- Zachary: 810-812, 818, 837-838, 864-867, 869-870, 890-891
Wc1
Voorbereiding
Oligodendrocyten (oligodendroglia) komen voor als 2 typen:
1. Interfasciculair – deze myeliniseren axonen.
2. Satelliet – deze reguleren het perineurale micromilieu.
Oligodendrocyten hebben lange myelinescheden & lijken histologisch op lymfocyten. Ze zitten vooral in de
witte en grijze stof. Volwassen oligodendrocyten zijn klein en hebben een hyperchrome nucleus.
Interfasciculaire oligodendrocyten liggen in parallelle rijen langs axonen. Bij functiestoornis van deze cellen,
zoals bij CDV-infectie, kan primaire demyelinisatie veroorzaken. Oligodendrocyten beïnvloeden ook
maturatie & onderhoud van axonen & remmen regeneratie van bestaande axonen.
Perineurale satelliet-oligodendrocyten liggen naast cellichamen en naast bloedvaten in de grijze stof. Bij
verstoring reageren ze d.m.v. proliferatie & hypertrofie (satellitose).
Wallerian degeneration (Wallerse degeneratie) is een
necrosepatroon van axonen & myelinescheden.
Focale schade aan een zenuwvezel leidt tot verstoord
axonaal transport wat leidt tot segmentale
axonzwelling (spheroids). Uiteindelijk degenereert
het myeline → vacuole-vorming waarin macrofagen
Lengte-
infiltreren om het myeline- en axonpuin op te
ruimen. In het cellichaam van het beschadigde axon Normaal neuron. Het granulaire doorsnede
vindt zwelling plaats en verdwijnt de centrale Nissl- donkerdere materiaal in het Centrale gezwollen
substantie (centrale chromatolyse). cytoplasma is de Nissl-substantie. chromatolyse axon
Neonatale septicemie betreft vaak E. coli, Streptococcus spp., Salmonella spp., Pasteurella spp., en
Haemophilus spp. Endotoxinen leiden tot secretie van cytokinen, waardoor neutrofieladhesie,
endotheelschade aan de BHB, en vasculitis ontstaan, leidend tot hersenoedeem en verhoogde intracraniale
druk. De pathogenen produceren een fibropurulente ontsteking van één of meer van de volgende:
hersenvliezen, plexus choroideus, ependym, en andere hematogene predispositieplaatsen.
De porte d’entrée kan oraal, umbilicaal, chirurgisch, of respiratoir zijn, maar de verspreiding naar het CZS
vindt hematogeen plaats. Macroscopische laesies omvatten: stuwing, bloeding, troebeling van de
hersenvliezen, en fibrine in de ventrikels.
M.u.v. Salmonella spp. ontstaan er fibrinedeposities en infiltratie van neutrofielen rondom de vaten in de
vliezen, plexus choroideus, en (sub)ependym (ependym = endotheel van de ventrikels).
Bij Salmonella spp. zijn er meestal meer macrofagen en lymfocyten → histiocytaire of granulomateuze
ontsteking. Er is ook vaak bijkomende vasculitis, trombose, bloeding, en necrose bij Salmonella spp.
Haemophilus parasuis veroorzaakt ook vaak leptomeningitis, polyserositis, en polyartritis bij biggen.
Trauma aan het CZS komt door fysieke schade, zoals compressie, rek, en/of laceratie van neuronen/
axonen. Deze schade kan ook de bloedvaten in het CZS en de hersenvliezen kapot maken.
Diffuse hersenschade (bijv. hersenschudding) ontstaat door acceleratie/deceleratie van het hele CZS. Dit
treft dan neurale uitsteeksels, cellichamen, transmittermechanismen, macrogliacellen, en bloedvaten.
Bij diffuse axonschade heeft een kracht de axonen van een gemyeliniseerde zenuw kapot gemaakt. Door
membraanverstoring kunnen ionen vrij stromen & zal door excitotocixiteit de cel sterven.
