Werkcollege 27/10: H3-6 BE +
H11, 15, 17 MGMT
Hoofdstuk 3 bedrijfseconomie
Vraag 1 (pagina 132)
Bereken voor de volgende investeringen het jaarlijkse afschrijvingsbedrag als er
lineair wordt afgeschreven.
Type Aanschaffingswaarde Levensduur in Restwaarde Jaarlijkse
jaren afschrijving
Drainering 17 500 20 0 875
Witloofschuur 28 000 15 800 1813,33
Plastiekbuizen 1 160 8 0 145
Sproeitoestel 6 160 7 500 808,57
Computer 3 000 3 0 1000
Auto 25 000 5 0 5000
Vraag 2 (pagina 132)
• Bereken voor plastiek buizen met investering van 1.160 € het jaarlijkse
afschrijvingsbedrag
• AP = 8 jaar
• A. Stel de lineaire methode op
Jaar Aanschaffingswaarde Afschrijvin Reeds Nog af Boekwaarde
AW g afgeschreven te
schrijven
1 1.160 145 145 1.015 1.015
2 1.160 145 290 870 870
3 1.160 145 435 815 815
4 1.160 145 580 580 580
5 1.160 145 725 435 435
6 1.160 145 870 290 290
7 1.160 145 1015 145 145
8 1.160 145 1160 0 0
, • B. Stel de degressieve methode op
• (= 2 X lineair AP)
Fiscaal aanvaard degressief:
Voorwaarden:
- Het afschrijvingspercentage is 2 x het lineair afschrijvingspercentage, toe te passen
op het nog af te schrijven bedrag
- Als het lineair afschrijvingsbedrag groter wordt dan het degressieve, moet er worden
overgestapt op het lineair stelsel
- De jaarlijkse afschrijvingskost mag nooit hoger zijn dan 40% van de
Aanschaffingswaarde
- Niet toepassen op rollend materieel en immateriële vaste activa.
Jaar Aanschaffingswaarde Afschrijvin Reeds Nog af Boekwaarde
AW g afgeschreven te
schrijven
1.160 0 1.160 1.160
1 1.160 290 290 870 870
2 1.160 217,50* 507,50 652,50 652,50
3 1.160 163,13 670,63 489,37 489,37
4 1.160 145** 815,63 344,37 344,37
5 1.160 145 960,63 199,37 199,37
6 1.160 145 1.105,63 54,37 54,37
7 1.160 54,37 1.160 0,00 0,00
8 1.160 0,00 1.160 0,00 0,00
*(870- 0)/ 8 x 2
(870-0)/8 = 108,75 x 2 = 217,50
**(489,37-0)/8 x 2
(489,37-0)/8 = 61,17 x 2 = 122,34 minder dan 145 vanaf hier lineair afschrijven!!
Vraag 3
• Bereken voor sproeitoestel met investering van 6.160 € het jaarlijkse
afschrijvingsbedrag
• AP = 7 jaar. De restwaarde = 500 euro
• A. Stel de lineaire methode op
• => 6.160 – 500 = 5.660 => :7 = 808,57 euro
Jaar Aanschaffingswaarde Afschrijvin Reeds Nog af Boekwaarde
AW g afgeschreven te
schrijven
5.660 6.160
1 6.160 808,57 808,57 4.851,43 4.851,43
2 6.160 808,57 1.617,14 4.042,86 4.542,86
3 6.160 808,57 2.425,71 3.234,29 3.734,29
4 6.160 808,57 3.234,28 2.425,72 2.925,72
5 6.160 808,57 4.042,85 1.617,15 2.117,15
, 6 6.160 808,57 4.851,42 808,58 1.308,58
7 6.160 808,57 5.660 0,00 500
B. Stel de degressieve methode op
• (lineaire AP x 2)
Jaar Aanschaffingswaarde Afschrijvin Reeds Nog af Boekwaarde
AW g afgeschreven te
schrijven
0,00 5.660 6.160
1 6.160 1617,14 1617,14 4042,86 4542,86
2 6.160 1155,10* 2772,24 2887,76 3387,76
3 6.160 825,07 3597,31 2062,69 2562,69
4 6.160 808,57** 4405,88 1254,12 1754,12
5 6.160 808,57 5214,45 445,55 945,55
6 6.160 445,55 5660 0,00 500
7 6.160 0,00 5660 0,00 500
*(4542,86 – 500)/7 x 2
(4542,86 -500)/7 = 577,55 x 2 = 1155,10
**(2562,69-500)/7 x 2
(2562,69-500)/7 = 294,57 x 2 = 589,14 minder dan 808,57 vanaf hier lineair
afschrijven!!
