Deze samenvatting bevat hoofdstukken 7,19,20 en 21. Per paragraaf worden de belangrijkste onderwerpen uitgelegd. De samenvatting is ideaal voor het leren van SE's, maar ook voor het leren van je examen!
BIOLOGIE
H7,19,20,21
Hoofdstuk 7
Paragraaf 1
Eigenschappen
- Basis van eigenschappen die ons mensen maken in chromosomen.
- DNA + omstandigheden = jij
- Fenotype → al je eigenschappen - de uiterlijke en de eigenschappen die te
maken hebben met het functioneren van je lichaam-.
- Genotype → de genen van je DNA. Hier hangt het fenotype vanaf..
- Genoom → de complete genetische samenstelling. (genotype + DNA en
DNA in mitochondriën)
Cholesterol
- Stijging cholesterolgehalte → stijging risico hartinfarct.
- Cholesterol op twee manieren in lichaam: eten, levercellen die cholesterol maken.
- In levercellen, genen actief die cholesterolaanmaak stimuleren. Je genotype heeft
dus invloed op je cholesterolgehalte.
- Verdwijnen door opname lichaamscellen m.b.v. receptoren. Aanmaak receptoren
onder controle van je genotype.
Variatie
- DNA van je chromosomen bevatten genen voor allemaal onderdeel die je lichaam
helpen functioneren.
- Mutaties leiden tot veranderingen in het DNA en daardoor tot variatie in genotypen.
- Allelen → varianten van een gen. Sommige allelen leiden tot receptoren
die vrijwel normaal werken.
- Haplotype → combinatie waarin allelen op één chromosoom voorkomt.
- Omdat je alle chromosomen in paren hebt, heb je dus twee verschillende haplotypen
per chromosomenpaar.
Paragraaf 2
Chromosomenportret
- Analisten gebruiken voor onderzoek foto’s van chromosomen uit de metafase van de
mitose. Hierin zijn alle chromosomen verdubbeld (twee aan twee)
- De analist bepaalt het karotype door de chromosomen in een karyogram op volgorde
bij elkaar te plaatsen. Van groot naar klein.
- Autosomen → de eerste 22 paar.
- Geslachtschromosoom → het 23e paar. Man: XY. Vrouw: XX
- X-chromosoom bevat info over tal van eigenschappen.
- Y-chromosoom bevat slechts enkele genen. Waarvan SRY-gen er een in.
- SRY-gen → stuurt vroeg in de ontwikkeling het geslacht van het embryo de
mannelijke kant op.
- Ontbreken SRY-gen → ontwikkelen vagina, eierstokken, baarmoeder etc.
Te veel of te weinig chromosomen
- Monosomie of trisomie → hierbij is er een chromosoom te veel of te weinig.
Deze afwijkingen ontwikkelen zich bij een fout in de meiose. Het gebeurt
dan dat de homologe chromosomen of chromatiden niet uiteengaan.
- Meeste vormen niet levensvatbaar. Uitzondering: syndroom van Down (extra chr).
,BIOLOGIE
H7,19,20,21
Chromosomale afwijkingen
- Translocatie → wanneer twee chromosomen stukken hebben uitgewisseld
of dat een stuk is verplaatst naar een ander chromosoom. Geen effect op
de drager. Wel effect voor zijn/haar kinderen.
- Translocatie van stukken chromosomen lijkt niet toevallig te zijn. Bepaalde
combinaties treden vaak op, andere nooit.
Verschillen in genotype
- Chromosomen verschillen per persoon.
- Nieuwe combinaties van allelen ontstaan door:
1. Geslachtelijke voortplanting; menselijke geslachtscellen hebben 23
chromosomen, van elk paar één. Recombinatie → herverdelen erfelijk
materiaal.
2. Crossing-over; tijdens meiose worden stukken DNA uitgewisseld door de
homologe chromosomen. Dit betekent dat allelen van ene naar andere
chromosoom overgaan. Combi van allelen op één chromosoom is daardoor
waarschijnlijk anders dan vóór die tijd. Na crossing-over ontstaan
chromosomen met nieuwe allelencombinaties.
