Neurologie, Zintuigen En Anesthesiologie (DB2BNZA)
Tous les documents sur ce sujet (35)
Vendeur
S'abonner
remconederlof
Avis reçus
Aperçu du contenu
- ZS “Van OW en EBC naar NZA” → zie zelfstudies
- Cunningham: Ch3, Ch9, Ch13
Hc1
Voorbereiding
Neurale circuits/pathways die in functie gerelateerd zijn worden vaak samen neurale systemen genoemd.
Gliacellen zijn vang belang voor het onderhoud van de structurele en functionele integriteit van de
neuronen. Ze spelen een rol in: myelineschedevorming, neurale groeiregulatie, bufferen, vorming van
contacten tussen neuronen (synapsen), en immuunreacties.
Het CZS bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Het PZS bestaat uit de spinale zenuwen en
kopzenuwen. Kop- en spinale zenuwen met een motorfunctie bestaan uit (1) axonen van somatische
efferente neuronen die het signaal naar synapsen bij skeletspieren brengen, en (2) axonen van viscerale
efferente neuronen die het signaal naar synapsen bij perifere neuronen brengen die op hun beurt gladde
spier, hartspier, of klierweefsel besturen.
Kop- en spinale zenuwen met sensorische functie bestaan uit axonen van (1) somatisch afferente
neuronen, en (2) visceraal afferente neuronen.
Perifere axonen die van en naar een regio lopen convergeren in een enkele spinale zenuw bij elk
intervertebraal foramen. In het ruggenmerg zijn afferent sensorische en efferent motorische vezels ook
gescheiden: afferent sensorisch komt via de dorsale root binnen, en efferent motorisch verlaat via de
ventrale root. Perifere axonen van/naar het gezicht lopen door verschillende foramina in de schedel.
Het centrale zenuwstelsel kan in 6 anatomische regio’s worden
verdeeld, waarbij evolutionair de oudste delen meer caudaal liggen.
De medulla oblongata, pons, en middenhersenen vormen de
hersenstam. Het telencephalon & diencephalons vormen de
voorhersenen.
Axonbundels die van één plek in het CZS naar een ander lopen zijn
tracts.
1. Ruggenmerg - bevat cellichamen (soma’s) en dendrieten van
motorneuronen. Het bevat ook tracts die sensorische info naar de
hersenen, en motorische info van de hersenen naar de
motorneuronen transporteren. Het ruggenmerg kan zelfstandig simpele reflexen besturen, zoals
rekreflexen en ledemaatretractie bij pijnlijke stimuli.
2. Medulla oblongata – lijkt sterk op het ruggenmerg. De medulla ontvangt ook sensorische informatie en
verstuurt ook motorische signalen naar skelet- en gladde spieren. Deze receptoren en spieren liggen
m.n. in de halsregio. De soma’s van sensorische en motorische neuronen liggen in eigen aggregaten, de
cranial nerve nuclei. Deze nuclei zijn belangrijk voor kritieke levensfuncties, zoals ademhaling,
cardiovasculair, eetgedrag, en vocalisatie.
3. Pons -bevat de soma’s van veel neuronen in een twee-neuron keten die informatie van de
hersenschors naar het cerebellum overbrengen. Het cerebellum en de pons worden door hun
embryologische oorsprong vaak samen beschreven. Het cerebellum is belangrijk voor gecoördineerde
beweging en motoriek. Cranial nerve nuclei van de pons ontvangen ook sensorische informatie van het
gezicht en besturen motorisch de kauwspieren.
4. Middenhersenen – bevat de superieure en inferieure colliculi, welke visuele en auditieve informatie
doorgeven die op andere hersenniveaus is binnengekomen. De cranial nerve nuclei van de
middenhersenen besturen ook oogbeweging en pupilconstrictie.
