Samenvatting hoorcolleges filosofie 2021
Wijsbegeerte HC1
Introductie
Wat is filosofie?
• Mening of een denkwijze
• Levens- of wereldbeschouwing
• Studie van algemene beginselen
Er bestaan 4 klassieke sub disciplines:
1. Metafysica/ontologie: zijnsleer
2. Epistemologie: kenleer
3. Ethiek: zedenleer
4. Logica: redeneerkunde
Plato & Aristoteles: verwondering als begin en beginsel van de filosofie
Kenmerken van filosofie:
• Houding: afstand, twijfel, vragen, nuance
• Oogmerk: streven naar inzicht, samenhang, theorieën
• Instrumentarium: intuïties, gedachte-experimenten, rationele argumentatie, logische
analyse
Historische evolutie van filosofie:
Oudheid: filosofie vs. mythologie
Middeleeuwen: filosofie vs. religie
Moderniteit: filosofie vs. wetenschap (wetenschap onderzoekt feiten en feitenkennis
ontstaat o.b.v. observaties en experimenten)
Filosofie en economie zijn 2 uiteenlopende disciplines maar kennen ook een overlap
zoals de gelukseconomie en de formele ethiek
Bekende economen die ook filosoof zijn: Adam Smith, Karl Marx, John Stuart Mill, …
We kunnen spreken van 3 dichotomieën:
* Feiten vs. waarden
* Descriptief (beschrijvend) vs. normatief (norm gevormd of gesteld)
* Observatie vs. speculatie
=> Let op! Een economie kan niet helemaal zonder waardeoordelen en onderzoekt ook
zaken die niet observeerbaar zijn
Wijsbegeerte HC2
Logica
Redeneren vs. argumenteren:
• Een redenering is een aaneenschakeling van beweringen waarbij één bewering (de
conclusie) afgeleid wordt uit een of meerdere andere beweringen (de premissen)
,• Een argumentatie is een aaneenschakeling van beweringen waarbij één bewering (het
standpunt) ondersteund wordt door één of meerdere beweringen (de argumenten)
Een redenering: monologisch, doel is intrinsiek (iets afleiden), valt binnen de logica
Een argumentatie: duologisch, doel is extrinsiek (overtuigen), valt binnen de
argumentatieleer
=> Verband: een goede argumentatie veronderstelt een goede redenering en goede
standpunten
Goede argumentatie: deugdelijke argumentatie <=> Goede redenering: geldige
redenering
Ontstaan van de logica: Aristoteles, maakte een onderscheid tussen 2 disciplines:
5. Analytiek -> opbouw en geldigheid van redeneringen onderzoeken
6. Dialectiek -> sluit aan bij de argumentatieleer
Een redenering kun je herkennen door bepaalde indicatoren zoals de premissen en de
conclusie
Er bestaat een inferentieel verband tussen deze: de conclusie wordt effectief afgeleid uit
de premissen
Voorbeeld: “Er is sprake van inflatie want de prijzen stijgen. Als dat laatste gebeurt, dan
daalt de waarde van ons geld”
=> Premissen: “want”
=> Conclusie: er is sprake van inflatie
Er bestaan 3 soorten redeneringen:
• Deductie = logisch afleiden “universeel -> concreet”
• Inductie = veralgemenen “concreet -> universeel”
• Abductie = hypothetisch verklaren “concreet -> concreet”
Verschil tussen een inferentieel en een conditioneel verband:
Een inferentieel verband (“aangezien”, “vermits”) vinden we terug bij een redenering, een
conditioneel verband (“als”, “mits”) zorgt niet perse een afleiding
Vaak wordt een conditioneel verband verkeerd opgevat
Peter Wason: ontwikkelde een selectietaak om aan te tonen hoe mensen denken en hoe
ze zouden moeten denken
Information bias: mensen zijn geneigd om opzoek te gaan naar informatie dat hun
stelling bevestigd en niet zo zeer naar informatie die het weerlegt
Noodzakelijke en een voldoende voorwaarde:
Voorbeeld: “Als je een Belg bent, dan ben je een Europeaan”
“Je bent een Belg” als voldoende voorwaarde voor “Je bent een Europeaan”
WANT “Je bent een Nederlander” klopt ook om te zeggen dat je dan een Europeaan bent