Wat karyogrammen niet laten zien
- Genen liggen niet op regelmatige afstand van de chromosomen.
- Cellen kunnen onvoldoende werkzame receptoren maken. Dergelijke genmutaties
zijn niet te zien in een karyogram. Deze zijn daarvoor te klein.
Paragraaf 3
Sproeten
- Eigenschappen kunnen in de loop van de tijd veranderen, zoals sproeten.
Stamboom
- Stamboom → om overzicht te krijgen in de overerving van een bepaalde
eigenschap.
Man Vrouw
- Heeft iemand de in kaart te brengen eigenschap → inkleuren
vierkant/rondje.
- Dominant → hoofdletter. Recessief → kleine letter
- Homozygoot → twee dezelfde allelen.
- Heterozygoot → verschillende allelen.
Monohybride kruisingen
- Monohybride kruisingen → bij dergelijke kruisingen let je slechts op de
allelen en eigenschappen die met één gen te maken hebben.
X-chromosoom
- Doordat mannen maar 1 X-chromosoom bevatten, zijn zij kwetsbaar bij
aandoeningen die veroorzaakt worden door een recessief allel in X-chromosoom.
- Draagsters → hebben de aandoeningen niet, maar kunnen het allel wel
doorgeven.
, BIOLOGIE
H7,19,20,21
Intermediaire overerving
- Intermediair fenotype → LCLB. Hierbij is geen sprake van recessief of dominant
allel: de invloed van beide allelen op het fenotype is even groot.
Twee dominant, één recessief
- Multipele allelen → meer dan twee allelen van een gen.
- Voor bloedgroep: IA, IB en i
- Co-dominant → wanneer beide dominante allelen volledig tot uitdrukking
komen in dat fenotype. (Bloedgroep AB; IAIB)
Niet levensvatbaar
- Letale allelen → allelen die voor een homozygoot individu dodelijk (letaal)
zijn.
Paragraaf 4
Mendel
- P-generatie → ook wel de oudergeneratie. De ouders van de kinderen.
- F1-generatie → het eerste nageslacht van een ouderpaar.
Twee eigenschappen
- Vb. slangen; de genen voor de huidpigmenten liggen op twee verschillende type
chromosomen. Daardoor erven ze onafhankelijk van elkaar over.
- Dihybride kruising → een kruising waarin je let op twee genen en hun
allelen.
Gekoppelde overerving
- Twee genen die samen op hetzelfde chromosoom liggen, erven gekoppeld over.
Tijdens meiose neemt het chromosoom beide genen mee naar dezelfde kant van de
cel. Dus tezamen in een geslachtscel.
- In heterozygote individuen kunnen door crossing-over tijdens de meiose, nieuwe
combinaties van allelen ontstaan.
- De crossing-over heeft een nieuwe koppelingsgroep opgeleverd.
Polygene omgeving
- Heel wat menselijke eigenschappen die polygeen, onder invloed van verschillende
genen, tot stand komen.
- Een fenotype ontstaat onder invloed van het genotype en de invloeden uit het milieu.
- Doordat zowel genotype als milieu een rol spelen, ontstaat er een enorme variatie
tussen mensen.
Genetisch modificeren
- Genetische modificatie → het inbrengen van gewenste allelen in
organismen.
- Ook mogelijk om genen van de ene soort in een andere over te zetten. Dit levert
transgene organismen op. Dit is een organisme dat een vreemd gen afkomstig van
een ander soort organisme in zijn erfelijk materiaal draagt.
Gentherapie
- Ook in geneeskunde zoektocht naar genetische modificatie.
- Artsen bouwen het juiste DNA in bij een (verzwakt) virus, dat dient als vector
(transportmiddel).
- Virus infecteert de cellen van de patiënt en brengt zo het gewenste allel in bij de
patiënt.
- Gentherapie → wanneer het werkzame allel ervoor moet zorgen dat de
defecte cellen weer normaal functioneren.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur liekewalhout. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.