Besluit:
Bij de lineaire afschrijving duurt het 7 jaar. Met de degressieve afschrijving is in het 6de jaar
de laatste afschrijving gebeurd (en zelfs met kleiner bedrag)
Vraag 4 – afschrijving degressief
•Stel de afschrijvingstabel op voor onderstaand actief:
• Aanschaffingswaarde: 22.750,00 (btw = 21%). Let er steeds op dat je een
afschrijving altijd doet op een bedrag exclusief btw.
• Degressief afschrijven op 5 jaar
• Restwaarde: 0,00
Jaar Aanschaffingswaarde Afschrijvin Reeds Nog af te
AW g afgeschreven schrijven
1 22.750,00 9.100 9.100 13.650
2 22.750,00 5.460 14.560 8.190
3 22.750,00 4.550 19.110 3.640
4 22.750,00 3.640 22.750 0,00
5 22.750,00 0,00 22.750 0,00
, Vraag 5 – afschrijving lineair
• Stel de afschrijvingstabel op voor onderstaand actief:
• Aanschaffingswaarde: 22.750,00
• Lineair afschrijven op 5 jaar
• Restwaarde: 250,00
Jaar Aanschaffingswaarde Afschrijvin Reeds Nog af te
AW g afgeschreven schrijven
1 22.750,00 4.500 4.500 18.250
2 22.750,00 4.500 9.000 13.750
3 22.750,00 4.500 13500 9.250
4 22.750,00 4.500 18.000 4.750
5 22.750,00 4.500 22.500 250
Vraag 6 – kosten gebouw
• Noem 5 rekeningen (codes MAR) in de jaarrekening die verbonden kunnen zijn aan
het bezit van een gebouw?
• Materiële vaste activa: terreinen en gebouwen (22)
• Schulden op meer en minder dan een jaar (17, 42, 43)
• Financiële kosten/kosten van schulden (intrest)(650)
• Afschrijvingen (630)
• Onderhoud (61)
• Verzekering (61)
• Belasting (KI): andere bedrijfskosten (640/8)
Andere voorbeeldvragen
• Moet je omlopend kapitaal afschrijven? Verklaar je antwoord.
• Stelling: levend kapitaal is een duurzaam, slijtend productiemiddel. Akkoord/niet
akkoord? Verklaar je antwoord.
Een deel van het levend kapitaal is een duurzaam, slijtend productiemiddel, dat bij ieder
productieproces slechts gedeeltelijk vrij komt (bv. een melkkoe ga je gedurende meerdere
jaren gebruiken).
Maar een deel van het levend kapitaal behoort daarnaast ook tot de niet duurzame of
vlottende productiemiddelen, hierbij komt het vermogen na één productieproces in zijn
geheel vrij (bv. in een varkenskwekerij zijn de zeugen een duurzaam slijtend productiemiddel,
maar zijn de biggen, die na enkele weken naar de varkensmesterij gaan, een niet duurzaam
of vlottend productiemiddel).
• Leg uit, in woorden (geen cijfers nodig), hoe je een melkkoe zou waarderen ten
behoeve van de bedrijfseconomische boekhouding van een melkveebedrijf.