en het is dus NIET noodzakelijk om een Belg te zijn opdat je een Europeaan bent
,“Je bent een Europeaan” als noodzakelijke voorwaarde voor “Je bent een Belg”
WANT “Je bent een Afrikaan” klopt niet om te zeggen dat je dan een Belg bent en het is
dus noodzakelijk om een Europeaan te zijn opdat je een Belg bent
=> Met “Je bent een Belg” = antecedens en “Je bent een Europeaan” = consequens
Begrondende feiten: voorbeelden slide 15
• Analytisch verband
• Empirisch verband
• Temporeel verband
• Oorzakelijk verband
• Conventioneel verband
Geldigheid:
Een goede redenering is dus een geldige redenering (conclusie gegarandeerd door de
premissen)
• Als alle premissen waar zijn, moet volgens de conclusie de garantie ook waar zijn
• Onmogelijk dat als alle premissen waar zijn, de conclusie onwaar is
-> Bij een ongeldige redenering ontbreekt de garantie en kan de conclusie dus onwaar
zijn ondanks alle premissen waar zijn
Geldigheid vs. Waarheid:
Geldigheid heeft betrekking op redeneringen, het is een kwestie van vorm en het is
waarheidsbewarend
Waarheid heeft betrekking op beweringen, het is een kwestie van context en het is waar
of onwaar
P: Premissen C: Conclusie Geldig Ongeldig
Alle P: waar C: waar Kan Kan
Alle P: waar C: onwaar Kan niet Kan
Minstens 1 P: onwaar C: waar Kan Kan
Minstens 1 P: onwaar C: onwaar Kan Kan
Een redenering als ongeldig bestempelen: een tegenvoorbeeld kunnen geven
Een redenering wordt uitgedrukt in volledige zinnen en een redeneervorm wordt
gedeeltelijk of volledig uitgedrukt in symbolen
Er bestaan verschillende logische systemen zoals de traditionele logica, propositielogica
(symbolen zie slide 22)
4 geldige redeneringsvormen: modus ponens, modus tollens, hypothetisch
syllogisme, disjunctie syllogisme (slide 24 en 25)
, Wijsbegeerte HC3
Verklaring
We kunnen een theorie gebruiken om een verklaring te geven i.p.v. louter iets te
beschrijven
Een verklaring wil aangeven waarom iets is (signaalwoord: omdat)
Een beschrijving wil iets omschrijven (signaalwoord: dat)
We kunnen fenomenen verklaren -> een fenomeen moet vaststelbaar zijn,
wetenschappelijke interesse opwekken, uit data afleidbaar zijn, herhaalbaar (type) of
uniek (token) zijn
Wanneer men een wetenschappelijke verklaring wilt geven stelt ze “waarom” vragen
Explanandum = hetgeen dat verklaart moet worden
Explanans = datgene wat verklaart
We proberen een hypothetische verklaring te bieden = abductie
Probleem met abductie:
• Concreet -> concreet
• Contextgebonden waarschijnlijkheid
=> Er is dus geen zekerheid wat maakt dat het deductief geen geldige reden kan zijn
De wetenschap gaat opzoek naar wetmatigheden
Wetten:
7. Logisch: formele waarheden (noodzakelijk)
8. Juridisch: stelsel van rechtsregels (conventioneel)
9. Wetenschappelijk: universele generalisaties (contingent)
Aristoteles gebruikt de logica om er wetenschappelijke kennis uit te destilleren, zowel
deductief als axiomatisch
Moderniteit: we willen verificatie, bevestiging
Deductie is niet de manier om aan wetenschappelijke kennis te komen maar inductie
=> Francis Bacon, o.b.v. observaties en experimenten
Problemen met inductie: statistische waarschijnlijkheid (≠ zekerheid), circulaire
rechtvaardigheid
Falsificatie = het opzoek gaan naar een weerlegging
=> Karl Popper, o.b.v. hypotheses en corroboraties
Hij gebruikt ook deductie als wetenschappelijke methode
Het deductief-nomologisch model om wetenschap te verklaren van Carl Gustav Hempel
en Paul Oppenheim
= een deductieve afleiding van het explanandum uit het explanans dat moet bestaan uit
wetmatigheden en randvoorwaarden
Kunnen we het model gebruiken als model voor verklaring?
Nee, het wordt niet meer aanvaard, er zijn enkele problemen met het model: