compressie
Welke 2 structuren mogen we zeker niet vergeten bij het schoudergewricht?
- Scapula: houdt de kop op zijn plaats
o Instabiele scapula kan leiden tot een instabiele schouder
o Het is dan een scapulothoracaal probleem
- Clavicula
1.2 Klinische onderzoek
Wat is de klinische classificatie van een instabiele schouder?
- Volledige luxatie (dislocatie) of subluxatie?
o Luxatie: kan je zelf NIET reduceren
o Subluxatie: kan je zelf wel reduceren
- Richting instabiliteit: anterieur (meestal), posterieur of multidirectioneel
- Moment instabiliteit: acuut, recurrent of chronisch (locked)
- Ontstaan: trauma of niet-traumatisch (door repetitieve bewegingen)
- Met OF zonder laxiteit
- Voluntair OF in-voluntair (sommige kunnen hun schouder zelf luxeren vb. voor aandacht)
Hoe ziet het klinisch onderzoek eruit van een instabiele schouder (wat ga je onderzoeken)?
- Volledige ROM actief en passief onderzoeken + rotator cuff testen:
o In normale omstandigheden moet de ROM volledig zijn in alle richtingen
▪ Elevatie, exorotatie en endorotatie
▪ Moet symmetrisch en volledig zijn
▪ De kracht van de RC-pezen moet normaal zijn!
o Vb. patiënt met asymmetrische actieve en passieve exorotatie
▪ DD: Frozen shoulder
▪ Diagnose: Locked posterieure dislocatie (luxatie)
o Vb. patiënt met asymmetrische passieve exorotatie (overmatig aanwezig)
- Laxiteit en instabiliteit:
o Laxiteit:
▪ Eerder normaal, niet pathologisch
▪ Persoonlijk kenmerk vb. Kim Clijsters
▪ Hyperlaxiteit → instabiliteit
o Instabiliteit:
▪ Pathologisch
▪ In 1 of meerdere richtingen
▪ Soms in een (hyper)-laxe schouder
o Vb. anterieure hyperlaxiteit (exo > 85°)
o Vb. anterieure en posterieure instabiliteit:
- Scapulaire beweging:
o Enkel een probleem t.h.v. scapula is mogelijk bij instabiele schouder
→ ALTIJD BILATERAAL EN SYMMETRISCH!!
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur karolijnmeyvis. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.