De hoeveelheid ruimte tussen het ruggenmerg en de wand van het wervelkanaal bepaalt de mate van
schade bij oedeem of compressie bij tussenwervelschijfherniatie. Cervicaal is deze ruimte groter, waardoor
hernia’s hier minder snel ernstige schade veroorzaken.
De hersenen hebben wat speling in de schedelholte, waardoor ze bij snelle acceleratie/deceleratie tegen de
wand van de schedelholte kunnen komen.
,Concussie is gekenmerkt door tijdelijk bewustzijnsverlies met herstel na trauma. Diffuse concussieve
beschadigingen komen minder vaak bij dieren voor, omdat het marge tussen een concussieve en een fatale
impact vrij klein is. Hoe kleiner de hersenen zijn, hoe minder gevoelig ze voor roterende krachten zijn.
Diffuse hersenschade leidt vaak niet tot macroscopische laesies. Microscopisch kan diffuse axonschade
aanwezig zijn met axondegeneratie, mogelijk gevolgd door Wallerse degeneratie. Ernstigere diffuse
hersenschade kan zwelling van de hersenen veroorzaken door vasodilatatie, wat ook tot oedeem leidt.
Spinale concussie is een direct tijdelijk functieverlies van het ruggenmerg na trauma. Vaak is er geen
bijkomende schade aan de ruggenwervels. Het is vaak tijdelijk, maar kan bij heftig trauma permanent zijn.
Contusie (kneuzing, ‘bruising’) gaat gepaard met ruptuur van bloedvaten, en in het cerebrum geeft dit
macroscopische laesies zoals bloeding. Dit kan leiden tot bewusteloosheid & sterfte. Contusie kan tot
verscheuring van het CZS-weefsel leiden, waardoor necrose op zal treden.
Een coup contusie bevindt zich bij de plaats van impact, en een contrecoup contusie aan de andere kant
van de plaats van impact. Bij de heftigste trauma’s zijn beiden aanwezig.
Een impact op een stationair (beweegbaar) hoofd leidt tot een cerebrocorticale coup onder de
impactlocatie. Een impact op een bewegend hoofd (bewegend voor de impact) tegen een stevig
achtergrondoppervlak leidt tot een cerebrocorticale contrecoup contusie.
Een val van grote hoogte en het pletten van de schedel tussen 2 krachten leidt meestal niet tot contrecoup
laesies.
Bij evaluatie van ruggenmergtrauma moet ook gelet worden op de wervelkolom en spinale wortels. Bij
contusie in het wervelkanaal treedt bloeding & necrose op.
Cervicale stenotische myelopathie (wobbler syndroom) is wervelkanaalstenose van de
cervicale wervels waardoor compressief wervelkanaaltrauma optreedt. Vooral jonge
snelgroeiende paarden & honden ontwikkelen dit. Macro- en microscopische laesies Dwarsdoorsnede
komen overeen met die van een tussenwervelschijf-hernia. De ernst hangt af van de stenotische wervel
snelheid en mate waarmee de compressie op het wervelkanaal werkt. Als de compressie
langzaam ontwikkelt wordt dit beter getolereerd. Snelle compressie leidt tot hypoxische ischemie, necrose,
en directe axonschade. Laesies van de axonen en myelinescheden leiden tot Wallerse degeneratie &
necrose van de grijze en/of witte stof.
Microscopisch is er initiële axonzwelling & necrose waardoor de CZS-architectuur verloren gaat.
Uiteindelijk wordt de necrose opgeruimd en blijft een cystische ruimte over, mogelijk omgeven
door wat astrocytose & astrogliose. Bij het traumagebied zijn alle gebieden witte en grijze stof
aangetast & vaak necrotisch als de compressiekracht groot genoeg is. Rostraal van de laesie is de
degeneratie gelimiteerd tot de ascenderende tracts dorsaal; caudaal van de laesie is de degeneratie
gelimiteerd tot de descenderende tracts ventrolateraal. Wallerse degeneratie kan veraf van de
laesie teruggevonden worden bij axonen die bij de laesie zijn betrokken.
Bij het paard wordt cervicale stenotische myelopathie onderverdeeld in:
- Cervicale statische stenose – deze dieren zijn vaak 1-4j en hebben compressie van C5-C7 door Cervicale
verkregen dorsale of dorsolaterale vernauwing. vertebrale
- Cervicale vertebrale instabiliteit – deze dieren zijn vaak 8-18mnd en hebben compressie van instabiliteit; Het
C3-C5 wanneer de nek naar beneden wordt gehouden. ruggenmerg is
Bij de hond wordt het wobbler syndroom (vertebrale instabiliteit; vertebrale subluxatie; cervicale nauwer is op de
spondylolisthese) genoemd. Veel rassen kunnen het krijgen, maar Dobermann pinschers en Deense plek van
doggen zijn sterk gepredisponeerd. Vaak zijn wervels C5-C7 betrokken, maar bij de Basset hound is compressie.
vaak C3 betrokken.
Canine distemper wordt door een morbillivirus (Paramyxoviridae) veroorzaakt & is pantrofisch met
voorkeur voor lymfoïd-, CZS- en epitheelweefsel. In het CZS ontstaat demyelinisatie met weinig ontsteking.
CDV wordt via aerosolen verspreid en komt in de neusconchae terecht waar het in de mucosa lokale
macrofagen infecteert en zo naar de (retrofaryngeale) lymfeknopen spreidt. Na replicatie ontstaat primaire
viremie en infectie van systemische lymfeknopen, de milt, en de thymus. Door immunosuppressie kan
secundaire bacteriële infectie optreden. ~6d post-infectie gaat bij de secundaire viremie het virus via
leukocyten naar het CZS en epitheel van de luchtwegen, blaas, en GI-kanaal. Alle CZS cellen, m.u.v.
oligodendrocyten, zijn vatbaar. Na infectie kunnen ruwweg 3 dingen gebeuren: (1) er ontwikkelt op tijd
,systemische afweer, (2) encefalomyelitis t.g.v. immunosuppressie (vaak
letaal), of (3) subacute chronische ontsteking/demyelinisering van witte
en een beetje grijze stof.
Door infectie van de epitheelcellen en macrofagen van de plexus
choroideus wordt het virus uitgescheiden in de liquor in geïnfecteerde Acute polioencefalomyelitis. Er is
macrofagen, waarmee het ependymcellen van het hele ventrikelsysteem neuronnecrose (pijlen) & oedeem.
kan infecteren. Vanuit de ependymcellen spreidt het lokaal naar
astrocyten & microgliacellen.
Microglia en gerekruteerde bloedfagoycten ruimen de
myelinefragmenten op.
Ontstekingsmediatoren leiden tot uitbreiding van de initiële laesies &
kunnen necrose veroorzaken.
Er is karakteristieke witte stof-vacuolisatie in H&E-kleuring.
Macroscopische laesies zijn zichtbaar in het cerebrum, de pedunculi van
het cerebellum, medulla oblongata, medullaire velum, n. opticus,
ruggenmerg, en meningen.
Microscopische laesies, naast demyelinisatie, bestaan uit status Acidofiele insluitlichaampjes (pijlen) in astrocyten.
spongiosus, astrocytaire hypertrofie, en hyperplasie, verminderde oligodendrocyten, en variabele
neurondegeneratie. Insluitlichaampjes zijn, zeker in astrocyten, goed zichtbaar. Een laat stadium van
demyelinisatie wordt gekenmerkt door perivasculaire cuffing, leptomeningitis, en choroïditis.
Neurologische verschijnselen van CDV zijn: convulsies, clonische krampen, tremor, cirkelbewegingen,
hyperesthesie, paralyse, en blindheid.
De hersenvliezen
(meningen)
bevatten
bloedvaten &
bestaan uit dun
bindweefsel en
enkele ontstekingscellen: lymfo’s, plasmacellen, & macrofagen. Onder
de meningen begint de grijze stof van het cerebrum.
