CELLEN/WEEFSELS GEVORMD DOOR
ZENUWSTELSEL
Zenuw en neurogliacellen Ectodermale oorsprong
Neurale buis en hersenblaasjes Afgezonderd tijdens de neurulatie
Centraal zenuwstelsel, nerveuze deel van het oog, neurohypofyse Gevormd door neurale buis en hersenblaasjes
Sensorische ganglia maar ook sympathische neuronen, Schwann Gevormd door neurale lijst
cellen, pigment cellen, odonthoblast, meningen en mesenchym
van de kieuwbogen
Reukepitheel Zenuwweefsel
Reukplacoden vormen ganglioncellen in reukepitheel
Germinale laag Cellen die het lumen aflijnen
Mantellaag Deel van de cellen migreert naar perifeer
Marginale laag Axonen die van de neuroblasten komen, komen hier samen
Axonen en dendrieten Gevormd door neuroblasten (stamcellen van de neuronen)
Astrocyten en oligodendrocyten (vormen myelinisatie in de Spongioblasten
mantel en marginale zone) of verlaten ruggenmerg met axon en
worden schwanncellen
Ependymcellen (endotheelcellen van de hersenkamers en het Resterende cellen germinale laag
centrale kanaal van het ruggenmerg)
Vorming ruggenmerg Proliferatie en migratie van de neuroblastcellen in de wand van de
neurale buis gebeurt niet overal even intens
- Voornamelijk zijplaat, met dorsale (vleugelplaat) en ventrale
(basaal plaat) verdikking als gevolg
- Ependymcellen uit dorsale en ventrale deel trekken zich
terug naar centrum, zodat een nauw kanaal ontstaat en
tevens een dorsale en ventrale fissuur vlindermotief
- Ontstaan tijdelijke grens tussen vleugel en basaalplaat,
sulcus limitans, grens tussen sensorische en motorische deel
van de grijze stof
- Einde ruggenmerg komt overeen met de lendenstreek of
sacrum, dus niet helemaal caudaal, praktisch belang voor
epidurale anesthesie
- Groei van zenuwstelsel verloopt trager dan andere weefsels
Spinale zenuwen Axonen
Myelinisatie Schwanncellen
Vliezen rond ruggenmerg Oorspronkelijk de meninx prima uit het mesenchym. Deze splitst in de
- Pia mater, subarachnoïdale ruimte en arachnoïdea uit leptomeninx (binnen) en pachymeninx (buiten)
leptomeninx
- Dura mater uit pachymeninx
1
,Vorming hersenblaasjes Uit de neurale buis
- Prosencephalon (voorhersenen) - Oorspronkelijk 3 hersenblaasjes: prosencephalon,
Uit ventrolaterale wand ontstaan mesencephalon (middenhersenen) en rhombencephalon
de oogblaasjes
Craniaal bilaterale uitstulpingen
worden hersenhemisferen
telencephalon (eindhersenen)
overblijvende onpare mediane
deel diencephalon
(tussenhersenen)
- Rhombencephalon (ruithersenen)
splitst in 2 delen
Metencephalon (achterhersenen)
Myelencephalon (merghersenen)
Hersencortex Bijna alle neuronen migreren naar perifeer
Gyri en sulci (2de helft van de dracht) Plooivorming waardoor er oppervlakte vergroting ontstaat
- Bij ‘lagere’ zoogdieren (ratten, …) sulci zeer beperkt =
lisencephalon (gladde hersenen)
Cerebellum/kleine hersenen Aangemaakt door het dak van het mesencephalon
Plexus choroideus Op sommige plaatsen is het neuraalepitheel gereduceerd tot 1
- Aanmaak cellaag. Hieruit ontwikkelen zicht de verschillende plexus choroidei.
cerebrospinaalvocht - Bloedvaten vanuit het mesoderm dringen in deze cellaag.
- Ontstaan van een polliepachtige structuur, hier wordt vocht
geproduceerd die terecht komt in het ependymkanaal en bij
de hersenen in de ventrikels
Bijniermerg, sympathische of parasympatische ganglia, Neurale lijstcellen
verschillende functie op basis van waar ze migreren Opgedeeld door segmentatie (vorming van de somieten) opgedeeld in
- Kopstreek/cephale neurale lijstcellen 2 groepen
Bindweefsel rond oog en kopzenuw - kopstreek gekoppeld aan kieuwbogen
Ganglia in de kopstreek - ruggenmergstreek: spinale ganglia
Gladde spieren pupil en lens
Bindweefsel van het hoofd
Leptomeninx
Kraakbeen neus, aangezicht, middenoor en nek
Dermis, gladde spieren, aangezichtsvet, deel van
odonthoblast (dentine)
Gliacellen van neuronen
C-cellen schildklier
Neuronen voor ggl gekoppeld aan KB zenuw 7,9,10
- Ruggenmergstreek/ spinale neurale lijstcellen
Leveren alle perifere neuronen: sensibele neuronen
in de spinale ggl en autonome neuronen
motoneuronen ((para) sympathisch)
Spinale ganglion cellen
Autonome motoneuronen
Parasympatische perifere motoneuronen:
liggen corresponderende ggl. Migreren
naar wand viscera (ingewanden (har,
urineblaas). In darm enterische ggl
genoemd
Sympathische perifere motoneuronen:
sommige condenseren in para- en
prevertebrale (pre-aortale) ggl.
- “verdwaalde” neuronale lijstcellen
Melanoblasten pigmentcellen
Leptomeninx
BW, pezen van KB spieren
Deel wand grote arteries
Gliacellen van alle ggl
Schwanncellen
Bijniermerg en andere paraggl
APUD cellen
BEWEGINGSSTELSEL
2
, Skelet, gewrichten, spieren, banden, pezen, … Afkomstig van het mesoderm (kopstreek ook ectoderm (neurale
lijstcellen)
Somieten
Mesenchym (=oerbindweefsel) Afkomstig van mesoderm
- pluripotent (spoelvormige cellen in matrix) - paraxiaal mesoderm somiet
o sklerotoom axiaal skelet
o dermamyotoom
dermatoom (mesenchym)
myotoom: myoblasten (spieren hals, romp, staart, deel
tong)
- neurale lijstcellen + mesoderm in de KB
o kraakbeen larynx, gehoorbeentjes, deel van de
schedel, spieren etc.
- “plaatselijke” mesenchym (mesoderm)
o Been: schedel, ledematen
o Aanleg epimyocard myocard
o Glad spierweefsel rond o.a. bloedvaten, …
o Vorming myoblastemen: spieren ledematen
Fibroblasten ( fibrocyten) = bindweefselcellen mesenchymcellen
Chondroblasten ( chondrocyten) = kraakbeencellen
Osteoblasten ( osteocyten) = botcellen
Myoblasten (myocyten) = spiercellen
Endotheel en bloedcellen
Notochord Uit epiblast geïnvagineerd thv knop van Hensen
- aanvankelijk epitheliale structuur
- cytoplasma + kernen naar periferie
- opgevuld met gelei = chordagelei
cellen vormen membraan = chordaschede
vormen elastisch staafje (steunapparaat)
Skeletsoorten Invertebrata = hulsel rondom het dier
Vertebraten
- exoskelet: verharde structuren van het periderm
o epidermaal (schubben)
o dermaal (beenplaten)
- endoskelet
o inwendige steun
o aanhechting spieren
o 2 delen
Somatisch (axiaal (ribben, wervel,…) en
appendiculair (ledematen;..))
Visceraal
Endoskelet Skeletvormende concentraties in mesoblast (=sklerobastemen)
- Eerst ontstaan voor axiale skelet (beenderen gelegen
rondom de lichaamsas)
- Romp/staartstreek uit sklerotoom
- Kop en ledematen uit plaatselijk mesoblast
Elementen endoskelet bijna allen een kraakbening voorstadium,
behalve sommige beenderen schedel (= fylogenetisch deel van
exoskelet)
Schedel Opgebouwd uit verschillende schedelbeenderen
Ondergaat een intramembraneuze (bindweefsel wordt direct 2 soorten oorsprongen
botweefsel) en enchondrale (bindweefsel wordt eerst kraakbeen - Viscerocranium staat in voor het aangezicht
en dan pas bot) ossificatie - Neurocranium staat in voor hersenschedel
Opbouw schedel neonaat Viscerocranium
- De hersenen van de zoogdieren zijn essentieel omsloten - Uit het mesoblast van de KB (maxilla en mendibula)
door de hersenschedel. De verschillende platte enchondraal
beenderen hiervan versmelten in de vroege jeugd. Dit Neurocranium
om: - Bijdrage lokale mesenchym intramembraneuze ossificatie
3