Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
NU Hoorcolleges Uitwerkingen - DB2 €5,49   Ajouter au panier

Notes de cours

NU Hoorcolleges Uitwerkingen - DB2

 33 vues  0 achat
  • Cours
  • Établissement

Met deze uitgebreide uitwerkingen van de hoorcolleges van NU hoef je zelf geen uren meer te verliezen met het uitwerken van alle stof!

Aperçu 3 sur 25  pages

  • 29 janvier 2022
  • 25
  • 2020/2021
  • Notes de cours
  • Nvt
  • Toutes les classes
avatar-seller
Hc2
De nier heeft 2 hoofdfuncties: excretie van afvalstoffen & resorptie van
nutriënten, water, en elektrolyten.
Het bloed wat de nier inkomt via de a. renalis verloopt via de aa. lobares tussen
de nierlobben door naar de cortex. De aa.
lobares gaan de lobben in en worden aa.
interlobulares, die uiteindelijk de glomeruli
vormen.
Vanuit de glomerulus vormt het capillair
altijd nog een 2e capillair. Dit kan het
peritubulaire capillair rondom de proximale
en distale tubulus zijn, welke betrokken is bij
resorptie. Het 2e capillair kan ook de vasa
recta zijn, welke langs de lis van Henle
verloopt.

Elk nefron begint met de glomerulus. Het
filtraat wat uit de glomerulus wordt geperst wordt in het kapsel van
Bowman opgevangen & gaat vervolgens naar de proximale tubulus
in de cortex. In de Lis van henle komt het filtraat in de medulla.
Uiteindelijk komt het weer terug in de cortex bij de distale tubulus.
Meerdere nierbuisjes sluiten aan op één afvoerbuis, welke door het
merg loopt en aansluit op een nierkelkje.

Of een stof in de urine verschijnt is een optelsom van filtratie – resorptie + secretie. Zo’n 99,5% van het
glomerulaire filtraat wordt geresorbeerd. Er moet dus 200L plasma worden uitgeperst om een liter urine te
produceren. Slechts 20% van het bloedplasma wordt naar buiten geperst, waardoor er dus 1000L plasma,
dus 2000L volbloed, door de nieren moet stromen voor 1L urine.

De klaring van stof ‘z’ kan berekend worden met:
Cz = (Vurine × [Z]urine)/[Z]plasma

PAH is een stofje die goed wordt gefiltreerd en gesecreteerd, maar
niet wordt geresorbeerd. De CPAH is dan ook gelijk aan de renale
plasmaflow (RPF).
De GFR is de hoeveelheid filtraat geproduceerd door de glomeruli.
Dit is goed mogelijk doordat de glomeruli erg permeabel zijn, grote
oppervlakte hebben, en omdat de Starling krachten filtratie
bevorderen.

Om de glomerulus ligt een laag podocyten die met voetjes in elkaar grijpen.
De filtratiebarrière bestaat uit gefenestreerd endotheel. De 2e laag is het basaalmembraan.
De buitenste laag wordt door de voetjes van de podocyten
gevormd. De ruimtes tussen de voetuitsteeksels worden
overbrugd door een
‘zeef’ van eiwitten
(spleetdiafragma).
Dit spleetdiafragma
bepaalt hoofdzakelijk
wat er wel/niet uit de
glomeruli kan.

, sfincter


Of een molecuul kan passeren hangt af van de grootte, maar ook van de
lading. De glycocalyx is negatief geladen, waardoor negatief geladen
stoffen moeilijker passeren & positief geladen stoffen makkelijk.

De bloeddruk (PGC) en colloïd osmotische druk in de ruimte van
Bowman(𝝅BS) bevorderen ultrafiltratie. Er worden echter weinig eiwitten
gefiltreerd → 𝝅BS ≈ 0.
In tegengestelde richting werken de hydrostatische druk in de ruimte
van Bowman (PBS) en colloïd osmotische druk van het bloedplasma (𝝅GC).
Naast deze krachten spelen de doorlaatbaarheid en het
filtratieoppervlak een rol, samengevat in de filtratieconstante (Kf ).

In tegenstelling tot gewone capillairen vindt er filtratie langs het gehele
capillair plaats. Dit komt omdat de bloeddruk hoog en constant is, en niet zo
heftig daalt als in een gewoon capillair. De PUF (ultrafiltratiedruk) is dus langs
het gehele vat positief. De druk in de glomerulus is zo hoog doordat er geen
efferent capillair, maar een efferente arteriool aanwezig is, welke dus een
sfincter bevat waarmee de bloeddruk ‘upstream’ in de glomerulus hoog is.

De bloeddruk achter de sfincter is juist extra laag. Dit draagt bij aan de
resorptie. In het peritibulaire capillair is de PUF dus altijd negatief.

De GFR is handig om te weten in het kader
van klinische diagnostiek van de nierfunctie.
Hiervoor gebruik je in de praktijk de klaringsformule van creatinine.
Creatinine wordt vrij gefiltreerd, en niet geresorbeerd of gesecreteerd.

Als de GFR daalt wordt er logischerwijs minder uitgescheiden, en stijgt de
plasma-creatinine spiegel (geldt ook voor andere stoffen).

Je ziet in de grafiek dat de GFR
al zo’n 75% kan zijn gedaald
voordat je significante verandereingen vindt in de
plasmaconcentratie van stoffen.

, Hc3
De GFR en RPF zijn relatief onafhankelijk van de arteriële
bloeddruk. Deze autoregulatie gaat via 2 mechanismen:
- Myogeen reflex: rek van de afferente arteriole →
mechanische Ca2+-kanalen openen → ↑[Ca2+]intracellulair →
vasoconstrictie afferente arteriool.
- Tubulo-glomerulaire feedback (TGF): de macula densa
detecteert veranderingen in tubulaire urinestroom door de
elektrolyten in de urine te meten, en beïnvloedt via de
extraglomerulaire mesangiumcellen de gladde spiercellen van
het afferente arteriool.

Deze structuur heet het juxtaglomerulaire apparaat, en bestaat uit de
macula densa, juxtaglomerulaire cellen (granulaire cellen), en
extraglomerulaire mesangiumcellen.

Als er meer urine is, zijn er
(normaalgesproken) meer
elektrolyten, waardoor de NKCC2-
pomp harder werkt en er meer
adenosine ontstaat. Adenosine
bindt de extraglomerulaire
mesangiumcellen → Ca2+-afgifte uit
SR → Ca2+ via gap-junctions naar
gladde spiercellen in het afferente
arteriool → vascoconstrictie.

Uit de granulaire cellen in de
macula densa komt onder invloed van Ca2+ minder renine vrij, wat
uiteindelijk voor daling van de bloeddruk zorgt.
Angiotensine zorgt voor vasoconstrictie van de efferente arteriole.


De proximale tubulus resorbeert het grootste deel van de elektrolyten. Natrium
wordt geresorbeerd met Cl-, of andere belangrijke stoffen (aminozuren, glucose,
etc.). Water wordt osmotisch geresorbeerd secundair aan het transport van de
elektrolyten. Hoewel er veel natrium wordt geresorbeerd, wordt gelijktijdig ook
veel water geresorbeerd waardoor de osmolariteit en [Na+] niet/nauwelijks
veranderen in de proximale tubulus.

De Na+/K+-ATPase zit altijd aan de interstitiële kant.
Deze pomp houdt de intracellulaire [Na+] laag. De
cel is verder ook nog negatief geladen. Er is dus een
elektrochemische gradiënt die natrium de cel
inpompt. Deze drijvende kracht wordt gebruikt om
andere stoffen, zoals glucose, tegen de
concentratiegradiënt te resorberen (secundair
actief transport). De glucose diffundeert passief naar het interstitium en wordt
door het peritubulaire capillair afgevoerd.

Verder distaal in de proximale tubulus zit er minder glucose in de urine, waardoor het transport lastiger
wordt. Een andere transporter transporteert hier 2Na+ met een glucose → hogere affiniteit. Aan het einde
van de proximale tubulus zit er vrijwel geen glucose meer in de urine.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur remconederlof. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73314 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,49
  • (0)
  Ajouter