(rechts) Het cerebellum bestaat ook
uit grijze stof (korrellaag), gevormd
door neuronen en dendrieten van de
neuronen. De witte stof.
(Links) De grijze stof bestaat uit grote
en kleine neuronen. De witte stof
bestaat uit axonen met
myelineschede, oligodendrocyten
(vormen myelineschede),
microgliacellen (macrofagen), en
astrocyten (soort fibroblast). Gaten kunnen artefacten zijn, of komen door demyelinisatie.
Met gliacellen worden oligodendrocyten, astrocyten, en microgliacellen bedoeld.
(Links) grijze stof: neuronen bestaan uit
een lichaam met dendrieten en een
axon. Verspreid liggen gliacelkernen.
(Rechts) witte stof: myeline is m.n. vet,
wat oplost bij het maken van de coupe.
Myelinerestanten blijven over met het
axon. Er zijn enkele microgliakernen.
, Werkcolleges
Casus 1
Een kalf trilt over het hele lichaam en is wel alert. Het kalf sterft en
wordt bij sectie aangeboden. De staart is besmeurd met dunne gele
feces. Het is geen meconium, want dan zou je gele dikke klodders
verwachten. De navelstreng, die nog aanwezig is, is verwijd, focaal
hyperemisch, en gevuld met purulent exsudaat.
Morfologische diagnose: acute ernstige diffuse purulente omphalitis.
De carpaalgewrichten zijn ingesneden. De carpi bevatten fibrinopurulent exsudaat.
Het synoviaalmembraan is hyperemisch & verdikt (normaal 1mm & wit).
Het oog bevat pus in de voorste oogkamer (tussen iris/pupil & cornea)(hypopyon). De
troebeling heeft geen strakke rand & zit dus vóór de
pupil.
De nieren zijn bleek en gezwollen. De renculi horen
tegen elkaar aan te liggen, maar de randen bollen hier
van elkaar af. Er zijn multifocaal bleke expansieve
haarden. Het lichaamsvet tussen de renculi is normaal.
De haarden komen doordat septische embolieën in de
glomeruli en capillairen vastlopen.
(rechts) de meningen zijn verbreed & celrijk. De bloedvaten
zijn ook verwijd & bloedrijk → hyperemie. Ook is er bloeding.
(links) de meningen bestaan normaal
uit veel fibrine. Nu zijn er veel
neutrofiele granulocyten, en enkele
lymfocyten, plasmacellen, en
macrofagen.
De neutrofielen infiltreren de cortex. Er zijn ook enkele
capillairen omgeven door ontstekingscellen → cuffing.
Morfologische diagnose: acute ernstige diffuse fibrinopurulente meningoencephalitis.
Het waarschijnlijke agens is E. coli gezien het kalf <1wk is. Bij oudere dieren zouden ook Salmonella spp.,
coronavirussen, of rotavirus mogelijk zijn.
Casus 2
Een hond (6mnd) vertoont gestoorde motoriek, loopt ongecoördineerd,
en heeft moeite met gericht springen. De hond verslechterd en wordt
geëuthanaseerd. De hond had een purulente rhinitis & purulente
conjunctivitis. De feces van de hond waren bloederig, slijmerig, en hierom
dikke darm diarree.
De zoolkussens van de hond hadden hyperkeratose & dus verdikt hoorn.
(rechts) de longen zijn slecht samengevallen, multifocaal hyperemisch,
en in enkele lobben diffuus hyperemisch. Er is sprake van pneumonie.
In de witte stof van de hersenen zijn multifocaal
bleke foci te zien. De grijze stof is niet afwijkend.
Microscopisch zie je dat de witte stof vacuolen
bevat (→ demyelinisatie), met ontstekingscellen
en capillairen omgeven door ontstekingscellen
(cuffing). Enkele kernen besluiten
eosinofiele virale insluitlichaampjes.