Elke regio van de hersenstam bevat axon tracts die potentialen van of naar de voorhersenen en van of naar
de ruggenmerg stransporteren. Ook bevat elke regio een deel van de formatio reticularis, een netvormig
complex van nuclei en axonen bij de middenlijn die een rol speelt bij bewustzijn, opwinding, pijnperceptie,
beweging, en spinale reflexen.
5. Diencephalon – bevat de thalamus en hypothalamus, welke beiden meerdere subnuclei bevatten. De
thalamus moduleert welke informatie naar de hersenschors gaat. De hypothalamus reguleert het
autonome zenuwstelsel, bestuurt de hypofyse, en speelt een grote rol in homeostase.
,6. Telencephalon – bestaat uit de hersenschors en enkele subcorticale structuren zoals de basale ganglia
(verzameling nuclei die motorfuncties van de hersenschors moduleren) en hippocampus (belangrijk
voor het geheugen en ruimtelijk leren).
Het gehele CZS wordt omgeven door 3 hersenvliezen: pia mater, arachnoïd, en dura mater.
De pia mater is de binnenste vlies en bestaat uit een monolaag fibroblasten. Het arachnoïd heet een
spinnenweb uiterlijk en bestaat uit fibroblasten. Cerebrospinaal vocht (CSF) zit tussende pia mater en
arachnoïd, in de subarachnoïdale ruimte. De dura mater, als buitenste vlies, is veel dikker en bestaat ook
uit fibroblasten. In de schedel is de dura mater veelal gefuseerd met het bot.
CSF wordt geproduceerd in de ventrikels en wordt door een drukgradiënt vanuit deze ventrikels het
subarachnoïd ingeduwd. Uit het subarachnoïd komt het uiteindelijk in het veneuze systeem. Door de rijke
interactie van ECF met extracellulaire matrix van het CZS, is het van belang voor de afvoer van
afvalproducten en aanvoer van sommige micronutriënten. Het CSF absorbeert ook mechanische schokken
voor het CZS.
Een -motorneuron (lower motor neuron) is een neuron waarvan het soma en de dendrieten in het CZS
liggen, en waarvan het axon door de perifere zenuwen loopt om zo met extrafusale skeletspiervezels te
verbinden. De cellichamen liggen in de ventrale hoorn van de grijze stof van het ruggenmerg of in de cranial
nerve nuclei van de hersenstam. −motorneuronen innerveren intrafusale vezels van spierspoeltjes, en ook
pre- en postganglionaire autonome neuronen. Soms worden de -neuronen ook tot de lower motor
neuronen gerekend.
Ziekte van lower motorneuronen zorgt voor kenmerkende klinische verschijnselen:
• Paralyse/parese - doordat het actiepotentiaal de neuromusculaire synaps niet meer bereikt zal,
ondanks aansturing van de hersenen, verlamming optreden. Bij parese is de verlamming incompleet.
Dit kan komen doordat niet alle -motorneuronaxonen zijn aangetast, of omdat een spier door axonen
van meer dan één spinale zenuw wordt aangestuurd.
• Atrofie – binnen dagen na zenuwschade atrofieert skeletspier distaal van de lower motor neuron
laesie. Men denkt dat het komt doordat verminderde stimulatie leidt tot verminderde eiwitsynthese en
toegenomen proteolyse.
• Verlies van (inter)segmentale reflexen – als een -motorneuron beschadigd is, is de reflexboog
incompleet. Hieruit volgt dus dat reflexen die skeletspierbeweging veroorzaken
niet plaatsvinden.
• Elektromyografische veranderingen.
Schade aan -motorneuronen vindt plaats vaak bij beschadiging van de perifere
zenuw, waarin ook sensorische axonen lopen. Er kan dus bijkomstig sensorisch
verlies zijn.
Upper motorneuronen zijn neuronen in het CZS die de lower motorneuronen
aansturen. Ze zijn afkomstig van één van 3 pathways: corticobulbar (hersenschors-
hersenstam), bulbospinaal (hersenstam-ruggenmerg), of corticospinaal (cortex-
ruggenmerg). Upper motorneuronen maken bewuste beweging mogelijk.
Laesies van upper motorneuronen verschillen van die van lower motorneuronen
m.b.t. klinische verschijnselen, al kan paralyse/parese bij beiden voorkomen:
• Ongepaste beweging – afhankelijk van de locatie van de laesie.
Ruggenmergziekte waarbij upper motorneuronen worden aangetast die er
doorheen lopen, kan leiden tot zwakte onder de laesie. Hersenziekte die de
upper motorneuronen aantast kan stijfheid, aanvallen, afwijkende gang, etc. veroorzaken.
• Geen atrofie – omdat het -motorneuron in tact is. Veel later kan milde atrofie ontwikkelen door
spierinactiviteit.
• Versterkte segmentale reflexen – segmentale reflexbogen zijn niet verstoord. Normaal kunnen upper
motorneuronen sterk inhiberend werken op spinale reflexen, maar door schade hieraan kan
hyperreflexie ontstaan.
,• Normaal elektromyogram – gezien er geen atrofie is en
de lower motorneuronen in tact zijn.
De hoofdfunctie van het autonome zenuwstelsel (ANS/AZS)
is het behouden van homeostase. Het autonome
zenuwstelsel innerveert glad- en hartspierweefsel, en
klierweefsel. Het AZS heeft ook twee perifere neuronen in
het pad naar het doelwitorgaan , terwijl het somatische
zenuwstelsel er maar één heeft. De eerste, het preganglionaire neuron heeft het perikaryon (=soma; =
cellichaam) in het CZS, en de axon innerveert de tweede neuron, het postganglionaire neuron, wiens
perikaryon in een ganglion in de grensstreng (sympathisch) of het doelwitorgaan (parasympatisch) ligt.
Het AZS bevat ook veelal ongemyeliniseerde axonen, terwijl het somatische zenuwstelsel meer
gemyeliniseerde axonen bevat. Somatische neuronen exciteren altijd de skeletspier waarmee ze zijn
verbonden, terwijl neuronen van het AZS exciterend of inhiberend kunnen zijn. I.t.t. de motorische
eindplaat van motorische somatische neuronen worden
doelcellen van het AZS geprikkeld over een grotere afstand via
synaptische boutons (varicosities), die langs de gehele lengte
van de vertakkingen liggen.
Het AZS is opgedeeld in het sympathische en het
parasympathische zenuwstelsel, en soms wordt ook het
enterische zenuwstelsel afzonderlijk gezien.
Het sympathische zenuwstelsel heeft korte pre- en lange
postganglionaire axonen. De preganglionaire axonen passeren
door de ventrale tak en vervolgens de witte ramus
communicans (witte RC) om zo de grensstreng (truncus
sympathicus) te bereiken. Een deel van de postganglionaire
axonen uit de ganglia van de tr. sympaticus gaan weer nabije
spinale zenuwen [1] in via een grijze ramus communicans. Een
ander deel van deze postganglionaire neuronen (m.n.
thoracische en cervicale ganglia) gaan niet weer de spinale
zenuwen in, maar vormen eigen zenuwen die naar het doelweefsel lopen [2]. Sommige preganglionaire
axonen passeren door de grensstreng zonder hier te verbinden met een postganglionair neuron, deze
axonen vormen splanchnische zenuwen. Deze splanchnische zenuwen verbinden later met
postganglionaire neuronen in prevertebrale ganglia [3]. Postganglionaire neuronen van prevertebrale
ganglia innerveren de abdominale en pelvische viscera. Sommige splanchnische zenuwen passeren zelfs
deze ganglia en verbinden direct met de chromaffinecellen van de bijniermerg [4].
Het parasympatische zenuwstelsel
heeft juist lange pre- en korte
postganglionaire axonen. Deze
zenuwen ontspringen in sacrale en
craniale secties van het CZS.
Parasympatische preganglionaire
axonen die het CNS verlaten via
kopzenuwen III, VII, en IX synapsen in
ganglia buiten de schedel.
Preganglionaire axonen die het CZS
verlaten middels de n. vagus (X)
synapsen in ganglia heel dichtbij/in
het doelwitorgaan in de thorax of het
abdomen.
, Acetylcholine is de neurotransmitter voor somatische
neuromusculaire synapsen. Ook wordt acetylcholine
uitgescheiden door alle preganglionaire neuronen bij alle
autonome ganglia.
Acetylcholinereceptoren kunnen muscarine- of
nicotinereceptoren zijn, afhankelijk van de plaats in het
zenuwstelsel. Vaak worden ze beiden echter cholinerge
receptoren genoemd.
De meeste sympathische postganglionaire neuronen scheiden norepinephrine uit. Wat wordt opgevangen
door een adrenerge (𝛼-(1 & 2) & 𝛽- (1, 2, & 3)).
Acetylcholine in de synapsspleet wordt hoofdzakelijk afgebroken door acetylcholinesterase. Noradrenaline
wordt vooral getermineerd door heropname in het presynaptische membraan. (Nor)adrenaline als
hormoon in de bloedbaan wordt daarentegen afgebroken door de enzymen COMT en MAO, m.n. in de
lever & nieren.
De muscarine cholinerge receptoren zijn G-eiwit gekoppelde receptoren. De nicotine cholinerge
receptoren zijn snellere ligand-gated ionkanalen.
Adrenerge receptoren bevinden zich op perifere doelwitweefsels en sympathische postganglionaire
neuronen die noradrenaline uitscheiden. De receptoren kunnen ook geprikkeld worden door
(nor)epinephrine uit het bloed. Alle adrenerge receptoren zijn G-eiwit gekoppelde receptoren, en de
subtypes receptoren (& verhoudingen) bepalen de respons van dat weefsel op sympathische stimulatie.
Veel neuronen zijn in staat tot het uitscheiden van meer dan 1 type neurotransmitter, vaak is dit afhankelijk
van de mate van stimulatie. Deze extra neurotransmitters zijn co-transmitters, en worden gezamenlijk
nonadrenergic, noncholinergic transmitters (NANC) genoemd. Het enterische zenuwstelsel maakt gebruik
van veel meer variatie in neurotransmitters dan het (para)sympathische zenuwstelsel. In het ENS werkt
acetylcholine stimulerend en norepinephrine inhiberend.
Veel organen zijn zowel sympathisch als parasympatisch geïnnerveerd, waarin beide stelsels een
tegengesteld effect teweegbrengen. I.t.t. het sympatische zenuwstelsel innerveert het parasympatische
zenuwstelsel geen structuren van de lichaamswand en extremiteiten.
Autonome reflexen lijken sterk op reflexbogen, alleen reguleren ze echter veel van de viscerale functies
(orgaan-gerelateerd). Het perifere afferente viscerale axon ligt langs splanchnische, craniale, of pelvische
zenuwen (die zelf efferent zijn) richting het CZS. Visceraal afferente neuronen hebben hun perikarya in de
dorsale root of cranial nerve ganglia. Het axon verbindt in de dorsale hoorn of in de cranial nerve nucleus in
de hersenen. Visceraal afferente neuronen die pijn-informatie dragen
liggen vaak in sympathische zenuwen, terwijl de andere afferente
neuronen in parasympatische zenuwen liggen. Doordat de pijn-
dragende zenuwen samen lopen met somatisch afferente en visceraal
afferente neuronen wordt een pijngevoel van een orgaan vaak gevoeld
in de huid die in de buurt van dit orgaan ligt.
Preganglionaire autonome neuronen worden vaak beïnvloedt door het
CZS. De structuren die dit beïnvloeden kunnen echter niet altijd
gemakkelijk (para)sympathisch gelabeld worden, en zijn vaak ook
betrokken bij non-autonome controle. De meeste hersenstamregio’s
die autonome preganglionaire neuronen beïnvloeden ontvangen input
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur remconederlof. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.